90
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 12 Julij 1887.
G. Benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken aan
de gemeenteschool No. 4.
Op de voordragt zijn geplaatst: 1. Mej. T. Tuinstra te Hui-
zum2. Mej. F. IJpes alhier en 3. Mej. G. Haaitsma alhier.
Met 11 stemmen wordt Mej. T. Tuinstra benoemd. Mej. F.
IJpes verkreeg 1 stem.
7. Benoeming van een gymnastiek-onderwijzer.
De voordragt is zamengesteld als volgt
1. K. Tolk Pz. te Amsterdam, 2. A. J. IJpes te Dokkum en
3. A. C. Sonneveldt te Sliedrecht.
De uitslag van de gehouden stemming is dat 8 stemmen wer
den uitgebragt op A. J. IJpes en 4 op K. Tolk.
A. J. IJpes wordt alzoo benoemd tot gymnastiek-onderwijzer
om onderwijs te geven aan leerlingen van het gymnasium de
burgerdagschool, en de gemeentescholen no. 2 en 10.
Wordt bepaald dat de datum van infunctietreding voor de
beide benoemden nader door burgemeester en wethouders zal
worden vastgesteld.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
van eene verordening omtrent het verstrekken van gelden aan
de stads-bank van leening.
(Zie bijlage n°. 4 tot het verslag van 's raads handelingen.)
Daar geen der leden over liet voorstel in zijn geheel het
woord wenscht te voeren, wordt overgegaan tot behandeling van
de verordening artikelsgewijze.
Artt. 1 tot en met 3 worden onveranderd goedgekeurd.
Art. 4. „De af te geven schuldbewijzen, waarin het doel der geld-
leening moet worden uitgedruktzullen door den burgemeester,
een der wethouders en den secretaris moeten zijn ondertee
kend".
Hierbij geeft de heer Duparc in overweging de woorden,
„zullen moeten zijn onderteekend" te doen vervangen door
„worden onderteekend".
Aldus gewijzigd wordt het artikel goedgekeurd.
Artt. 5 tot en met 8 worden onveranderd goedgekeurd.
Art. 9. „Bij het opnemen der gemeentekas zullen burgemeester en
wethouders het register in art. 7 en de rekening-courant in
art. 8 bedoeld, mede naauwkeurig nagaan. Het bedrag, dat blij
kens de voorhanden ontvangbewijzen meer aan de bank van
leening is geleend, dan ten haren behoeve is opgenomen, wordt
als kaswaarde in het proces-verbaal van kasverificatie ver
meld".
Bij dit artikel geeft de heer Duparc in overweging om de
woorden „zullen burgemeester en wethouders nagaan" te
doen vervangen door „worden door burgemeester en wethou
ders nagegaan".
Dit amendement wordt door burgemeester en wethouders
overgenomen en het artikel wordt dienovereenkomstig vastge
steld.
Bij art. 10 stelt de heer Troelstra voor de datum van in
werkingtreding van deze verordening, in plaats van op 1 Julij
1887, zooais in het ontwerp wordt voorgesteld, vast te stellen
op 1 Januarij 1888.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Daarna wordt het voorstel in zijn geheel goedkeurd en wordt
besloten
1°. Vast te stellen de volgende verordening, omtrent het ver
strekken van gelden aan de stads-bank van leening
De raad der gemeente Leeuwarden
Gelet op het Koninklijk besluit van 31 October 1826, no.
123, betrekkelijk de inrigting der banken van leening, op art.
8 van het reglement voor de stads-bank van leening te Leeu
warden vastgesteld den 4 October 1884 en 12 February 1885,
(Gemeenteblad van 1885 no. 8) en op art. 20 der instructie
voor de ambtenaren en beambten dier bank, vastgesteld den
13 April 1886 (Gemeenteblad no. 9),
Besluit
vast te stellen de volgende bepalingen omtrent het ter leen
verstrekken van gelden aan de stads-bank van leening te Leeu
warden
Art. 1.
