140 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 16 November 1887. de officieren kunnen betalen. Spr. kan ook moeijelijk gelooven, dat de officieren zeiven veel met deze tegemoetkoming van 50 cent kunnen ophebben. Hij voorzietdat hem zal worden tegengeworpen dat men niet moet vergeten het genotdat dooi de officieren aan de in gezetenen wordt verschaft door de muziekuitvoeringen die zo mers van hunnentwege in den Prinsentuin worden gege ven. Spr. zal de eerste zijn om dankbaar te erkennen het genoegen dat hierdoor wordt verschaftmaar acht het eigen lijk beneden de waardigheid van de officieren daarvoor beloo ning te ontvangen in ('en vorm van 50 cent minder voor het abonnement dan ieder ander. De heer Roöling Brouwsr kan zich met het amende ment van den heer Duparc niet vereenigen en welomdat men hier met eene oude traditie te doen heeftwelke tot nu toeook zonder verordening is gevolgd. Om heeren officieren niet te ontstemmenwenschen burgemeester en wethouders dat gebruik te bestendigen. Nog grooter bezwaar heeft spr. tegen het amendement van den heer Plantengawant wat is de aanleidende oorzaak voor het ontwerpen van deze verordening geweest Een storm die was verwekt tegen eene verhooging van de contributie en wel ten bedrage van 50 centswelke niet aan de gemeente kas ten goede kwammaar zou worden aangewend in het belang van de abonné's. Burgemeester en wethouders hebben de heffing der contributie nu bij verordening willen doen bepa len juist om in het vervolg verschoond te blijven van opmer kingen zooals die zijn gemaakt bij de interpellatie deze zaak betreffende. De heer PlaiLtönga heeft den geachten vorigen spreker van een storm hooren sprekendoch daarvan heeft hij niets ge merkt, geen der ingezetenen heeft hij over die verhooging hoo ren klagen. Alleen is het de heer Duparcdie gemeend heeft bedenkingen daartegen te moeten aanvoeren. De heer van Harinxma thoe Slooten zal in het mid den laten of deze verhooging al dan niet buiten den raad is besproken, maar in den raad heeft de heer Duparc het voorze ker met groote ambitie gedaan. Deze heeft echter zijne denk beelden niet zeer gelukkig vertolkten spr. had van hem niet verwachtdat hij in de vermindering van contributie eene be looning zoude zien. Neen, het is een oud gebruik, voortspruitende uit een gevoel van hoffelijkheid tegenover de militairen. Nu be staat er geen motief, waarom met dat oude gebruik moet wor den gebroken. Spr. althans wenscht het in stand te houden tenzij er betere argumenten tegen worden aangevoerd dan nu het geval is. De heer Duparc doet opmerken dat de vorige geachte spr. eene inderdaad benijdenswaardige gave bezit in het critiseren van de wijzewaarop de leden hunne denkbeelden meenen te moeten uitspreken. Spr. heeft van het uitoefenen dezer kritiek op zijne woorden in den laatsten tijd meer dan eens de onder vinding moeten opdoen. Hij moet dien geachten spreker echter beleefd verzoekenhem in het vervolg van deze zijne kritiek te verschoonen. Doch om op de zaak terug te komenspr. heeft een ander begrip van hoffelijkheid. Het is bekend, dat de officieren overal er een bijzonder begrip van hoffelijkheid waardigheid enz. op nahoudenen daarom herhaalt spr.dat de officieren zeiven het niet als eene hoffelijkheid zullen beschouwen, dat van hen twee kwartjes in het jaar minder worden gevraagd, dan bijv. van den kleinen burger. In het bewi zen van hoffelijkheid ook jegens de officieren wil spr. ar Iers ni ?t voor den geachten laat sten spr. onderdoen. En omdat hij nu geen enkel geldig mo tief voor den maatregel kent, is hij er tegen. Spr. wijst er op dat de onderwerpelijke heffing eigenlijk omgaat buiten de bepaling van art. 240 der gemeentewet op het stuk van belas tingen. Niemand echter zou er een oogenblik aan denken, om, bij het vaststellen van de heffing van eenige retributie in den zin van dat artikel, voor zekere klasse van ingezetenen een min der bedrag te bepalen. Het zou trouwens ook een privi legie op het stuk van belastingen zijnin strijd met de grond wet. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het amendement van den heer Flantenga wordt in stemming gebragt en verworpen met 16 tegen 2 stemmen. Vóórstemden de heeren Plantenga en Kuipers. Het amendement van den heer Duparc wordt eveneens ver worpen en wel met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de heeren Hijlkema Bekhuis Dijkstra Theunisse Kuipers Du parc en Menalda. Nadat op eene vraag van den heer Menalda of niet ter ver duidelijking zal moeten worden bepaald dat onder huisgenoo- ten worden verstaandie van in teekenaars door den heer Reeling Brouwer is te kennen gegeven dat zooals de bepaling luidter geen twijfel kan bestaan of de huisgenooten der abon né's worden bedoeldwordt het artikel met inachtneming van de eerste twee amendementen van den heer Duparc vastgesteld. Bij art. 8 heeft de heer Duparc voorgesteld in plaats van sub e „voor de surveillance in den tuin" te lezen „voor het houden van toezigt in den tuin gedurende de muziekuitvoerin gen en vermakelijkheden." Dit amendement wordt ondersteund en in behandeling ge nomen. De heer Duparc heeft met genoegen gezien, dat door bur gemeester en wethouders hier vooral rekening is gehouden met de vroeger door spr. gedane opmerkingen omtrent de regeling van het beheer van den Prinsentuin, en thans het beginsel is gehul digd dat de abonnementsgelden moeten worden gebezigd alléén voor het genot der abonné's. In dit artikel sub e zijn zij even wel van dit juiste beginsel afgeweken. Wordt toch dit onder deel aangenomen dan zal uit het fonds van den Prinsentuin weder alles worden betaald, wat noodig is voor de surveillance van den tuinniet alleen gedurende de muziekuitvoeringen en vermakelijkheden, maar ook voor die op alle dagen der week. Spr. zal niet herhalenwat hij bij eene vorige gelegenheid daartegen heeft aangevoerdmaar alleen er nogmaals op wij zen dat het niet opgaatom het geheele toezigt over den tuin uit het fonds, dus door de abonné's, te doen betalen. In aan sluiting aan zijn vroeger betoog heeft hij daarom deze wijziging voorgesteld. De neer Reeling Brouwer zou zich met het amendement kunnen vereenigen wanneer was voorgesteldom die woor den aan sub e toe te voegenmaar hij wenscht in geenen deele het woord surveillance te doen vervallen. Immers er is aan houdend toezigt noodig op het plantsoen de stoelentafels kinderwagensenz., hetgeen zeker niet in geringe mate den abonné's ten allen tijdeook buiten muziekuitvoeringenten goede komt en dus billijkerwijze door hen moet worden bekos tigd. De heer Duparc kan de noodzakelijkheid der bepaling niet inzien. De stoelen zijn het eigendom van den pachterdus aan diens zorg en toezigt toevertrouwd dit laatste is tot zekere hoogte mede het geval met de kinderwagenswaarvoor de pach ter eene retributie ontvangt. Er blijft dus alleen over de zorg voor het plantsoen enz. Dit is er echter niet alleen voor den tijd, dat er concerten enz. worden gegeven, maar voor alle dagen gedurende welke de tuin voor het publiek openstaat. Spr. zal nog- tans wel geen tegenspraak ondervinden, als hij beweert, dat juist Zondag 's namiddags de bezo kers van den tuin dat zijn de geabonneerden liet minste mot van de bloemen en het plant soen hebben. Het verlangen van spr. is daarom, om alleen het toezigt bij muziekuitvoeringen en vermakelijkheden uit het fonds van den tuin te doen betalen en verder de kosten van het toe zigt te laten bestrijden uit de pachtsom of op zoodanige wijze als noodig zal worden bevonden. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 16 November 1887. De heer Buma acht het hier eene kwestie van beginsel. Naar zijne meeuing moet het toezigt van den Prinsentuin, ge lijk het politietoezigtvoor alle andere gemeentewerken vereischt, bekostigd worden uit den post voor „politie." Wordt nu echter dit gemeente-eigendom voor enkele uren aan de abonné's afge staan dan dienen zij ook voor toezigt gedurende dien tijd te zorgen en wel op hunne kosten. Met het toemgl op andere dagen hebben zij niets te maken. De leden zullen zich dien aangaande nog wel de besprekingen herinneren naar aanlei ding van den post op de rekening van den Prinsentuin overliet vorige jaar voor een uniform van den dagelijkschen wachter, waarvoor f 40 was uitgegeven. He heer van Harinxma thoe Slooten moet er den heer Duparchoewel na diens straks gedane opmerking niet zonder schroom op wijzen dat deze voorbijziet het verband tusschen het genot van de vermakelijkheden en de omgeving in den tuin die toch z.i. onderling zamenhangen. Zooals ook door den heer Reeling Brouwer er op is gewezen wordt liet belang der bezoekers bevorderd door de instandhouding der om geving want dit is zekerdat werd des Zondags de muziek bijv. op een open plein zonder plantsoen gegeven het publiek, althans van het gehalte dat anders den tuin bezoekt, veel ge ringer zoude zijn. Het komt spr. derhalve wenschelijk voor, de bepaling omtrent de surveillancedes noods met toevoeging van de door den heer Duparc voorgestelde woorden, te behouden. Het gaat niet aan, om zooals de heer Buma deedden Prinsentuin alleen als gemeente-eigendom te beschouwen daar deze toch van an dere eigendommen in vele opzigten verschilt. De heer Duparc zou thans inderdaad