142 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 1G November 1887. Art. 8. De abonnementsgelden en entrée's worden beheerd door bur- meester en w ethoudersei langewend a. tot het geven vnn muziekuitvoeringen en vermakelijkheden. b. tot het verleenen van subsidie aan den pachter voor de door hem te geven muziekuitvoeringen. c. tot het aanbrengen van versieringen en die werken, welke strekken tot het genot der abonné's. dvoor de verlichting gedurende de muziekuitvoeringen en vermakelijkheden zoomede voor liet aanschaffen en verbeteren der daartoe benoodigde toestellen. e. Voor het houden van toezigt in den tuin gedurende de muziekuitvoeringen en vermakelijkheden. f. tot het betalen der belasting op de openbare vermakelijk heden en der kosten vallende op het beheer. Art. 9. Behalve de muziekuitvoeringen en vermakelijkheden in art. 5 bedoeldhebben burgemeester en wethouders het regtom van gemeentewege op zoodanige tijden, als zij zullen goedvinden, feesten in den tuin te geven ol door anderen te doen geven op door het collegie te stellen voorwaarden. Eveneens kan door hen den Pachter verlof*worden verleend, muziekuitvoeringen of vermakelijkheden te geven, tegen betaling van entrée ten zijnen behoeve. De kosten van belasting en verlichting komen alsdan ten zij nen laste. Art. 10. Jaarlijks in de maand February wordt door burgemeester en wethouders aan den gemeenteraad rekening en verantwoording gedaan van hun beheer van den tuin over het afgeloopen jaar. 4. Voorwaarden van verpachting van den Prinsentuin. Artt. 1 tol en met 7 worden zonder discussie onveranderd goedgekeurd. Bij art. 8 wenscht de heer van Eijsinga eene vraag te doen naar aanleiding van de bepaling dal indien de pachter voor eigen rekening muziekuitvoeringen of vermakelijkheden geeft, o.a. de kosten van verlichting ten zijnen laste komen en die voor eiken avond op f 5.worden vastgesteld. Dit bedrag komt spr. buitengewoon laag voor en hij zou willen vragen op welke basis deze berekening berust. De heer Heeling Brouwer acht deze som niet te laag vooral wanneer men in aanmerking neemt dat de uitvoeringen in den zomer plaats hebben zoodat de lichten slechts korten tijd behoeven te branden. Doch al was het te laagdan zou het zich toch compenseren in de pachtsombij de berekening waarvan de pachter zeker dit bedrag in aanmerking neemt. Wat de belasting betreftdie de pachter bij' die gelegenheden voor zijne rekening heeftdeze ziet alleen op de patentbelasting. De heer va 11 Eijsinga betuigt zijnen dank voor de beko men inlichting en zal geen bezwaar maken tegen deze bepaling, nu hem de verzekering is gegeven dat dit bedrag niet te laag is gesteld. Bij art. 9 geeft de heer Buma te kennendat ffïj een amen dement wenscht voor te stellen. Aanleiding daartoe zijn de vele misbruiken bij het bespreken van plaatsen welke werk zaamheid aan den pacl zijn overgelaten. Zoo komt het meer malen voor dat twee tafels worden besproken door familiën die zich vereenigen een onder den luifel en een in den tuin terwijl men het alsdan van het weder laat afhangen, welke dier tafels men zal bezetten. Ook voegen zich dikwijls eenige familiën, die ieder eene tafel hebben besproken bij elkaar aan de tafel en op de plaatsdie hun het beste bevaltof komen in hel geheel nietzonder kennis te geven, dat zij geen gebruik den ken le maken van de besproken plaatsen. In die gevallen blij ven de door hen besproken tafels onbezetdoch mogen niet worden ingenomen door anderenzeer tot ongerief van velen die geen besproken plaatsen hebben en nu moeten blijven rond wandelen. Om aan die misbruiken zooveel mogelijk een einde te maken stelt spr. voor na de woorden „verzekerd zijn" in te voegen de woorden „tot na verloop van een uur na het begin van de vermakelijkheid". Dit amendement wordt voldoende ondersteund en in behan deling genomen. De heer Reeling Brouwer heeft geen bezwaar tegen het denkbeeld op zich zelf, om dit misbruik tegen te gaan, maar acht de voorgestelde beperking van de vrijheid wat al te streng. Men moet niet vergeten, dat men niet met een zaal maar met een tuin te doen heeft, waar veel gelegenheid is tot het verkrijgen van eene plaats. Burgemeester en wethouders zouden dus misschien wel genegen zijn om het amendement over te nemen, indien het werd gewijzigd in dien zin dat het regt op besproken plaatsen eerst na de pauze ophield. De heer Buma heeft op zich zelf geen bezwaar om den tijd van een uur te verlengen maar moet er toch