122 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 11 October 1887. voorzitter beslotendaarvan aan liet collegie brandmeesters me- dedeeling te doen, als beschikking op hun heden ter tafel ge- bragt adres. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei ding van een adres van J. Rienks e.a., om het gebruik van de weeghuisjes te bevorderen. Burgemeester en wethouders stellen daarbij vooraan de adressanten te kennen te gevendat er geen termen bestaan in den door hen verlangden zin te handelen en hun verzoek derhalveals niet voor inwilliging vatbaar wordt gewezen van de hand. De heer Hijlkema had het voornemen gehad eene lans te breken in het belang van de adressantendoch heeft er van af gezien, tengevolge van de onstandvastige houding en den weinigen ernst die in hunne handelingen doorstraalt. De kwestie der weeghuisjes maakt een treurig figuur in de historie van den Leeuwarder handel. Die voorwerpen zijn gesticht op aandrang van den landbouwenden standgesteund door de kamer van koophandel en de beurscommissie. Op zich zelf is dan ook veel voor het bestaan van weeghuisjes te zeggen, die voor den han del een neutraal terrein zijn waar hij de granen en zaden kan laten wegen en meten. Het weinige succes echter vindt hoofd zakelijk hierin zijn gronddat de landbouwers op onwil stuitten en tegengewerkt werden waardoor van de weeghuisjes weinig gebruik wordt gemaakt. Nu hebben voor een paar maanden een 360-tal landbouwers in de provincie bij advertentie bekend gemaaktdat zij het meten en wegen hunner te Leeuwarden te leveren granen en zaden nergens anders toestaan en voor correct zouden erkennen dan alleen in een der van gemeente wege gestichte weeghuisjes. Dat achtte spr. een flink verschijn sel en hij had er respect voordat men nu eindelijk de han den inéén sloegmaar het is bij dat woord geblevenzonder dat men er naar handelde, zoodat bijv. in de eerste helft van Augustus van de 330 omgeslagen partijen slechts 32 in de weeghuisjes werden gewogen. Wanneer echter de onderteeke naren van die advertentie welke voor het meerendeel Friezen zijn, zich meer gehouden hadden aan het Friesche spreekwoord „it is mei sizzen net to dwaen dan zoude hun verzoek zeer zeker een gunstiger onthaal hebben ondervondenzoowel bij den raad als bij de kamer van koophandel en de beurscommissie. Om bovengenoemde redenen kan spreker zich dan ook wel verceni- gen met het voorstel van burgemeester en wethouders. Hierop worden de beraadslagingen gesloten en wordt het voor stel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders, om over te gaan tot uitloting van twee aandeelen der 4 pCt. geldleening aangegaan in 1853 tot een bedrag van f 147,000. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten. Daarop wordt tot de uitloting overgegaan en worden de nos. 30 en 123 ter aflossing aangewezen. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei ding van een verzoek van het bestuur der vereeniging de Harmonie, om gedeeltelijke kwijtschelding der recognitie over 1887188. De conclusie van dit voorstel luidt te besluiten aan gemelde vereeniging over het jaar 1887/88, tot een bedrag van f 300 kwijt schelding te verleenen van de recognitie bij de overeenkomst van den 4 October 1880 vastgesteld op f 350. De heer Plantenga, die bij de behandeling van een gelijk voorstel in het vorige jaar niet tegenwoordig was zou in dien dit wel het geval ware geweestzich toen geschaard heb ben bij de minderheid, die tegen het aannemen van het voor stel was. Indertijd toch is aan de vereeniging „de Harmonie" het regtom op gemeentegrond een gebouw te stichten op zeer billijke voorwaarden verleend w aaronder in de eerste plaats de betaling van eene recognitie ad ƒ350 als erkenning van het eigendomsregt van de gemeente op dien grond. Nu heeft, naar spr's. overtuigingde gemeente het regt en behoudt het steeds om die recognitie te vorderen. Spr. heeft alle res pect voor hel bestuur der „Harmonie", voor de vele moeiten en de volharding waarmede het tracht die vereeniging staande te houden maar hij keurt het afdat het in