84 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 28 Junij 1887. licid van dien overweg gewoond en dus die belemmering er kunnen waarnemen. Nu zal die overwegtengevolge van den aanleg van eene nieuwe lijnworden verbreed. Het is dus te voorziendat de sluiting der hekken nog meer dan vroeger zal geschieden dat er derhalve nog grooter belemmering zal ont staan. Spr. heelt getracht informaties in te winnen. Van de eene zijde is hem medegedeeld, dat als de verandering van het stationsemplacement zal zijn voltooidde rangeerlijnen zullen liggen aan de zijde van Harlingenzoodat de overweg bij de Schrans in dat geval alleen voor aankomende ot' vertrekkende treinen zal gesloten worden. Is dat waar dan zal daardoor eene groote verbetering tot stand komen. Doch van andere zijde vernam hijdatwanneer het station een zoogenaamd kopstation was gewordennog meer dan vroeger van de rails aan de Groninger zijde gebruik zal worden gemaakt voor het rangeren der tremen en de belemmering nog grooter zou worden. Spr. rigt dus tot burgemeester en wethouders de vraagwat zal zijn de toestand van den overweg over de spoorbaan in den wegleidende naar den Overijsselschen straatweg, wanneer de uitbreiding van bet stationsemplacement in zijn geheel zal zijn voltooid Blijktdat in het vervolg de overweg alleen ten behoeve van gewone treinen zal gesloten worden, dan heelt spr. geen bezwaar tegen dit voorstelmaar, wanneer het rangeren nog meer toeneemtdan worden de bezwaren van nu zooveel grooterdat hij tot dit voorstel niet zal medewerken. De Voorzitter werd bij den aanvang van de vergadering door den geacliten spreker met diens bezwaar in kennis gesteld, en heeft bij den directeur der gemeentewerkendie deze aan gelegenheid met de betrokken ambtenaren bij de spoorwegmaat schappij heeft besprokenlaten informeren of hem daarbij ook bekend is geworden dat in het vervolg het getal van rangeer- treinen zal toenemen. Hij antwoordde hierop dat dit afhanke lijk was van de dienstregeling doch z.i. niet het geval zoude zijnomdat het aantal komende en vertrekkende treinen niet zal vermeerderen. Het plan bestaat om doorloopende rails naast de bestaande te leggen. Het bezwaar bij den overweg zal dus hoogst waarschijnlijk niet toenemen. Spr. weet wel, dat de verandering zal tot stand komen in het belang van het publiek verkeer en de veiligheid doch overigens is hij niet bekend met de plannendie nog niet openbaar zijn en eerst aan de auto riteiten ter goedkeuring moeten worden opgezonden. Met vol komen zekerheid kan spr. dus den heer Bekhuis niet op de gestelde vraag een antwoord geven. De heer Dirks is het met den heer Bekhuis eens dat die vermeerdering van sluiting een groot bezwaar zal zijnhet spreekt van zelfhoe meer rails hoe meer passage van trei nen. Nu wenscht hij een denkbeeld aan de hand te doen dat hem indertijd reeds bij den aanleg van de spoorlijn naar Groningen in de gedachte is gekomendoch zonder gevolg ge openbaard. Hij heeft hierbij niet op het oog den aanleg van eene passage onder den grond doorzooals bijv. te Arnhem maar wel zooals in Hannover en vele andere plaatsen het ge val is het leggen van een eenvoudige hooge voetbrug over den overweg. Daardoor wordtalthans voor voetgangers al het gevaar en oponthoud voorkomen. De Voorzitter deelt mede, dat hij als burgemeester van Leeuwarderadeel pogingen in het werk heelt gesteld om eene brug van wege het rijk te verkrijgendoch zonder succes. Misschien zou wel op andere wijze aan het bezwaar zijn tege moet te komen. De heer Bekhuis voelt zich door het antwoord niet bevre digd. Hij had gehoopt, dat, bij het voeren der onderhandelingen, deze zaak ware besproken. Op tweederlei wijze kan het be- j zwaar worden verholpen of door alleen aan de Harlinger zijde i van het station te doen rangerenzoodat de overweg alleen j voor gewone treinen dientof door eene brug te maken, niet zooals dit in Groningen en Zwolle op groote schaal is geschied, j maar zooals in Amsterdam bij verschillende overgangen van den Rhijnspoorweg door eene voetbrug van ligte constructie over de rails. Spr. acht dit laatste van groot belang voor de gemeente, ook met het oog op den reinigingsdienst. Hij is bereid daartoe een voorstel te doen doch zou liever zien, dat burgemeester en wethouders hun voorstel terugnamen, ten einde deze aangelegenheid nogmaals met de spoorweg-auto riteiten te bespreken. Zonder zekerheid daaromtrent, moet men op het verzoek van het rijk niet ingaan want, zooals de voor zitter indertijd bij de bespreking van den overweg Achter de Hoven heeft medegedeeld, is het hoogst moeijelijk om wijziging van een bestaanden toestand te verkrijgen. Gaarne zal spr. medewerken tot verbetering van het stationsemplaceinent, maar wil deze gelegenheid niet laten voorby gaan, om tevens ver betering van den overweg daarmede gepaard te doen gaan. De Voorzitter gelooftdat liet in het systeem van den vorigen spr. past, om aan den afstand van grond nog de voor waarde te verbinden dat door en voor rekening van het rijk eene voetbrug over den overweg worde aangelegd. De heer Reeling Brouwer heeft tot dit voorstel mede gewerkt omdat de koopsom voor den af te stanen grond, n.l. de aanleg van een verbindingspoor en rasterwerk, geraamd op ƒ3000 vrij groot is. Werd die som echter nu vermeerderd met de kosten voor een voetbrug, dan bestaat er weinig kans dat het rijk tot de overname zal overgaan, op deze voor de ge meente gunstige bepalingenhet zal den grond onteigenen. Spr. maant tot voorzigtighcid aan, dat men den boog niet te sterk moet spannen, want eischt men te veel, dan verkrijgt men dikwijls niets, 't Zou misschien nog gaan, dat men een alter natief' stelde, öf een verbindingsspoor 61 eene voetbrug, doch beide te vorderen, gaat te ver. De heer Menalda heeft door den heer Bekhuis twee mid delen aan de hand hooren doen, tot bevordering van de veilig heid aan den overweghet eerste, door alleen aan de Harlinger zijde te doen rangeren, het twee dode,or een voetbrug over den overweg te doen slaan. In den loop der discussie geraakte het eerste middel op den achtergrond en schijnt nu alleen het tweede in aanmerking te worden genomen. Spr. is echter van oordeel datwanneer de gemeente konde contracteren, dat alleen ver trekkende en aankomendegeene rangeertreinen den overweg mogten passeren, de veiligheid het beste en gemakkelijkste ware verzekerd. De heer Bekhuis sprak in het belang ook van de arbeiders van het aschlandmaar men vergete niet, dat de wagens ook den overweg moeten passeren en van eene voet brug natuurlijk geen gebruik kunnen maken. Voor het geva dus, dat in het vervolg de belemmering grooter zal worden zullen de wagens van de reiniging toch moeten wachten, het geen voor de wandelaars, die in hetzelfde geval verkeeren, zeker niet aangenaam zal zijn. Spr. acht het dus beter, om meer op het niet rangeren aan die zijde van het station den nadruk te leggen, dan op liet aanleggen van eene voetbrug, die alleen voor voetgangers van nut kan zijn. De lieer Troelstra acht liet denkbeeld van den heer Me nalda zeer aan te bevelen De aanleg van eene brug, die al leen voor voetgangers is bestemdkost aan het rijk geld en blijft toch maar een halve maatregelterwijl eene bepaling zooals de heer Menalda aangaf, zonder kosten gepaard gaat en meerdere zekerheid voor de veiligheid bij den overweg geeft. De Voorzitter deelt mede, dal hij is geinagtigd, het voor stel terug te nemen. Burgemeester en wethouders zullen den ingenieur der maatschappij uilnoodigen een en ander in over weging te nemenwaarna zij welligt met een ander voorstel tot den raad zullen komen. De zaak is echter urgent. De heer Dirks had niet verwacht, dat de discussion, ten gevolge van het door hem aan de hand gedaan denkbeeld dezen loop zoude nemen. Het was geenszins zijne bedoeling om den aanleg van een brug en nog wel van een ijzeren als voorwaarde te stellen maar hij wees daarop, als een middel om het verkeer te vergemakkelijken in het onzekere latende op wiens kosten, hetzij van deze gemeente of van het rijk ol van de gemeente Leeuwarderadeelof misschien van alle te zamen alles voor allen belangrijk en nuttig. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 28 Junij 1887. 85 De heer Bokliuis zegt, dat liet juist zijne bedoeling is ge weest, zooals hij ook heeft gezegd, dat burgemeester en wet houders hun-voorstel weder tot zich zouden nemen, om na te gaan, of aan het bezwaar van den overweg nu niet op eenigerlei wijze zou zijn tegemoet te komen. Hij heeft daartoe 2 middelen aangegeven het bezwaar van den heer Brouwer erkent hij ten volledoch hij had dan ook niet de bedoeling, om de voor waarde het bouwen van een brug, te voegen bij datgenewat bereids is toegezegd. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstei wordt nu door burgemeester en wethouders te ruggenomen. 10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot afwijzing van een adres van het bestuur der winkelvereeniging „Eigen Hulp" om afstand van grond. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten, het verzoek van genoemd bestuurom een gedeelte van het per ceel tuingrond, ten kad. bekend gem. Leeuwarden, in sectie G no. 1213 in eigendom te erlangen, als niet voor inwilliging vat baar te wijzen van de hand. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot afkoop van grondpacht Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten behoudens goedkeuring van lieeren Gedeputeerde Staten hel verzoek van Jonkvrouwe L. G. van Heemstraalhierin te wil ligen en alzoo over te gaan tot afkoop van eene grondpacht zuiver groot f 0.38 in het jaar waarmede het perceelplaat selijk gekwoteerd Nieuwstad no. 45 ten kadaster bekend in sectie G no. 745 en 746, ten voordeelc der gemeente bezwaard is, tegen eene som van f 7.60, zijnde de penning twintig van het zuiver bedrag der grondpacht, onder voorwaarde, dat de kosten der acte van afkoop ten laste van de adressante komen. 12. Voorstel van burgemeester en ivethouders tot intrekking van 's raadsbesluit van 11 Julij 1872 no. 10, waarbij ver gunning is verleend een gedeelte van den llarlinger trekweg als rijweg te gebruiken tegen eene jaarlijksche vergoeding van vijf gulden. Dienovereenkomstig wordt zonder discussie en hoofdelijke stem ming besloten. 13. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan F. Treklofweger aan de waag eene tegemoetkoming in zijn le vensonderhoud toe te kennen. Burgemeester en wethouders stellen voor aan Treklof voor noemd, met ingang van den dag van zijn ontslag als weger aan de waag alhieren tot wederopzeggenseene tegemoetko ming in zijn verder levensonderhoud toe te kennen van ƒ3.— per week. De heer Beucker Andreae heeft het woord gevraagd om te kennen te gevendat hij tegen dit voorstel op gelijke gronden bezwaar heeftals onlangs tegen een soortgelijk voor stel. Hij zal niet in herhaling treden van zijne motieven. De vreestoen geopperd dat het een antecedent voor vele andere gevallen zou stellen, is bewaarheid. Wordt dit nu weer aange nomen dan zullen weer velen volgen. Hij ziet er eene ver momde pensionering in waartegen vroeger bij den raad be zwaar bestond. Hadden burgemeester en wethouders voorge stelddezen ouden beambte eene gratificatie te verleenenspr. zou zich daarmede hebben kunnen vereenigen. De heer PlantöDga zal legen dit voorstel stemmen omdat hij tegen den vorm daarvan bezwaar heeft, doch wil niet ge censeerd wordentegen eene tegemoetkoming in het levenson derhoud van een ouden beambte te zijn. Hij wenscht het te geven in den vorm van eene jaarlijksche gratificatiezoodat de raad telken jare de gronden daarvoor opnieuw kan beoordeelcn, en niet in den vasten vorm van pensionering. Men kan nu wel bij de behandeling van den betrekkclijken post op de begrooting nagaan welke personen in het genot van eene gratificatie als anderzins zijn gesteldmaar spr. acht het niet het regte oogen- blik om de verschillende omstandigheden na te gaan. Dit kan men wel doen als elk jaar het verzoek om eene gratificatie moet worden herhaald. Dc Voorzitter beschouwt het bezwaar als eene kwestie van vorm want geen der leden zal er zeker tegen hebben dat een geineentcbeambte die als zoodanig 50 jaren dienst heeft gedaanvoor zijn trouwe diensten eene belooning ontvangt. Het bezwaar is dus niet van overwegend belang. Bij de be handeling van de begrooting wordt overgelegd een staat van toelichtingwaarop de personen die in aanmerking komen zijn vermeld. Men kan dan beoordeelcn of er termen bestaan, om de tegemoetkoming nog te blijven toekennen. Den heer Duparc deed het indertijd leed dat de verorde ning op de pensionering van gemeenteambtenaren niet de meer derheid van den raad mogt verwerven. Daar is nu echter niets aan te doen, en spr. wil ongaarne menschen, als waarvan hier sprake isde dupe van dc in der tijd genomen beslissing laten worden. Spr. zal daarom het voorstel aannemen. De raad heeft nu elk concreet geval te beoordeelcn. De heer Troelstra sluit zich bij den heer Duparc aan. Tegen den vorm kan geen bezwaar zijnomdat dc toekenning zal geschieden tot wederopzeggens. Bij elke begrooting kan worden overwogen of de omstandigheden van den persoon ook zijn verbeterd door erfenis of wat ook. Ieder zal er overigens wel van overtuigd zijn dat de toestand van dezen 80jarigen man niet veel kans op verbetering heeft. Wat de zaak zelve be treft zoo gelooft spr. dat een particulier ten aanzien van zijn bediendezoo hij het eenigszins kan doen, niet anders zou handelen als nu den Raad wordt voorgesteldwaar het een beambte geldtdie 50 jaren dienst achter den rug heeft. De heer Plantenga is misschien niet duidelijk geweest maar hij heeft met nadruk er op willen wijzen dat hij volstrekt niet tegen het toekennen van eene tegemoetkoming is maar alleen tegen den vormwaarin dat zal geschieden. Door eene gratificatiedie jaarlijks wordt hernieuwd zal deze ambtenaar evengoed gesteund worden als op de wijze als nu wordt voor gesteld spr. koestert volstrekt niet het denkbeeld om hem zoo maar aan den dijk te zetten. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel wordt hierop in stemming gebragt en aangeno men met 11 tegen 2 stemmendie van de heeren Plantenga en Beucker Andreae. 14. Rapport der raadscommissiebelast geweest met het onderzoek der rekening en verantwoording der stadsarmenka mer dienst 7886. Conform het voorstel der eommissie wordt besloten: 1. de rekening en verantwoording over 1886 betreffende het beheer der stadsarmenkamer goed te keuren en vast te stellen als volgtin ontvang tot een bedrag van 35.332.835in uit gaaf tot een bedrag van 34.193.71 alzoo met een saldo van ƒ1139.125 en dit overschot over te brengen op dc rekening van 1887 en wel op de inkomsten van de bijzondere fondsen waar aan eene bijzondere bestemming is verbonden vermeld onder hoofdstuk II afd. III dienst 1886, overeenkomstig de specificatie aan het slot der rekening voorkomende. 2°. aan heeren voogden der stadsarmenkamer 's raads dank te betuigen voor hun beheer. 15. Rapport der raadscommissiebelast geweest met het onderzoek der rekening van het stadsziekenhuisdienst 1886. De Voorzitter deelt naar aanleiding van eene opmerking in dit rapport mede dat het hooge bedrag voor brandstoffen een gevolg is geweestdat wegens de roodvonk-epidemie het hulpziekenhuis zóó lang in gebruik is geweest. Ten aanzien van de uitgesproken wenschelijkheidom voor de levering van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 9