lis
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 16 November 1887.
vraagoi' het niet wensehelijk ware, liet werk nog wat uit te
stellen.
De heer BokhuiS zal zichhoewel hij uiet veel van het
door den heer van Harinxrna gesprokene met kan instemmen
nu maar bij dezen post nederleggen.
Dit artikel wordt nu onder vermindering met 175, goedge
keurd
De overige artikelen van deze afdeeling, alsmede die van afd.
11, 111 en IV worden onveranderd vastgesteld.
Bij volg. 125, art. 1 van aid. V, hoofdstuk V aankoop van
grondstoffen voor de gasfabriek" ƒ57740, brengt de heer Plan
ton ga een punt ter sprake, waarop hij ook in de sectie de
aandacht heeft gevestigd. Bij de gewisselde stukken is deze
zaak behandeld bij de inkomsten. Spr. brengt het evenwel nu bij
de uitgaven ter sprake, omdat bij eene eventuele verandering der
cijfers deze beter bij de uitgaven kan geschiedendan bij de
inkomsten omdat in dat geval een equivalent in een andere
bron van inkomstnl. den hoofdelijken omslag of meerdere
opcenten op het persomrei zoude moeten worden gevonden, terwijl
de raad niet bij magte is daarin verandering te brengen zonder
aizonderlijke besluitendie dan nog de goedkeuring van hooger
collegie vereiscben.
Spr wil voor een oogenblik burgemeester en wethouders toe
geven, dat de ontvangsten circa f 50(H) meer zijn geraamd, dan
door de gascommissie volgens de door haar ingediende begroo
ting welk meerder bedrag is gebaseerd op meer gasverbruik
maar daarbij heeft men geen rekening gehouden met de om
standigheid, dat bij meer gasverbruik natuurlijk de kosten dei-
exploitatie ook toenemen. Het een staat in onafscheidelijk ver
band met het andere. De directeur der gasfabriek heeft gere
kend op 80.000 hectoliter steenkolen neemt echter het gasver
bruik toe met 70.000 stères, zooals door burgemeester en wet
houders wordt verondersteld, dan zal ook in evenredigheid 3000
hectoliter steenkolen meer noodig zijn, dus een meerdere uitgaaf
van ongeveer f 2000. Spr. laat in het midden, of de optimis
tische beschouwingen van burgemeester en wethouders regt van
bestaan hebben, maar deelen kan hij ze niet. De gemiddelde
opbrengst van het gas over de eerste 8 maanden van dit jaar
is 6°/e minder dan over gelijk tijdvak in 1880; alleen de maand
September, waarin de opbrengst 8% meer dan in 1886 heeft
bedragen, maakt eene uitzondering. Daardoor blijft evenwel de
geheele vermindering over de eerste negen maanden in plaats
van 6®/o> 5°/o-
Op grond van een en ander stelt spr. voor, om den post voor
aankoop van grondstoffen met f 2000 te verhoogen.
zullen zijn. Om die reden zal spr. nu ook tegen dezen post
stemmen.
Den heer de la Faille verwondert het riet, dal de heer
Bekhuis aan zijne meening getrouw b ijftmaar wil toch doen
opmerkendat de meeste dier bezwaren tegen dezen post ver
vallen door de omstandigheid, dat burgemeester en wethouders
geene som hebben voorgesteld, maar eenvoudig een memorie-
post om bij aanneming daarvan te kennen te gevendat de
zaak aanhangig blijft, gelijk ook in 1886 is te kennen gegeven
dat de aangelegenheid bij de behandeling van de begrooting
over 1888 in overweging zoude worden genomen. Deze post
zegt derhalve nog niets. Eerst wanneer het eene kwestie van
uitvoering wordtdan kunnen de bezwaren worden besproken
en zal kunnen blijkenof de meerderheid er mede instemt.
Spr. zal dus ook niet in details treden en argumenten in het
voordcel der zaak in het midden brengen, doch alleen medewer
ken tot het doen aannemen van dezen post, het minste, wat de
raad wel doen kan ter bevordering van een groot volksbe-
lang.
Dit voorstel wordt niet ondersteund en blijft dus buiten be
handeling.
De post wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Plantenga verklaarde zich tegen.
Afd. V, VI en VII van dit hoofdstuk worden onveranderd aan
genomen.
