130
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 8 November 1887.
werd genoemd. Doch dit is waar de gemeente de tolheffing
zal overdragenniet langer haar belang. De vraag is nu
maar of dat voorstel van 1877 door den raad is aangenomen
en zoo jawelk antwoord van den Minister is ingekomen. Is
dat niet geschied of dit met ontvangen en de zaak dus nog
hangendedan zal men niet wel in onderhandeling kunnen tre
den met de provincieomdat die met den Staat niet kunnen
heeten te zijn afgebroken.
De Voorzitter deelt mede, dat indertijd het voorstel van bur
gemeester en wethouders, door den vorigen spreker bedoeld, tot be
sluit is verheven, doch dat, naar hij zich herinnert, nooit een gunstig
antwoord daarop is ontvangen. De reden waarom de zaak is af
gesprongen lag waarschijnlijk hierindat de somvoor de
overdragt bedongen te hoog was. Wat betreft de wcnschelijk-
heid om de tol en het beheer bij hetzelfde gezag over te bren
gen zoo kan welligt bij de Provincie het plan bestaan om ook
de werken bij de Nesserzijl behoorende van het rijk over te ne
men ten einde verbeteringen in den bestaanden toestand voor
de afstrooming in de scheepvaart te kunnen aanbrengen.
Dc heer van Slotordijck gelooft, ondanks de bekomen
inlichtingen niet dat de gevraagde magtiging aan burgemeester
en wethouders kan worden verleend. Het moge waar zijn, dat
geen antwoord is ontvangendit is toch zeker, dat het aanbod
niet is afgeslagen en dus de onderhandelingen met den Minis
ter in den grond van de zaak nog hangende zijn. En al be
staat het plan bij de Provincie om alles over te nemen dat
gaat toch niet buiten den Staat om. Wel kan de Provincie een
of ander overnemen van een lager bestuur, doch dit niet uit
strekken over werken, die bij den Staat in onderhoud zijn.Spr.
geeft derhalve in overwegingom deze zaak aan te houden ten
einde te onderzoekenof er te dezen opzigte tegenover den
Staat nog een band bestaat.
De Voorzittor ziet er geen bezwaar in, om deze zaak aan
te houdendaar toch de kwestiedie het meest urgent was
n.l. de duur der verpachting is afgedaan. Spr. acht echter de
vraag of burgemeester en wethouders vrijheid hebben om in deze
aangelegenheid onderhandelingen met Gedeputeerde Staten aan te
knoopenaan geen twijfel onderhevig. Zij zouden ook daartoe
onder nadere reserve kunnen overgaan. De overdragt van de
werken heeft geen invloed op de tol.
Hierop worden de beraadslagingen gesloten en wordt de
motie van den heer van Sloterdijck, tot aanhouding der beslis
sing zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand-
sche verhuring van de bovenwoning Tuinen 40.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten de boven
woning der huizinge, plaatselijk gekwoteerd Tuinen No. 40, on
derhands voor den tijd van 6 maanden, te verhuren aan Mej.
A. E. Camstra tegen eene huursom van 10.per maand en
verder op de bestaande voorwaarden.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan J.
Schoemaker, onderwijzer aan gemeenteschool no. 4met in
gang van 5 December e. Je., overeenkomstig zijn verzoekeervol
ontslag te verleenen uit gemelde betrekking.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen
verwarmen van het beurslokaal.
Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor, te besluiten:
I. de beurszaal te doen verwarmen met vier vulkagchels op
de wijzezooals door den directeur der gemeentewerken is
voorgesteld bij zijne missive van den 6 October 1887 no. 374/1.
II. Burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner
tijd de noodige voorstellen te doen, ter bestrijding van de kos
ten van aankoop van vier vulkagchels en het maken van
schoorsteenen op het beursgebouw.
De beraadslagingen over dit voorstel worden geopend.