op wijzen dat er vermakelijkheden worden gegeven waarbij geen pauze is als bijv. bij vuurwerk of illuminatie, waarbij vele bezoekers steeds moeten rondloopen, ondanks de tot aan het einde onbezette tafeltjes. De heer van Eysinga kan zich inet de zienswijze van den heer Heeling Brouwer wel vereenigen en stelt dus als sub amendement voorom in plaats van „tot na verloop van een uur na het begin van de vermakelijkheid" te lezen „tot na afloop van de pauze." De heer Hijlkema geeft de voorkeur aan het amendement van den heer Bumaomdat daardoor beter het doel zal worden bereikt, om de bezoekers, die geene besproken plaatsen hebben en dus moeten blijven wandelenzoo spoedig mogelijk in de gelegenheid te stellen zich van plaatsen te voorzien. Het amendement van den heer van Eysinga wordt in stem ming gebragt en verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de heeren Dirks losterholfPlantengaReeling Brou wer, v. Eysinga, van Harinxma thoe Slooten en van der Scheer. Het amendement van den heer Buma wordt daarop aangeno men met 16 tegen 2 stemmen, die van de heeren Reeling Brou wer en v. Eysinga. Aldus gewijzigd wordt het artikel goedgekeurd. Artt. 10 en 11 worden onveranderd vastgesteld. Bij art. 12 brengt de heer Duparc ter sprake de klagten die wel eens over den prijs der ververschingen worden gehoord. Spr. acht het voor eene uitspanningsplaats als de Prinsentuin die als een volktuin is te beschouwenvan groot belangdal de prijs voor dc ververschingen zoo laag mogelijk worde gesteld. Burgemeester en wethouders, die volgens dit artikel jaarlijks het tarief goedkeuren hebben dat geheel in hunne magt. Spr. brengt dit punt met aandrang onder de aandacht van dat col legie. Hij weet weldat een lager tarief invloed kan hebben op de pachtsommaar op den voorgrond moet staandat de tuin bestemd is voor het genoegen van het groote publiek geenszins echter om er voor de gemeente kapitaal uit le slaan. Vroeger hééft spr. deze zaak niet willen aanvoeren omdat hij niet uil het oog verloor, dal de tegenwoordige pachter vijf jaren geledenbij het inschrijven van zijne vrij hooge pacht som zeker op het ook vroeger steeds goedgekeurd hooge tarief heeft gerekend. De heer Heeling Brouwer geeft te kennen dat burge meester en wethouders aan deze zaak hunne aandacht zullen schenken en het tarief binnen een behoorlijken grens houden. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 16 November 1887. 143 Men vergete echter niet, dat het tarief jaailijks wordt goedge keurd terwijl dc verpachting voor vijf' jaren geschiedt. Het art. 12, evenals de artt. 13 tot cn met 1G worden daarop onveranderd goedgekeurd. Art. 17. Naar aanleiding van de 2e alinea, volgens welke de pachter bevoegd zal zijn honden uit den tuin te verwijde ren enz.' stelt de heer Duparc voordie alinea door de vol gende bepaling te doen vervangen „Hij (de pachter) zorgt datindien zich losloopende honden in den tuin bevinden, deze daaruit worden verwijderd. Hij mag met toelaten dat in den vijver wordt gevischt." Spr. wenscht het toelaten van hondendie vaak lastig zijn voor de bezoekers en bovendien wel eens het plan:soen bescha digen met over te laten aan het welbehagen van den pachter. De heer Reeling Brouwer heelt dit bezwaar tegen het amendementdat nu absoluut het medebrengen van honden zal worden verboden. Het weren van honden bij muziekuitvoerin gen acht hij goed maar om het verbod ook uit te breiden voor wandelaars die op gewone tijden met hun hond den tuin be zoeken is z. i. te krasen voor de goede orde niet noodza kelijk. De heer Duparc is van oordeel dat tegenover het genoe gen voor enkele dames en heerenom met hunne honden te wandelenstaat de last voor het groote publiek waarop hij reeds wees. Het amendement wordt aangenomen met 16 tegen 2 stem men die van de heeren Beucker Andreae en Reeling Brouwer. Art. 18. De heer Tlieunisse acht het vreemd datterwijl in art. 2 der verordening op den Prinsentuin de vrijheid van toe gang tot den luin wor.it beperkt voor kinderen beneden den leeftijd van tien jaren in dit artikel aan den pachter het regt wordt verleendvergunning te verleenen tot het rijden met kin derwagens tegen het betalen eener retributiewaardoor hem de vrijheid wórdt gegeveniets te beperken wat bij de ver ordening niet is beperkt. Spr. zou er dus voor zijn om dit art. te doen vervallen en het rijden met kinderwagens geheel vrij te laten. Zitten de kinderen, beneden den leeftijd van tien jaren, in de wagensdan