Bij volgn. 141, art. 1 van afd. VIII vraagt de heer Bekhuis
het woord. Hij herinnert aan het voorgevallene in de raads
zitting van 28 December 1886 toen de raad te beslissen had
over een adres tot oprigting van gemeentewege van eene publieke
zwem- en badinrigting. Hij heeft toen verklaard te zijn een
groot voorstander van de stichting van dergelijke inrigtingdes
noods met kosteloos gebruik van gemeentegrond of eene subsidie
uit de gemeentekas, maar dat het z. i niet op den weg der gemeente
ligt, om eene volks-zwemplaats op te rigten. De bezwarendie
hij destijds legen eene oprigting van gemeentewege hadbe
staan nog. Maar ook dan wanneer hij was voorstander van
eene gemeente-volkszwemplaats dan nog had hij bezwaar tegen
dezen memorieposten wel voornamelijk T omdat de gevolgen
welke dergelijk besluit zoude hebbenniet te voorzien zijn.
Want er is nog geen geschikte plaats te vinden en de kosten
zijn nog geheel onbekend hoewel 'lie zeker niet onbeduidend
De heer Plantenga verwijst naar het verslag van de rap
porteurs waaruit blijktdal de sectiën eenstemmig waren in
het gevoelen dat aanneming van dezen post gelijk staat met
het besluit, om in het volgende jaar tol oprigting van dergelijke
inrigting van gemeentewege over te gaan. Het antwoord van
burgemeester en wethouders is, dat ook zij die opvatting deelen
en bij aanneming van den post een bepaald voorstel zullen in
dienen tenzij aldus voegen zij er voorzigtigheidshalve
bij het mogt blijken dal geene geschikte plaats is aan te
wijzen of de inrigting te groote uitgaven mogt vorderen. Spr.
zal zich dus tegen dezen post verklaren, omdat door aanneming
daarvan een principieel besluit wordt genomen. Ofschoon hij
niets wil afdingen op het wenschelijke van eene volksbad- en
zweminrigting, zoo behoort zoodanige inrigting z. i. toch geheel
tot, wat men noemt, „particuliere hygiëne"; zij kan daarom
niet gerekend worden als noodzakelijk voor het algémecn be
lang en ligt het derhalve niet op den weg van de gemeente
om daarin te voorzien, hoe wensehelijk hel ook overigens zijn
moge. De gemeente kan naar zijne meening niet in alle par
ticuliere belangen voorzien. Op dat gebied is zooveel te doen
dat hij zou vreezendat wanneer al het wenschelijke werd
gedaan men wel eens het noodzakelijke zou moeten achter
wege laten.
Behalve uit principeis spr. er ook tegen omdat hij be
ducht is voor alle consequentien. Men weet niet hoe groot ter
rein noodig is waarschijnlijk zullen gebouwen moeten worden
gesticht en vele beambten aangesteldmogelijk ook wel eene
inrigting voor warme baden enz. Wanneer een zoodanige in
rigting van gemeentewege wordt opgcrigtdan zullen daaraan
allerlei eiscben worden gesteld en men mag dan ook veronder
stellen datwat de gemeente doelgoed gedaan worde.
De heer Duparc zegtdatzoo ooit van een groot volks
belang sprake kan zijndit voorzeker het geval is, als er wordt
voorgesteldeene volks-zweminrigting op te rigten. Het be
hoeft toch zeker geen breei betoogdat de mindere man tot
het vinden van de gelegenheid, om te voldoen aan de behoefte
van den mensch tot reiniging van zijn ligchaamverre ten
achteren staat bij de meergegoeden, die öf de gelegenheid daartoe
in inrigtingen buiten 's huis kunnen vinden óf zich die in hunne
eigen woning knunen verschaffen waartoe later wanneer de wa
terleiding zal zijn tot stand gekomennog te beter de gele
genheid zal bestaan. Spr. zou het daarom zeer wensehelijk
achten indien deze inrigting wanneer zij althans niet te groote
kosten eischtzoo mogelijk, nog tegelijk met de opening der
waterleiding kon worden tot stand gebragt.
De heeren Bekhuis en Plantenga hebben tegen eene oprigting
van gemeentewege hetzelfde bezwaarzij vree-ten n.l. voor de
consequentien. Spr. deelt die vrees niet. Hij is bovendien van
gevoelen, dat, waar het, gelijk hier, zulk eene goede, zulk
eene hoogst nuttige zaak geldt, men niet altijd angstvallig moet vra
gen. wat later in andere gevallen misschien ook zou moeten ge
bieden elk geval moet men in het concrete behandelen. Spr.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 16 November 1887.