ongunstige om standigheden terstond het oog slaat op de gemeente om van haar hulp te vragen. Naar sprekers meening behoort het niet tot den werkkring der gemeente om particuliere inrigtingen te steunen. Zoover strekt zich de werkkring der gemeente niet uitz.i. mag zij er niet toe overgaan om aan eene vereeniging als de ondcrwerpelijkeeene subsidie te verleenen. Wanneer men die aan haar toekentdan hebben ook andere particuliere instellingen daarop evenveel regt en waar zal dan de grens zijn Spr. zal zich om die reden tegen het voorstel verklaren. De heer Duparc meent, evenals verleden jaar, insgelijks zijne stem aan dit voorstel te moeten onthouden, evenwel op een anderen grond als de heer Plantenga. Deze grond is alleen gelegen in den min gunstigen toestand van de gemeentefinan- tiën. Ware dit anders spr. zou met het voorstel kunnen me degaan. Hij weet wel dat de finantiëele toestand van de Harmonie verre van rooskleurig is maar de gemeentefinantiën gaan bij hem voor wat het zwaarste is moet ook hier het zwaarste wegen. De heer Reeling Brouwer acht dit voorstel op dezelfde gronden verdedigbaar als in het vorige jaar. Sinds dien tijd zijn de fmantiën der Harmonie er niet op verbeterd, hoewel men het zich wel had voorgesteld. Waar nu in eene plaats als Leeuwarden eene instelling bestaatals die der Harmonie die tijdelijk in ongunstige finantiële omstandigheden verkeert daar ziet spr. er geen bezwaar indat de gemeentein plaats van haar te drukken er toe medewerkt, om die instelling te helpen en in stand te houden. Tegenover de zienswijze van den heer Plantenga die de indertijd gestelde voorwaarden bil lijk vindtacht spr. de recognitie veel te hoog de indirecte voordeelen voor de gemeente, uit het bestaan van deze vereeni ging voortvloeiendezijn veel grootev dan het verlies dat zij nu bij gedeeltelijke kwijtschelding der recognitie zal lijden. Nu moge men wel zeggendat de Harmonie alleen voor den ge goeden siand bestaathetgeen spr. voor een goed deel moet toe geven naar wanneer men bedenkt, welke uitgaven de ge meente zich getroost in het belang van het grootc publiek, bijv. de groote kosten die het onderwijs medebrengtverder die welke voor de drinkwaterleiding zullen volgen om te voorzien in eene behoede van alle ingezetenen en dan wel voornamelijk van hen, die geene voldoende regenwaterbakken bezitten, dan kan men toch naai billijkheid een besluit, zooals nu wordt voorge steld niet in strijd achten met de belangen van de gemeente. Integendeel, uit een linantiëel oogpunt komt het met haar be lang overeen om het behoud der Harmonie te blijven waar borgen met het oog op de vreemdelingendie deze stad be zoeken. De heer Dirks stemt het den heer Plantenga toe, dat de recognitie ad f 350 billijk wasmaar sinds 1880 is de toestand zeer veranderd. Toen had de grondwaarop de Harmonie is gestichtveel waarde als bouwterreindoch die waarde is in den tegenwoordigen tijd minder geworden. Ook koesterde men de grootste verwachtingen van eene vereeniging als deze dat zij zich in even grooten bloei zoude mogen verheugen als de Harmonie te Groningenmaar daarin heeft men zich bedrogen 'gezien. De heer Plantenga keurde het af, dat men in dezen tegen spoed zich terstond tot de gemeente om hulp wenddemaar dit is volgens spr. niet het geval. Als voorzittend lidsedert hare oprigtingder finantiële commissie der vereeniging, eene commissiedie jaarlijks de begrooting en rekening der directie onderzoekt en beoordeelt, is hij in staat de zaken te beoordce- len en kan hij de verzekering gevendat gedurende de 7 jaren van het bestaan der Harmonie steeds meer en ineer bezuini gingen Zijn in acht genomen. Nu is men echter aan het eind daarvan gekomen en kan derhalve niet gezegd worden dat het bestuur zich maar terstond tot de gemeente om subsidie rigt. De omsiandigheden, die in het vorige jaar tot gedeeltelijke kwijt schelding der recognitie hebben geleid, zijn nog precies dczeltde, Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 11 October 1887. 