138 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 16 November 1887. in den tuin aanwezig. Voor het toezigt heeft men met de ver ordening te doen terwijl de voorschriften voor den pachter meer zijn eene ouderhandsche opdragt door de verpachters n.L bur gemeester en wethoudershem verstrekt. De heer Koeling Brouwer is het volkomen met den vo- rigen spreker eens. De verordening moet alleen in algemeene termen eene bepaling omtrent het te houden toezigt bevatten, dat aan den burgemeester wordt opgedragendie dat zelf of door anderen kan laten houden. Spr. kan om die reden met en heer Duparc medegaan. De heer Duparc heeft nog een ander bezwaar legen het denkbeeld van den heer Plantenga. Het publick n.l. heelt met te maken met de pachtvoorwaarden doch alleen rekening te houden met de verordening. Deze voorwaarden zijn eene zaak alleen tusschen burgemeester en wethouders en den pachter. De heer PlftlltOIlga kan de bezwaren tegen zijn amende ment billijken en trekt dat nu in. Den heer ThOUDiSSO komt het toch voor, dat tusschen de verordening en de pachtvoorwaarden wel eenig verband bestaat. Bij art. 2 der verordering wordt het rijden met kinderwagens in den tuin niet verboden, maar dan heeft ook, naar spr.'s mee ning de bepaling van art. 18 der voorwaarden geen raison, dat de pachter het regt heeftvergunning te verleenenom tegen betaling van eene retributie met kinderwagens in den tuin te rijden op tijdendat er geen muziekuitvoeringen of vermake lijkheden worden gegeven. Hij zoude met deze bepaling vrede hebben indien in het onderwerpelijke artikel 2 het rijden met kinderwagens werd verboden in dien zin dat het alleen kon geschieden met toestemming van den pachter. Deze zoude an ders niet het regt hebben toelating voor die kinderwagens te weigeren waarvoor geene retributie was betaald. De heer R00ling Brou.W0r kan zich daarmede niet ver vereenigen. Men moet in de verordening zoo min mogelijk be perkingen aanbrengen de tuin is vrijook kinderwagens moeten vrij zijndoch ter voorkoming van den lastdoor een te groot getal veroorzaaktwordt de toelating in de voorwaar den van verpachting in zoover beperktdat eene kleine retri butie wordt geheven. Bij eene bespreking met den tegenwoor- digen pachter is het spr. voorgekomen, dat behoud van deze be perking wenschelijk is. De lieer Tll0UniSS0 kan zich moeijelijk bij dit argument neerleggen dat door de retributie reeds de vrijheid eenigszins zal worden beperkt. Er bestaat absolute vrijheid of geen vrij heid. Is dit laatste het gevaldan moet ook de verordening bepalen dat het rijden met kinderwagens is verboden tenzij met toestemming van den pachter, of wel artikel 18 der voor waarden moet vervallen. De heer Duparc isna eenig nadenken, tot de overtuiging gekomen dat het denkbeeld van den heer Theunisse geen aan beveling verdient. De tuin moet zoo vrij mogelijk blijven ook voor kinderwagensdie er altijd mogten rijden als er geene muziekuitvoeringen of andere openbare vermakelijkheden plaats hadden. Het verblijf in den tuin is voor de gezondheid der kinderen zeer bevorderlijk. Tegen den lastdien het te veel rijden van kinderwagens de andere bezoekers aan den tuin zou kunnen verooi zakenvindt men het correctief in de bepaling der pachtvoorwaardendat de pachter het regt heeftvoor het rijden met kinderwagens eene retributie te vorderenvan dit regt zal bij ongetwijfeid wel gebruik makenook al omdat het bezoek van den tuin er anders onder zou kunnen lijden. Voor het overige heeft men den waarborgdat de kinderwagens in elk geval niet bij muziekuitvoeringen mogen worden toegelaten. De beraadslagingen worden nu gesloten. Het