11!)
de haar door eene subsidietoen eene verecnigiug zich tot dat
doel had gevormd.
het in dezen geheel eens met den heer de la Failledie er
op weesdat het minste, wat de raad voorloopig voor dit groote
volksbelang kan doer.is het aannemen van dezen post. Daar
door wordt volstrekt niets gepraejudicieerd. Zelfs de tegenstan-1
ders van eene oprigting van gemeentewege kunnen er geen be- i (^al burgeme
zwaar tegen hebben, daar voor de uitvoering later toch een geplaatstdat m beginsel tot op.-igtmg var. eene grinoentelij-
voorstel van burgemeester en wethouders moet komentenzij
gebrek aan plaats of te groote kosten een hinderpaal in den
weg leggen. Eu ieder lid is dan nog altijd vrij
of niet aan bel voorstel te geven.
zijn stem al
De heer Bekhuis acht die woorden „tenzij enz." zeer rek
baar. Immersschier elke plaats kan geschikt worden ge
maakt en wat betreft de kosten die blijven voor verschillende
beoordeeling vatbaar. Spr. herhaalt hetdat hij zeer gaarne
wil medewerken aan het bevorderen van dit volksbelanguit
persoonlijke middelenhoe gering ook en door steun uit de
gemeentekasmaar hij moet zich ten sterkste verklaren tegen
eene gemeentelijke oprigtingomdatzooals hij
zeide de gevolgen niet zijn te overzien.
De Voorzitter gelooft, dat uit alles voldoende is gebleken,
jester en wethouders zich op liet standpunt hebben
t lat in beginsel tot oprigting van eene gemeentelij-1
ke zweminrigting worde besloten. Spr. drukt vooral op die uit
drukking omdat de heer Plantenga er zich blijkbaar een te
uitgebreid denkbeeld van vormt. Door de verbodsbepaling in de
verordening wordt het baden lastig gemaaktmet dat gevolg
dat de boeren er over klagen dat de jongens op hun land ko
men, om in de slootcn te baden. Er bestaal dus gebrek aan
eene gelegenheid voor baden en zwemmen. Vooral dit laatste
meenden burgemeester en wethouders ook te moeten aanmoe
digen om welke redenen zij dit principieel besluit wenschten
uit te lokken.
Zooals bekend is is deze memoriepost overigens een gevolg
van het door de werklieden-vereeniging alhier indertijd inge
diend adres waarop aan de adressanten is berigt, dat de op
rigting bij deze begrooting in overweging zou worden genomen.
Het is evenwel nog zeer onzeker of burgemeester en wethou
ders met een positief dan wel een negatief voorstel zullen komen
De heer de la Faille had niet verwachtdat burgemees- dat zjj jet|er geval een voorstel moeten doen is zeker. De
ter en wethouders zoo sterk zouden drukken op de beteekenis jieer Bekhuis zeide wei, dat na aanneming van dezen post de
van den memoriepost, maar dat men in <le aanneming raa(j dc oprigting moet overgaan, doch dat hangt nog van
van den post meer eene uitnoodiging aan burgemeester en wethou- veleriei omstandigheden af, zooals burgemeester en wethouders
«Iers zoude zien, om met een voorstel tot den raad te komen dan dan hebben te kennen gegeven.
een principieel besluit. Spr. zal dit voor een oogenblik in het ls er geen geschikte plaats aan te wijzenoi zijn de kosten
midden laten, om voor do oprigting zelve eene lans te breken. I van oprigling cn exploitatie te hoog dan zal 'men de zaak
straks reeds
Hij heeft niet op het oog eene grootsche inrigting, met een
talrijk personeelwaar men allerlei soort van baden koude
warme ja misschien wel Turksche baden kan nemen maar
zooals burgemeester en wethouders het teregt noemden eene
eenvoudige zwem- en badinrigtingwaar het volk gelegenheid
zal hebben binnen eene enceintedus aan het oog van het
publiek onttrokkenzich te verfrisschen en te reinigen zooals
het nu wel doet in buitenwaterenin strijd met de verorde
ning. Daardoor zal een groot belang van het volk worden be
hartigd. Mogelijk zal men daartoe een der vijvers later op
uonactiviteit gestelddoor het inbrengen van stroomend water
kunnen inrigten.
De heer Bekhuis komtnaar aanleiding van de opmer
king van den vorigen sprekernogmaals terug op de beteeke
nis van dezen memoriepost. Hij herhaalt hetdat naar zijne
wel moeten laten rusten.