ook bijna moeten schroomen, om zijnerzijds tegen den heer van Harinxma te spreken. In weerwil echter van het straks gesprokeneziet hij in dat geachte lid een man die zich door te hoffelijke vormen onderscheidt en een te goed debater is, dan dat hij niet altijd gaarne met hem in debat zou treden. Wat de zaak zelve aangaat spr. heeft hierbij steeds op het oog de oorspronkelijke bestemming van den Prinsentuin n.l. om te dienen tot wandelpark. Bij het besluit tot teruggave in ge bruik van den tuin aan de gemeente door koning Willem I in 1819 werd ook de uitdrukkelijke wensch te kennen gegeven dat de tuin steeds tot wandelpark 'zou bestemd blijven. Om den tuin nu als zoodanig te doen dienen, zijn natuurlijk bloemen cn planten noodig. Spr. ziet niet in waarom terwijl de ge meente op tal van plaatsen voor bloemen en planten zorgt uit de geldendoor alle ingezetenen bijeengtbragthier alleen de geabonneerden de kosten er voor zouden moeten betalen. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het amendement van den heer Duparc wordt nu in stem ming gebragt en aangenomen met 14 tegen 4 stemmen die van den voorzitter en de heeren Plantenga Reeling Brouwer en van Harinxma thoe Slooten. Het artikel wordt, aldus gewijzigd, vastgesteld. Op art. 9 heeft de heer Duparc voorgesteld in het tweede lid in plaats ven „arrangeren" te lezen „geven" en dan voor het woord „gegeven" te lezen „verleend." Nadat door den voorzitter is medegedeeld dat dit amende ment door burgemeester en wethouders wordt overgenomen wordt het artikel aldus gewijzigd goedgekeurd. Art. 10. De heer Duparc heeft voorgesteld dit artikel aldus te lezen „Jaarlijks in de maand Februarij wordt door bur gemeester en wethouders aan den gemeentera, rekening en verantwoording gedaan van hun beheer van den tuin over het afgeloopen jaar. Ook dit amendement wordt door burgemeester en wethouders overgenomen en zonder discussie door de vergadering aange nomen. UI Daarop wordt de geheele verordeningmet inachtneming van de aangebragte wijzigingen vastgesteld als volgt VERORDENING op het gebruik en be heer van den Stads- of Prinsentuin Art. 1. Tot den Stads- of Prinsentuin behooren de perceelen kadas traal bekend gemeente Leeuwarden, sectie C, n<«. 1150, 1477, 1478, 1479, 916, 56 en 1377 met de daarop aanwezig zijnde gebouwente zamen groot 1 hectare 84 are 35 centiare. Art. 2. De in art. 1 genoemde tuin en gebouwen zijn in den regel voor het publiek geopend in de maanden Maart en Aprilvan 's morgens 7 tot 's na middags 6 uur, in de maanden Mei, Junij JulijAugustus, September en Octobervan 's morgens 6 tot 's avonds 11 uur. Kinderen beneden den leeftijd van tien jaren worden niet dan onder behoorlijk geleide toegelaten De burgemeester is ten allen tijde bevoegd personen, die zich in den tuin onwelvoegelijk gedragen of de goede orde sto ren te doen verwijderen. Art. 3. Iederdie zich 's avonds tegen het tijdstip voor de sluiting bij art. 2 bepaald, in den tuin of in een der daartoe behoorende gebouwen bevindtis verpligtop de eerste aanmaning van de personenmet het toezigt belastof van den pachterden tuin of het gebouw te verlaten. Art. 4. Hel exploiteren der buffetten en het gebruik der gebouwen worden door burgemeester en wethouders verpacht op daarvoor vast te stellen voorwaarden. Het toezigt op de naleving dier voorwaarden is hun opgedragen. De pachtsom wordt in de begrooling der gemeente verant woord. Art. 5. De vrije toegang voor hel publiek kan worden opgeheven wanneer in den tuin muziekuitvoeringen of andere vermake lijkheden worden voorbereid of gegeven. De bepaling van het getalzoowel als van den tijd, waarop die muziekuitvoeringen of vermakelijkheden zullen worden ge geven is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Art. 6. De in art. 5 genoemde muziekuitvoeringen en vermakelijkhe den zijn toegankelijk voor abonné's, en voor vreemdelingen en niet geabonneerden tegen eene door burgemeester en wethou ders vast te stellen entree. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders aan corporatiën of vereenigingen vrijstelling van entrée verleenen. Art. 7. Jaarlijks wordt door burgemeester en wethouders aan ieder de gelegenheid gegeven, zich te abonneren op de in den tuin te geven muziekuitvoeringen en vermakelijkheden. Het bedrag van het abonnement wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld. Het zal niet te boven gaan Voor hoofden van huisgezinnen en alleen wonende perso nen de som van3. Voor officieren- 2.50 Voor militairen beneden den rang van officier - 1.50 Voor huisgenooten per persoon0.60

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 3