De lieer Plantenga zal zich tegen dit voorstel niet durven
verzetten want het belang, volgens dc beurscommissiedaarin
voor de beursbezoekers gelegen, zal de raad, wanneer hij het
bezoek op de beurs wil bevorderen wel noodzaken om op de
een of andere wijze in de verwarming van dit lokaal te voor
zien. Toch wenscht spr. eene enkele vraag tot burgemeester
en wethouders te rigten naar aanleiding van het advies van
den directeur der gemeentewerken, of liever van eene zinsnede
daarin waar deze zegt eene verwarming met gaskagchels niet
te mogen aanbevelen daar hij er voor vreest, dat de drukking
van het gas over dag niet voldoende zal zijn voor de verwar
ming van dat groote lokaal. Wanneer dit, die drukking, het
eenige bezwaar is, hetgeen spr. niet weet, dan zou z. daarin
toch wel te voorzien zijn. Zoo ja, zou dan eene verwarming
met gasook wat de kosten van aanleg betreft, niet goedkoo-
per zijn, dan een ander verwarmingssysteem. Spr. zou het niet
gaarne dadelijk willen beoordeelen maar zou toch wel gaarne
ziendat het in nadere overweging werd genomen.
De heer Menalda zal evenmin als de heer Plantenga zich
tegen dit voorstel verzetten. Aanvankelijk was hij voor de ver
warming van de beurszaal niet zeer warm gestemddoch na
een onderhoud met een lid der beurscommissie is hij te dien
opzigte veranderd en heeft hij de overtuiging verkregendat
burgemeester en wethouders er goed aan deden dit voorstel te
doenomdat daardoor het beursbezoek in de hand zal worden
gewerkt, de handel bevorderd en het beursgebouw alzoo beter
aan het doel zal beantwoorden waarvoor het gesticht werd.
Ten opzigte van de verwarming wenscht ook spr. eene vraag
te doendoch eene geheel andere als die van den heer Plan
tenga. Hij meent te mogen beweren, dat hij niet tot de al
te ongeloovigen behoort, maar toch komt hem, met de cijfers
van vroeger voor oogen n.l. ƒ4000, ƒ6000, ja ƒ7000 voor
kosten van aanleg van een verwarmingssysteemde mededee-
ling van den directeur der gemeentewerken wat vreemd voor,
dat men nu met eene uitgaaf van slechts ƒ600 kan volstaan.
Zijn geloof schiet hier te kort en daarom had hij het niet
onnoodig geacht, indien de raad meer ware ingelicht omtrent
de middelen, waardoor de voorgestelde verwarming zal wor
den verkregen. Wel stelt de directeur voor om vier vulkag
chels te plaatsenwaardoor volgens hem voldoende warmte
kan worden verkregen, maar hij deelt niets mede over de
capaciteit der kagchels noch over de inhoudsgrootte van de
ruimtedie zij moeten verwarmen.
Te dien aanzien kan spr. eene mededeeling doen uit zijne
ervaring in vroeger tijd opgedaan.
Voor eenige jaren was hij lid eener vergaderingdie evenals
deze te beslissen had over de verwarming van een groote loca-
liteit. Er was voorgesteld om vier kagchels te plaatsenwaar
voor de vergadering, wel gestemd was. Een lid echter maakte
er attent opdat elk dier kagchels een ruimte van hoogstens
600 kubieke meter kon verwarmen. Bij onderzoek was gebleken,
dat bedoelde localiteit een inhoudsgrootte van 2700 kubieke
meter hadzoodat 300 kubieke meter aan verwarming te kort
zoude schieten. Er werd daarom besloten de beslissing op te
schorten totdat nadere inlichtingen waren ingewonnen en ver
kregen. In de daarop volgende vergadering werd dan ook be
sloten om niet de vier bedoelde kagchels te plaatsen, maar
wel één met een capaciteit voor 3000 kubieke meter. Spr. heeft
dit willen mededeelenom ernstig te waarschuwen tegen half
werk en aan te dringen op een nader onderzoek.
De heer Hijlkema kan zich met dit voorstel tot verwarming
wel vereenigen, omdat daardoor in eene dringende behoefte zal wor
den voorzien. Spr. is des Vrijdags ook een bezoeker van de Beurs en
kan uit ondervinding er van mede spreken, dat bij eene koude
temperatuur het verblijf aldaar vaak onhoudbaar is, getuigen de vele
bezoekersdie van koude verkleumd zich in de afrekenkamers
komen verwarmen.
De heer Plantenga besprak eene verwarming met gas en het
bezwaar van den directeur der gemeentewerken daartegen, om-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 8 November 1887.