artikel 2 wordt nu met inachtneming van het amende ment van den heer Duparczonder hoofdelijke stemming vast gesteld. Bij art. 3 vi ;i de heer Dijkstra of hierin niet eene kleine toevoeging noodig is. Hij doet dit met het oog op de bepaling in art. 19 van de pachtvoorwaarden dat de pachter het ge pachte zelf moet bewonen en gebruiken of met toestemming van burgemeester en wethouders door een kastelein doen be wonen en gebruiken. Het voorschrift nu van dit artikel dient dus te worden uitgebreid ook voor het gevaldat een kastelein den tuin c.a. in gebruik heeft, zoodat achter het woord „pach ter" moet worden tusschengevoegd de, woorden „of die hem vervangt." Spr. doet daartoe het voorstel. De heer R00ling Brouwor acht deze bemerking m zeker opzigt juist, maar acht aan den anderen kant eene zoo minu- tieuse redactie niet noodig. Onder pachter kan men toch zeer goed hem, in casu den kastelein verstaan, die als pachter op treedt welke opvalling ook vroeger heeft gegolden toen de pacht in handen was van eenige ingezetenen die een kastelein aanstelden. De heer Dijkstra stemt toe dat de pachter in vele ge vallen zijne bevoegdheid aan een kastelein kan overdragen maar deze kan toch in het bij art. 3 bedoelde geval nimmer persoonlijk optredenwanneer dit artikel niet wordt aangevuld. Het amendement van den heer Dijkstra ondervindt geene on dersteuning en wordt alzoo niet in behandeling genomen. Het artikel wordt onveranderd goedgekeurd. Art. 4. De heer Duparc heeft voorgesteld achter het woord „daarvoor" in liet eerste lid te laten volgen „door den ge meenteraad." Dit amendement wordt ondersteund en in behandeling geno men. De heer R00ling BrouW0r acht deze bijvoeging overbo dig daar art. 138 der gemeentewet reeds zegt, dat de raad besluit omtrent het verhuren verpachten enz. van gemeente- eigendommen. Burgemeester en wethouders hebben dan ook niet anders bedoelddan dat de voorwaarden door den raad zouden worden vastgestelddoch dit behoelt met het oog op het aangehaald artikel van de wetniet uitdrukkelijk in de ver ordening te worden vermeld. De heer Duparc wijst er op dat door de bedoelde invoe ring niets anders wordt bepaald dan bij de verordening te be stendigen wat feitelijk plaats vindtgetuige de straks aan de orde zijnde vaststelling der pachtvoorwaarden. Ilet regt van den raad tot vaststelling vindt spr. nog niet zoo duidelijk in het wetsartikel bepaald. Spr. wijst nog op art. 142 der gemeente wet, bepalende, dat de raad zich de vaststelling der voorwaar den van aanbestedingen kan voorbohouden. Spr. gelooft, dat het hier een vrij onschuldig amendement betreft. De heer van Slotordijck is het met den heer Reeling Brouwer eensdat dit amendement volgens den heer Duparc zoo onschuldigoverbodig is. Uit de bepaling van art. 138 Gem. Wet volgt z.i. reeds genoegzaam, dat de voorwaarden dooi den raad moeten worden vastgesteld. Waar de wet spreekt, daar kan derhalve de verordening er over zwijgen. De heer Buma heeft het amendement ondersteund omdat z.i. de toevoeging niet alleen niet overbodig, maar zelfs van over wegend be'ang is. De verwijzing naar het artikel der gemeent- wet acht spr. niet van groot gewigt. Bij het beheer van den Prinsentuin is men immers zoo dikwijis reeds van de algemeene regelen afgewekenja de contributie zelf en allerlei andere on derwerpen betreffende den tuin zijn zoo vreemd aan die wet, dat spr. er geen bezwaar in zietom nu deze bepaling te ver duidelijken opdat men later niet weder van eene afwijking van het gewone beginsel zoude kunnen spreken. Het amendement van den heer Duparc wordt nu in stemming gebragt en verworpen met 10 tegen 8 stemmen. Vóór slem Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 16 November 1887. 