In het oordeel daarover blijven zeker de raadsleden vrij ook
na aanneming van den memoriepost.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Volgn. 141 wordt nu aangenomen met 11 tegen 8 stemmen,
die van de heeren OosterholT, Hijlkema, Plantenga, Bekhuis,
DijkstraKuipersMenalda en van der Scheer.
Volgn. 142 en 143, art. 1 en 2 van hoofdstuk IV worden on
veranderd goedgekeurd.
Bij volgn. 144, „onderhoud van huizen en gebouwen aan de ge
meente behoorende" wenscht de heer van Sloterdijck eene
opmerking te maken die noch in de sectiën noch bij de rap
porteurs is ter sprake gekomen.
1-— Aanleiding daartoe is het be-
opvatting na aanneming van dezen post de raad zicli nooit zal j rig, v;m Gedeputeerde" Staten omtrent het herstellen van hel
kunnen onttrekken aan liet doen oprigten van eene gemeente- hulpziekenhuis welk berigt onlangs aan den raad is mede-
lijke zweminrigting. Altijd zal op dit besluit worden gewezen ge(leeidi yMU s()r. zich „iet vergist, dan luidde het antwoord
hetzij de oprigting met of zonder bezwaren kan tot stand komen. yal| ,d collegie; dat ,„agtiging voor het bestuur van het
stadsziekenhuis tot het doen van die herstellingen niet noodig
De heer MljlkeiUA sluit zich bij de zienswijze van den heer was j omdat de gebouwen van het ziekenhuis liet eigendom der
Bekhuis aan. De zaak hangt nog in de luchter is nog geen gemeente zijn. Met het oog daarop zijn de kosten voor die her-
geschikte plaats te vinden, het koslenbedrag is onbekend, kortom, stelling ten onregte op de begrooting voor het ziekenhuis ge
waar alle vaste gegevens ontbreken zou spr. het eene onge- bragl Blijft nu die begrooting onveranderd, en wordt dus de
rijmdheid noemen om dezen memoriepost aan te nemen. De van 2200 voor die herstellingen in de rekening voor die
bezwaren tegen de oprigting zullen zich later wel openbaren. instelling opgenomen dan wordt ze niet ouder eenig ander
artikel der gemeenterekening opgenomen. Spr. zou het dus ra-
Dc heer van Sloterd ijck zal niet ontkennen, dal aanne- j tioneel vinden, dat deze post met f 2200 werd versterkt en de
ming van dezen post den raad zal verpligtcn een zwem- en ÉBÉB I::i" u~
badinrigting op te rigtenmaar er staat tegenoverdat, bij
verwerping, de raad besluit tot niet-oprigting. Misschien ware
het voorzigtiger geweest den post niet op de ontwerp-begroo
ting te plaatsenmaar nu hij er eenmaal op staatgaat
met liet aannemen of verwerpen gepaard het besluiten tot het
al of niet oprigten van die inrigting. Met het oog hierop doen
de voorstandeis wel, om den post niet te verwerpen.
post op de begrooting voor liet stadsziekenhuis met gelijk be
drag verminderd. Daardoor zal aan de bedoeling beant
woord en aanmerkingen op de gemeenterekening over 1888
vermeden worden. Alvorens daartoe het voorstel te doen
wenscht hij eerst het gevoelen van burgemeester en wethouders
en van den raad te vernemen.
De lieer Buma vindt daarin veel waars, maar acht het toch
j gevaarlijk om nu in dezen stand van zakenterwijl de zaak
nog voor hooger beroep vatbaar is
De heer Plantenga IS het, wat de laatste opmerking bc- nog voor hooger oeroep vaiuaai ia dezen post te verhoogen
den lieer van Sloterdijck niet eens. Wel watvooral ook omdat de burgemeester niet aanwezig is. Deze toch
maar er bestaat gele- heelt zoo groot aandeel in de tegenwoordige correspondentie over
i I iKol ciarlgzipkpnhms dat snr
treft, met den lieer van Sloterdijck
de oprigting van gemeentewege betreft
genheid genoeg, dat de voorstanders van
ar er oesiaai geie- D
bcllliCIU dergelijke inrigting de attributen van het bestuur van het stadsziekenhuis dat spr#
zich zeiven helpen of zich tot den raad wenden om steun ge- niet gaarne buiten hein om tot deze verhooging zoude overgaan.
lijk ook indertijd met de ambachtsschool is geschied. De raad Daarenboven men zal altijd later de zaak nog kunnen vinden
weigerde die school van gemeentewege op te rigten, doch steun- door eene wijziging dei geineeulebegrooting.