131
J dat men te weinig drukking zal hebben. Behalve dit, bestaat
I ook nog een ander bezwaar, dat het gas te veel zuurstof wegneemt,
hetgeen door ventilatie moet worden verholpen. Ventilatie staat
echter in dezen vrij gelijk met tocht. Om deze te vermijden
moet men alles in 't werk stellen. De kosten zouden bovendien
veel hooger zijn dan bij gewone verwarming. De kosten voor
de voorgestelde plaatsing van vulkagchels zullen een som
van 600 bedragen. Den heer Menalda moge dit cijfer
vreemd voorkomen maar tegenover eene positieve verklaring
van den directeur, dat dergelijke verwarming voldoende zal zijn,
mag men aannemendat die meening op deugdelijke gronden
rust.
De heer Dirks komt dat bedrag van ƒ600 ook te gering
voorals hij nagaatdat men voor de kerkgebouwen alhier 8
kagchels noodig had ieder van ƒ250. De kosten van 4 dier
kagchels zoude dus op 1000 komen. Nu gelooft hij weldat
de prijs voor kagchels ten behoeve van het beurslokaal geringer
kan zijn, maar gesteld dat die op ƒ150 kunnen worden be
paald, dan is dat toch voor vier 600. Wat blijlt er dan over
voor de schoorsteenen Spr. vreest er voor, dat in de practijk
die som niet aan de verwachting zal beantwoorden en te
laag is.
De Voorzittor deelt mede, dat de directeur der gemeen
tewerken bij de mondelinge toelichting van zijn advies heeft te
kennen gegevendat hij zoogenaamde vulkagchels op het oog
haddie per stuk 50 kosten en waarvan een model in de
ambachtsschool staat en daar zeer goed voldoet. Men mag dus
ook vertrouwen, dat dit het geval zal zijn met de vier kagchels
in de Beurszaal. De kosten van aankoop dier kagchels zullen
nu 200 bedragen terwijl eene som van 400 beschikbaar
zal zijn voor het stellen daarvan en het oprigten van schoor
steenen. Andere kostenals die voor brandstoffen zijn natuur
lijk daaronder niet begrepen. De vroegere sommen, die door
den heer Menalda zijn aangehaaldbetroffen o. a. ook een ver
warmingssysteem met verwarmde lucht, zooals in de Harmonie
is aangewend en eene uitgaaf van ƒ7000 heeft gevorderd. Dit
zou voor het Beurslokaal op 2000 komen te staan.
Burgemeester en wethouders hebben van eene verwarming
met gas geene bijzondere begrooting laten opmaken, daar zoo
danige verwarming huns inziens met te veel moeijelijkheden zou
gepaard gaan.
De heer Dirks vraagt nog of in die som van 50 ook de
ijzeren pijpen zijn begrepen, en zoo ja, of dat dan niet van invloed
zal zijn op de soliditeit. De ervaring met de ijzeren kagcbel-
pijpen in de kerken toch heeft geleerd, dat die ijzeren pijpen
dikwijls vernieuwd moeten worden en het beter ware, om ter
stond koperen pijpen te nemendie echter veel duurder zijn
maar ook zeer veel langer dienst zullen doen.
De Voorzitter deelt mede, dat voor 50 alleen een kagchel
wordt aangeschaft en de pijpen dus uit het restant moeten
worden betaald.
De heer Menalda is bijna bevredigd door de gevoerde dis
cussion omdat bij een totaal gebrek aan het noodige licht
over de zaak, de juistheid van zijn beweren is gebleken, dat er
geen waarborg bestaat omtrent de voldoendheid der aan te
brengen kagchels. Naar aanleiding van de straks door hem
I gememoreerde ondervinding, waarbij hij sprak van eene inhouds-
I grootte van 2700 kubieke meterdie onmogelijk door vier kag-
I chels zoude kunnen worden verwarmdheeft spr. het beurslokaal
I opgenomen. De hoogte van dit lokaaldat volgens ontvangen
I mededeeling 1680 meter oppervlakte heeft, op 8 meter
I ramende, bekomt hij eene inhoudsgrootte van ruim 13000 kub.