139 den de heeren Oosterholf BumaBeucker Andreae Bekhuis, Dijkstra Theunisse Duparc en van der Scheer. Het artikel wordt nu onveranderd vastgesteld. Art. 5. De heer Duparc heeft bij amendement vooi gesteld, in het eerste lid het woord „tijdelijk" te doen vervallen, en, in plaats van „gearrangeerd," te lezen: „voorbereid." Het eerste amendement wordt door burgemeester en wethou ders overgenomen. Omtrent het tweede amendement geeft de heer Reoling Brouwor te kennen, dat hij zich daarmede niet kan vereeni gen want daardoor zou worden uitgeloktdat de vrije toegang ook bij de voorbereiding van feesten kan worden opgeheven hetgeen niet in de bedoeling van burgemeester en wethouders heeft gelegen. Immers er kan geen bezwaar zijn om bijv. bij het in orde brengen van illuminatie of vuurwerk den toegang vrij te houden. De heer Duparc heeft zich bij het lezen van dit artikel wel rr.oeten afvragenwelke de bedoeling van het woord „ge arrangeerd" zou zijn daar het ontwerp niet van eene memorie van toelichting is voorzien. Bij het raden naar die bedoeling is spr. tot de onderstelling gekomen dat burgemeester en wet houders zeker hebben gedacht aan vermakelijkheden, zooals het oplaten van eene luchtballon waaraan eenige voorbereidende werkzaamheden zijn verbonden gelijk verleden jaar bleek en waarbij de ondernemer vergunning had bekomen van het pu bliek entrée te heffen. Voor dergelijke gelegenheden nu kan de vrije toegang worden opgeheven. Is de bedoeling van bur gemeester en wethouders werkelijk zooals spr. vermeentdan zal zij voorzeker beter worden uitgedrukt, indien men het woord „gearrangeerd" doet vervangen door „voorbereid." De heer Dirks kan zich van den heer Duparcdie als een purist bekend staat, begrijpen dat hij dat Fransche woord „ar rangeren" door een Nederduitsch wil doen vervangen maar in de vervanging daarvan vindt spr. hem niet consequent. In dit artikel wordt het vervangen door voorbereidterwijl bij art. 9 wordt voorgesteld om voor „arrangeren" te lezen „geven" en omdat dit laatste woord reeds in den aanhef voor komt aldaar voor gegeven te lezen verleend. Met het oog op de uitgebreide beteekenis die het woord arrangerenin de muzikale wereld heeft, acht hij de laatste verandering zeer te- regt maar vreest er voordatwanneer in art. 5 van voor bereidenzal worden gesproken, daardoor wel eens verwarring zal ontstaan, met betrekking tot den al of niet vrijen en koste- loozen toegang tot den tuin. De heer Duparo is niet onbekend met de beteekenis van het woord „arrangeren" in den zin door den heer Dirks be doeld. Die geachte spreker zal hem echter wel willen toege ven dat men bij het oplaten van luchtballons en andere der gelijke vermakelijkheden waarop deze bepaling zietmoeijelijk aan de „muzikale wereld" kan denken. De heer Hijlkonia vraagtof het niet mogelijk wareom het geheele woord weg te laten. Want de uitdrukkingen^ar- rangeren" of „voorbereiden" zullen met betrekking tof het op laten van eene luchtballon om bij hetzelfde voorbeeld te blij- ven aanleiding geven tot misbruiken. Want naar hij zich herinnert was bij de laatste opstijging de tuin gedurende twee dagen gesloten geweest voor de vulling van den ballon en werd men voor het dilemma gesteld om een dubbeltje entrée te betalen of niet te worden toegelaten. Dat achtte spr. eene onbillijkheid en herhaling daarvan zou vermeden worden in dien het woord „arrangeren" zoowel als voorbereiden" werd weggelaten. De heer R00ling BroilW0r gelooft niet, dat er eenig gegrond bezwaar kan bestaan tegen het woord „arrangeren" dat toch het burgerregt heeft verkregente meer niet omdat het ook ziel op zaken die men op het oog had bij art. 9 le alinea. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement wordt in stemming gebragt en aangenomen met 11 tegen 7 stemmen die van de heeren Dirks den voor zitter Beucker Andreae, Plantenga, Reeling Brouwer, Kui pers en van Harinxma thoe Slooten. Art. 5 wordt nu overeenkomstig het voorstel van den heer Duparc gewijzigd zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Art. 6 wordt onveranderd goedgekeurd. Bij art. 7 heeft de heer Duparc voorgesteld Den aanhef van het eerste lid aldus te lezen „Jaarlijks wordt door burgemeester en wethouders aan ieder gelegenheid gege ven zich te abonneren" enz. in het tweede lid de woorden „in den regel" te doen ver vallen en in het derde lid te doen vervallen „voor officieren f 2.50." De eerste twee amendementen worden door burgemeester en wethouders overgenomen en zonder discussie goedgekeurd. Het derde amendement wordt ondersteund en in behandeling genomen. De heer Plantonga wenscht nog verder te gaan en de bepaling van den abonnementsprijs weg te laten. Hij acht deze niet op haar plaats in eene verordening op het gebruik en be heer van dit gemeente-eigendom en meer op den weg van de verpachters n.l. burgemeester en wethouders. De abonnements prijs moet z.i. niet gegrond zijn op eene verordeningmaar op de kosten van de vermakelijkheden. De abonné's moeten zei ven overwegen of het hun aangebodene de daarvoor gevraagde contributie waard is. Die bepaling in de verordening is onnoodig, en kan bovendien lastig zijn wanneer bij het geven van meer vermakelijkheden burgemeester en wethouders daaraan zouden gebonden zijn. Men moet dat collegie dus vrijlaten in het be palen van den abonnementsprijs. Spr. stelt dus voorom het laatste gedeelte van dit artikel, te beginnen met de woorden: „Het zal in den regel", te doen wegvallen. Dit amendementvoldoende ondersteundkomt in behande ling. De heer Duparc zegt dat deze zelfde zaak een punt van overweging bij hem heeft uitgemaakt doch dat hij na eenig nadenken tot de slotsom is gekomen dat het niet wenschelijk is, de bepaling te doen vervallen. Hij ziel er n 1. een waarborg m, voor het publiek dat er geen te hooge contributie zal wor den geheven. Deze aangelegenheid is bij spr's. interpellatie vóór eenige maanden genoegzaam besproken, zoodatjjhij nu daar op niet zal terugkomen. Hij wil echter voorkomendat in den raad dergelijke geschillenwaarbij de ingezetenen zijn betrok ken zich herhalen. En bovendienvraagt spr.waarom zou in deze verordening niet eene retributie kunnen worden bepaald, evengoed als in elke andere verordening op het genot of ge bruik van eenig gemeente-eigendom? Hij kan dus zeer goed méégaan met burgemeester en wethouders, die het abonnement bij deze verordening willen hebben geregeld. Wat nu spr's. amendement aangaat, de aanleiding daartoe is deze. Dat de officieren minder entrée betalen dan anderen dagteekent van vroeger dagen. Eertijds kon men bijv. op de affiches voor onderscheidene vermakelijkheden steeds lezen „Officieren, mits in uniform, betalen op den len rang half en trée." Toen echter waren de tractementen vrij wat lager dan thans. Spr. kan er intusschen niet de minste reden voor vinden, waarom de officieren, dus ook de hoofd officieren wier trac- tementgevoegd dikwijls bij andere inkomsten het gewoonlijk wel toelaat om den vollen abonnementsprijs te betalenmin der zouden moeten bijdragendan een andere ambtenaar of zooveel kleine burgersdie het dikwijls veel minder goed dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 2