zijn zij van zelf onder behoorlijk ge leide en daarmede is voldaan aan het voorschrift van art. 2 der verordening. Bij de behandeling van dat artikel is straks ge wezen op de gezondheid der kinderen maar wanneer voor dat rijden eene retributie wordt geheven dan zal die maatregel voor hen die wegens het gemis aan een tuin als anderszins daaraan het meeste behoefte hebbeneene belemmering zijn in het zoeken naar een middelom de gezondheid hunner kinde ren te bevorderen. De heer van der Scheer zou integendeel alle kinderwa gens willen weren want hieraan schrijft hij de vele gebrekki- gen toewaarvoor de gemeente Leeuwarden teregt berucht is. De kinderen liggen in eene houding die hen noodwendig ge brekkig moet doen worden. In deze bepaling ziet spr. reeds eene aanleidingdat het getal kinderwagens althans het rij den daarmede zal verminderen. Dc heer Reeling Brouwer wijst er op dat dit artikel uit dc bestaande voorwaarden is overgenomen en van practisch nut is. Want werd deze bepaling niet gehandhaafddan zou den er weldra zoovele kinderwagens komen dat de last voor dc andere bezoekers te groot zoude zijn. De heer van Harinxma thoe Slooten kan er nog op wijzen dat straks door een lid de juiste opmerking is gemaakt, dat in deze bepaling een correctief tegen een te sterk toene mend getal kinderwagens is gelegen. Men heeft le kiezen tus- schen het maken van den Prinsentuin tot een waren kindertuin en het bemocijelijken van de ingezetenen. Verbiedt men abso luut het rijden met kinderwagens, dan breekt men met een oud gebruiken stelt men geene retributiedan zal het getal kinderwagens zoo toenemen dat het verblijf in den tuin voor volwassenen er niet aangenamer door zal worden. Daarom is dit correctief wenschelijk. Dit artikel wordt nu in stemming gebragt en aangenomen met 16 tegen 1 stem, die van den heer Theunisse. De lieer Plantenga was tijdelijk afwezig. Art. 19 wordt, met vervanging van het woord „verpachters" door „burgemeester en wethouders" onveranderd goedgekeurd. De overige artikelen 20—27 worden mede onveranderd goed gekeurd. De voorwaarden worden nu vastgesteld als volgt Art. 1. De verpachting geschiedt voor den tijd van vijf achtereenvol gende jarengaat in voor den tuin en de gebouwen op den eersten Mei 1800 acht en tachtig en voor het woonhuis, op den twaalfden Mei d. a. v., en eindigt op gelijke datums van het jaar 1800 drie en negentig. Art. 2. De pachtpenningen moeten in drie evengroote termijnen en wel vóór of op den eersten Meiden eersten Julij en den eer sten September van ieder pachtjaarten kantore van den ont vanger der gemeente Leeuwarden in gouden of grove zilveren Nederlandsche munt of in Nederlandsch bankpapier worden voldaan. Indien de pachter in gebreke blijft de pachtpenningen op de gestelde datums te voldoenverbeurt hij het voorregt van in termijnen te betalen en zullen de nog onbetaalde termijnen da delijk en in eens vorderbaar zijn terwijl de pachtsom over ieder nog volgend jaar in één termijn vóór of op den eersten Mei van dat jaar zal moeten worden gestort. Art. 3. Met uitzondering alleen van de grondbelastingmoeten alle op het gepachte liggende of gedurende den pachttijd gelegd wordende belastingencontribution en aanslagen door den pach ter worden voldaan. Mede zal hij op de eerste aanvrage aan de gemeente voldoen, de door haar betaalde kosten van verzekering tan 't gepachte tegen brandschade. De gedurende de jaarmarkt geheven belasting op openbare vermakelijkheden komt niet ten laste van den pachter, tenzij die vermakelijkheden door den pachter voor eigen rekening worden ondernomen in welk geval ook de belasting door hem zal moe ten worden voldaan. Art. 4. De pachter zal verpligt zijn de aanwezige tuingoederen en de verdere voor de exploitatie vereischte mobilia van den te- genwoordigen pachter over te nemen, volgens tauxatie van twee deskundigen waarvan een door den pachter en een door den nieuwen pachter zal worden benoemd, terwijl bij verschil tus- schen de deskundigen, een derde door Burgemeester en Wet houders zal worden aangewezen. Bij het eindigen van den nieuwen pachttijd zal de alsdan op volgende pachter op dezelfde wijze de aanwezige goederen moe ten overnemen. Art. 5. De pachter zal zich in de exploitatie van den tuin en de na koming der pachtvoorwaarden onderwerpen aan hel toezigt van Burgemeester en Wethouders. Art. 6. Buiten toeslemming van Burgemeester en Wethouders mag

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 4