I meter. Wanneer men nu die ondervinding van vroeger niet
I voorbij zietdan moet men wel optimistisch zijn, indien men
I van de 4 kagchelsdie men nu op 't oog heeftvoldoende
I warmte verwacht voor zoo groote localiteit. Spr. weet wel
I dat men daar, voorzien van hoed en overjas geene kamer-
I warmte behoeft te verlangen, maar men moet toch kunnen voelen,
dat er gestookt wordt. Hij kan de goede verwachting om
trent die 4 voorgestelde kagchels niet deelen te meer niet
wanneer hij bedenkt, dat het lokaal slechts eens, hoog
stens tweemaal per week wordt doorstookt. Waar hij dus
voor te geringe capaciteit dier kagchels vreestacht hij het
noodigdat de raad beter ten opzigte van hare capaciteit in
verband met de te verwarmen ruimte, worde ingelicht en stelt
voor om te dien einde het voorstel aan burgemeester en wet
houders terug te zenden.
De Voorzittor geeft lecture van het advies van den direc
teur der gemeentewerkenwaaruit blijkt, dat deze alle moge
lijke informaties heeft ingewonnen omtrent de meest aanbeve
lingswaardige wijze van verwarming. Burgemeester en wet
houders hebben zich daaraan gerefereerd en vermeenen, geene
nadere inlichtingen te kunnen verwachten.
De motie van den heer Menalda wordt voldoende ondersteund
en in behandeling genomen.
De heer Menalda kan de verzekering geven, dat wanneer
in de door hem besproken localiteit de eerstbedoelde vier kag
chels waren geplaatst en in gebruik genomen, men dan eene
slechte verwarming zoude hebben gehad. Dit nu kan bij deze
aangelegenheid tot leering dienen. Spr. kan niet toegeven, dat
men al wat de directeur der gemeentewerken zegt, zoo maar
voetstoots als juist mag aannemen, 't Is hier geene ingewik
kelde technische zaak maar eene dieals zij voldoende wordt
toegelicht, zeer goed beoordeeld kan worden door niet-technici.
Dc heer Hijlkema acht het voor de leden van den raad
moeijelijk deze zaak te beoordeelen zoodat zij kunnen en moe
ten afgaan op eene pertinente verklaring van den directeur, die
in deze deskundige is. Mogt echter de motie van den heer Me
nalda worden aangenomen dan hoopt spr. dat dientengevolge
liet aanbrengen van verwarming niet op den langen baan zal
worden geschoven, daar het koude jaargetijde reeds is aange
broken.
De heer de la Faille kan aan den eenen kant wel mede
gaan met het bezwaardat de capaciteit der 4 vulkagchels
niet voldoende is aangetoond en zou daarom nadere inlichtin
gen wenschelijk achtenmaar aan den anderen kant zou hij
het betreuren dat tengevolge van het aannemen der motie
van den heer Menalda, de beursbezoekers voor een groot deel
van het aanbrekende winterseizoen van eene verwarming van
liet beurslokaal zouden verstoken blijven. Er is nu toch al een
geruime tijd verloopen, sinds de beurscommissie in de maand
Mei de aandacht hierop heeft gevestigd.
Daar nu toch de gevoelens over verwarming van het beurs
lokaal in principe niet uiteenloopenwenscht hij het denkbeeld
aan de hand te doen dat de raad in beginsel besluit tot het
doen verwarmen van dat lokaal en omtrent de kagchels nadere
inlichtingen vrage. In afwachting daarvan zou een begin kun
nen worden gemaakt met het bouwen der schoorsteenen.
De heer Menalda is het met den heer de la Faille eens
dat bespoediging der zaak wenschelijk is; hij wil ook aan eene
spoedige uitvoering geen onnoodige hinderpalen in den weg
leggen, maar hij gelooft niet, dat het door dien geachten spr.
aangegeven denkbeeld aanbeveling verdient. Immers, er bestaat
verband tusschen de schoorsteenen en de plaatswaar de
kagchels zullen staan en haar getal, en wanneer reeds nu de
schoorsteenen werden gebouwd, dan zou het later verkeerd
kunnen uitkomen indien het mogt blijken, dat of de kagchels
niet voldeden of de plaats niet geschikt was, of eenige andere
omstandigheid zich voordeed.
Dc heer van Harinxma thoe Slooten stemt het den
i heer Menalda toe, dat het niet aangaat, om magtiging te geven
tot het bouwen van schoorsteenen, terwijl nog in het midden
wordt gelaten welke soort van kagchels zal worden gebruikt.
Daardoor zouden voor burgemeester en wethouders zeker vele