123 de uitkomsten der rekening evenzoo ondanks de verhooging van contributie. Waar nu bovendienzooals de heer Reeling Brouwer teregt aanmerkte, tengevolge het bestaan van het Har moniegebouw vele vreemdelingen van elders hier komendie dan toch ook hunne verteringen alhier moeten maken daar kan spr. niet inzien dat de gemeente niet zoude mogen me dewerken tot het behoud der vereeniging. De heer van Harinxma thoe Slooten had na de de batten in het vorige jaar verwachtdat thans de discussiën sober en dc argumenten gering zouden zijn. Hij erkent dat hij in dezen niet is teleurgesteld door den heer Duparc die in soberheid van argumentatie zich zelf heeft overtroffen. Die ge achte spreker zeidc alleen daarom tegen dit voorstel te zijn omdat de gemeentefinantiën in geen gunstigen toestand verkee- rcn. Dienaangaande moet spr. er aan herinnerendat voor een paar jaar door burgemeester en wethouders over den treu- rigen toestand dier finantiën, zooals die in veler oog zoude be staan een hartig woordje is gesproken in hunne memorie van beantwoording op het verslag van rapporteurs omtrent de ge- meentebegrooting. Zij gaven toen hunne meer optimistische beschouwingen over de gemeentefinantiën wéér, die door den heer Duparc, naar spr. zich meent te herinneren, met ingeno menheid werden begroet en gedeeld. Burgemeester en wethou ders nemen hetzelfde standpunt inals toen de toestand is niet treuriger geworden, doch absoluut dezelfde, als voor 2 jaar. De soberheid van den heer Duparc in zijne argumentatie zou er echter spr. niet toe geleid hebbenom die te bestrijden indien het niet ware om de laatste woorden van dien geachten spreker. Deze besloot n.l. met de verklaring, dat wat het zwaarste is bij hem het zwaarst moest wegend.i. in dezen de ge meentefinantiën. Spr. vertrouwt dat waar de heer Duparc dit als motief voor zijne stem tegen het voorstel aanvoerdehet eigenlijk eene lapsus linguae was daar hij van dien spreker die steeds getoond heeft een anders gevoelen te eerbiedigen niet kan verwachten dat hij door dat gezegde op de voorstan ders den blaam heeft willen werpen dat bij hen de gemeente finantiën niet het zwaaist zouden wegen. De Harmonie moet niet worden beschouwd als eene vereeniging uitsluitend voor den gegoeden stand toegankelijkmaar als eene, waaraan een indirect voordeel voor de gemeente is verbonden en die een gebouw heeft doen stichtendat in zekeren zin hier ter stede onmisbaar is. Er zijn voordeelendie men ziet en anderedie men met ziet. De laatste nude indirecte kan men aan de Harmonie riet ontzeggen, doch zij zijn niet onder woorden te brengen. Tal van ondernemingen toch zijn voor en na hier op touw gezeldie onmogelijk zouden zijnindien men niet over dergelijk gebouw konde beschikken. Spr. erkent, dat de vereeniging niet belangeloos werktmaar dit is zekerdat zij een groote factor is waardoor de ingezetenen zich aan deze stad hechten. Daarom mag men geen ontkennend antwoord geven op de vraagof men nu de gemeentefinantiën het ten volle toelatendie vereeniging niet door een moeijelijken tijd mag heenhelpen. Dit toch is eigenlijk de kwestie. De indirecte voordeelen voor de gemeente mag men niet te laag schatten en het voorstel is naar spr's. vaste overtuiging in het belang der gemeente. De heer Duparc vindt zich genooptden heer van Harinxma met een enkel woord te beantwoorden en wel naar aanleiding van diens aanmerking op de soberheid van spr's. argumenten. Na het debat van verleden jaar over gelijk voorstel, achtte spr. het bijbrengen van meer argumenten ten eenenmale overbodig. Trouwens zou spr. voor zich ook geen argumenten meer heb ben kunnen aanvoeren. Voor den heer van Harinxma moge dit nu niet voldoende zijn, dit is zijne zaak spr. vindt in het bijgebragte voldoenden grond tot tegenstemmen. Evenals spr. hel gevoelen van den heer van Harinxma eerbiedigtmeent hij eerbiediging van het zijne door dien geachten spreker tc mogen vorderen. Alleen dit noggold het hier eene vereenigingdie de harentwege gegeven wordende uitvoeringen steeds voor het gehcele publiek toegankelijk stelde het ware nog iets anders doch sedert verleden jaar is dit nog veel minder dan vroeger geworden. Van hel standpunt der vereeniging acht spr. dit ge heel teregtdoch het standpunt der gemeente laatvolgens spr.. daarom te minder toe aan het verzoek te voldoen. Overi gens gelooft spr. nu nog nietdatal is de toestand der Har monie ongunstig, de vereeniging te gronde zou moeten gaan, indien zij de volle recognitie moet betalen, gelijk door een der sprekers wordt beweerd. De heer Plantenga is hetwat dit laatste betreftgeheel met den heer Duparc eensdat de Harmonie niet behoeft te gronde tc gaan indien zij 350 recognitie moet betalen. Deze somdie door den heer Dirks hoog wordt genoemd vertegen woordigt een kapitaal dat de grond indertijd als bouwterrein zeker wel zou hebben opgebragt wanneer men bedenktdat nu toch de raad, met hoop van goed succes, bouwterreinen op den voormaligen Zuid-Westerdwinger te koop zal aanbieden, die stellig veel minder gunstig zijn gelegen, dan de grond waarop het Har moniegebouw is gesticht. Wanneer nu een gedeelte van die som wordt kwijtgescholden dan kan spr. het niet anders be schouwen, dan als eene subsidieals een geschenk als 't ware. Spr. is niet overtuigd van de wenschelijkheid daarvan. De heer van Harinxma thoe Slooten doet opmerken dat de heer Duparc, tot op het laatst van zijne woorden dc indirecte voordeelen met stilzwijgen is voorbij gegaan. En juist in die voordeelen ligt alle waarde, die het wenschelijk doet zijn om dc vereeniging door kwade tijden heen te helpen. Wanneer men nagaatwat andere gemeentebesturen doen die zelfs dergelijke vcreenigingen subsidiëren alles met het oog op dc indirecte voordeelendan kan het toch geacht worden niet te veel te zijn gevraagdom voor enkele jaren dit zal nu het tweede jaar zijn afstand te doen van een deel der recognitie eene grondrente van een plek gronddie vroeger der gemeente hoegenaamd geen rente, niets dan last opleverde. En wat betrelt het bezwaar van den heer Duparc, dat het gebouw niet voor iedereen openstaatdaar kan sHr. zijne me deleden van de commissie van toezigt op het lager onderwijs waartoe ook de heer Duparc behoortherinneren aan de groote moeijelijkheidom aan de kinderen van de onderscheidene scholen een feest te bereidentot bevordering van getrouw schoolbezoek en dat dit feest eerst mogelijk werd gemaakt omdat het bestuur der vereeniging „de Harmonie" kosteloos zijne lokalen daarvoor afstond. Wanneer het wordt gevraagd, wordt dat gebouw toch zeer zeker voor het groote publiek opengesteld. De heer Oost0r.aoff kan nog daaraan toevoegen datbij elke gelegenheid dat het gevraagd wordtde lokalen der Har monie beschikbaar worden gesteld. De heer van Harinxma sprak van het kinderfeestspr. wenscht te herinnerendat bij die gelegenheidniet alleen dc zaal kosteloos werd verstrekt maar dat bovendien de prijzen van hetgeen geconsumeerd werd zoo waren geregeld dat er weinig of geen winst werd gemaakt. Bovendien sloeg de vereeniging „Floralia" bij herha ling hare tenten kosteloos in de Harmonie optot het houden der jaarlijksche tentoonstelling van door het volk gekweekte bloemen en planten. Dat nu het bestuur der Harmonie van de gemeente hulp vraagtvindt spr. in tegenstelling met den heer Plantenga niet vreemd voor eene vereeniging, die jaarlijks ƒ700 a 800 in de personele belasting betaalt, welk bedrag zeker wel van invloed is geweest op het gefixeerde cijfer, dat tegenwoordig in de gemeentekas vloeitin plaats van het 4/5 der personele belastingdat vroeger door het Rijk aan de gemeente werd afgestaan. Spr. acht dus eene tegemoetkoming zeer billijk. De heer Plantöllga herinnert, naar aanleiding van de meermalen besproken openstelling voor een schoolfeest en voor de vereeniging „Floralia", er aan, dat volgens de voorwaarden, aan het regl van opstal verbonden liet gemeentebestuur het regt heeftgedurende drie dagen in het jaar over de concert zaal en aanhoorigheid te beschikken. De beu Oost0rh.OfF erkent ditdoch ziet daarin een reden te meerom aan den wensch van het bestuur der vereeniging tc voldoen en het in dezen tegemoet te komen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 2