Door de commissie van administratie van de stads-bank van
leening mogen ten behoeve dier instelling gelden uit de ge
meentekas worden opgenomen, hoogstens tot een bedrag van
ƒ90,000.
Art. 2.
De benoodigde gelden worden bij den gemeente-ontvanger
aangevraagd overeenkomstig de voorschriftenreeds vastgesteld
bij art. 20 der instructie voor de ambtenaren en beambten der
bank, bij raadsbesluit van 13 April 1886. De verschuldigde
rente wordt door den raad bepaald, doch hoogstens tot een be
drag van vier een tweede procent in het jaar.
Art. 3.
Wanneer de stand der gemeentekas niet toelaat, om de noo-
dige gelden aan de bank van leening te verstrekken of te blij
ven verstrekkengeeft de gemeente-ontvanger daarvan kennis
aan burgemeester en wethouders, die alsdan bevoegd zijn de
ontbrekende gelden op te nemen bij de spaarbank te Leeuwar
den of door het afgeven aan een kassier van promessendis-
contabel bij het hier ter stede gevestigd agentschap der Ne-
derlandsche bankechtermet hetgeen regtstreeks uit de ge
meentekas is of kan worden verstrekttot geen hooger bedrag,
dan door de bank van leening aan de gemeente is verschul
digd en behoudens het maximum in art. 1 bepaald.
Art. 4.
De af te geven schuldbewijzenwaarin het doel der geldlee-
ning moet worden uitgedruktworden door den burgemeester
een der wethouders en den secretaris onderteekend.
Art. 5.
De te betalen rente wordt geregeld als volgt
voor hetgeen wordt geleend van de spaarbank hoogstens
vier procent 's jaars
voor hetgeen op de andere wijze wordt opgenomenhet pro
messen-bankdisconto met hoogstens V» procent provisie
een en ander behoudens vergoeding der gewone onkosten
voor zegel en dergelijke.
Art. 6.
Zoo de stand der gemeentekas ook de geheele of gedeelte
lijke aflossing van niet voor een bepaalden termijn opgenomen
gelden mogt toelaten geeft de ontvanger daarvan kennis aan
burgemeester en wethoudersop wier last de aflossing kan
plaats hebben.
Art. 7.
Van de afgegeven bewijzen van leening en van de aflossing
van elke leening wordt zoowel ter secretarie als door den ont
vanger in een daarvoor bestemd register aanteekening gehou
den.
Art. 8.
Bovendien wordt door den ontvanger met de stads-bank van
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Julij
leening eene rekening-courant geopend waarin alle voorschot
ten en terugbetalingen achtereenvolgend worden geboekt.
Art. 9.
Bij het opnemen der gemeentekas worden door burgemeester
en wethouders het register in art. 7 en de rekening-courant in
art. 8 bedoeld, mede naauwkeurig nagegaan. Het bedrag, dat
blijkens de voorhanden ontvangbewijzen meer aan de bank van
leening is geleend dan ten haren behoeve is opgenomen wordt
als kaswaarde in het proces-verbaal van kasverificatie vermeld.
Art. 10.
Deze verordening treedt in werking met 1 Januarij 1888 met
welk tijdstip vervalt het raadsbesluit van 19 Mei 1853 no.
6/32 zooals dit is gewijzigd bij raadsbesluiten van 30 Maart
1854, 10 November 1870 en 12 November 1874.
2°. Burgemeester en wethouders uit te noodigen, om op de
bepalingen dezer verordening de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten van Friesland te vragen.
9. Behandeling van reclames tegen aanslagen in de di
recte belasting op het inkomen, dienst 1837.
10. Advies der raadscommissie voor de reclames omtrent be
zwaarschriften in beroep tegen aanslagen in de directe be
lasting op het inkomen dienst 1887. j
In verband met de behandeling van deze punten wordt de
openbare vergadering door den voorzitter gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden