152 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 November 1887. ol het de friesche boterhandel voor vermindering zal behoeden. Spr. stelt nu de vraagof het bij burgemeester en wethou ders ook overweging zou verdienenom van dat adres nota te nemenen, hetzij door een adres van adhacsie hetzij op an dere wijze de zienswijze van het gemeentebestuur aan de Staten te doen kermenten einde deze bron van inkomsten voor ver lies te bewaren. De Voorzitter acht het niet gewenscht ten aanzien van deze zaak eenigen invloed uit te oefenen. Wat de uitkomst zal zijnzal geheel afhangen van hetgeen in den aanstaanden zo mer door de Staten zal worden beslistof het al dan niet ge wenscht ishet reglement op de botervaten te behouden. Bij die beslissing zal natuurlijk het belang der zuivelbereiding op den voorgrond staan en dit is tevens ook voor onze gemeente van het grootste belanggrooter nog dan het behoud der waag- regten. Intusschen is het wel te verwachten dat het hoogste bedrag aan waagregten is ontvangen. De toestand toch is dezemeer en meer worden fabrieken tot bereiding van boter opgerigt deze hebben hun eigen verpakking, en laten hun boter niet aan de waag wegen. Het gevolg daarvan'is, dal de aanvoer aan de waag op den duur minder moet worden. Intusschen meent spr. dat over 1888 op het geraamde bedrag kan worden gerekend. De heer d.0 la FaillG betuigt zijnen dank voor de beko men inlichtingen. Het doelmet zijne opmerking beoogd, was alleen om de opinie ten deze van burgemeester en wethouders te leeren kennen. Hij heeft de overtuigingdat burgemeester en wethouders steeds de aandacht gevestigd houden op de finan- tiëele belangen der gemeente, en zou niet gaarne een stap willen doen die als eene ontijdige inmenging bij Ged. Staten zou kunnen gelden. Volgnos. 9 tot en met 17 worden nu onveranderd goedge keurd. Bij volgno. 18 „Opbrengst van schoolgelden" zegt de heer Bokhuis dat hetzoolang hij de eer heeft lid van den raad te zijn steeds zijne aandacht heeft gelrokkendat dit cijfer betrekkelijk laag is' tegenover de posten van uitgaaf voor het onderwijs. Waar nu voor de goede instandhouding van de ge meentehuishouding binnen kort versterking van de inkomsten zal blijken noodig te zijndaar men spoedig voor groote uitga ven zal staan bijv. de subsidie voor de drinkwaterleiding e. a., daar zou spr. burgemeester en wethouders in overweging willen gevenomwanneer over die versterking der inkomsten wordt gedachtde aandacht te vestigen op dezen post. De heer Duparc moet den lieer Bekhuis die wel is waar in algemeenen zin over de schoolgelden heeft gesproken er op wijzen dat de groote uitgaven voor het onderwijs in deze ge meente voor een belangrijk deel de kostelooze scholen ten goede komen. Spr. was op dit punt niet voorbereiddoch ware dit wel 't geval geweesthij zou den geachten spreker hebben kunnen aantoonen, dat de kosten der inrigtingen van onderwijs voor kinderen uit den gegoeden stand betrekkelijk gering zijn daai het bezoek van deze inrigtingen van dien aard is, dat, na aftrek van de rijksbijdrage, de schoolgelden voor een goed deel de uitgaven bestrijden. Vooral is dit het geval met de scholen tot voorbereiding van hooger en middelbaar onderwijs. Eenige jaren geleden werd dit ook reeds uiteengezet in een rapport van eene commissie uit de vereeniging voor volksonderwijs. En nu zal de geachte sprekerzeker niet verlangen om de ouders dier kinderen een hooger schoolgeld te doen betaleneigenlijk ten behoeve der scholen voor on- en minvermogenden. De iieei VBH Ha,riDXlna th.00 SlootGn heeft geene mag- tiging van burgemeester en wethouders, om namens hen te ant woorden maar wil toch niet de gelegenheid laten voorbijgaan om te kennen te geven dat hij ersoonlijk absoluut ongenegen isom mede te werken lot het doen van een voorstel voor verhoo ging dei- schoolgelden of dat te ondersteunen. Hij vermeent, dat Leeuwarden zich in een gunsligen toestand van het onder wijs mag verheugen jaren lang is er aan gewerkt om het onderwijs tot eene goede hoogte op te voeren, om tal van scholen te stichten. Nu het onderwijs, dank zij de vele zorg, lot eene zekere trap van bloei is gestegenzal spr. niet medewerken om het in de waagschaal te stellen tegenover een hooger schoolgeld want hij is er van overtuigd dat dergelijke maat regel een knak zal geven aan den bloei van het onderwijs. Het onderwijs, zooals het nu is, is te beschouwen als een afgedane zaak vele en belangrijke opofferingen heeft de gemeente zich moeten getroosten, om tot dit standpunt te geraken en zoolang dus niet is bewezen dat door hooger schoolgeld de bloei van het onderwijs niet in gevaar zal komen zal men daardoor in reactie komen, met hetgeen de raad lot stand heeft gebragt. Om die reden zal spr. nooit daartoe medewerken. De heer B0khuis heeft geene bedenking tegen de uitgaven ten behoeve van het onderwijs ingebragt maar heeft alleen de vraag willen bespreken, of niet eene versterking der inkomsten zoude kunnen worden gevonden door eene verhoogmg van de schoolgelden. Naar hij gelooft, zou het onderwijs daardoor niet behoeven te worden geschaad. De schoolgelden zijn ontegen zeggelijk gering en leveren eene onbeduidende bijdrage voor de instandhouding der scholen. Er kan dus geen bezwaar tegen eene billijke verhooging bestaan. Spr. verschilt ten dezen met de vorige sprekers maai kan zijne overtuiging niet verzaken. Komt er eenmaal een tijddal de gemeente-inkomsten moeten worden versterkt, dan zijn met de belastingen, maar de school gelden de eerstaangewezene, om te worden verhoogd. De heer Th0UniSS0 kan de juistheid van het beweren van den heer Bekhuis dat een verhooging van schoolgeld niet aan het onderwijs zal schaden niet beoordeelen daar hij geene ondervinding daarvan heeft. Maar dat een hooger schoolgeld het onderwijs voor den middenstand minder toegankelijk zou makendaaraan valt niet te twijfelen en om die reden hoopt spr. dan ookdat de opmerking van den heer Bekhuis geen aanleiding zal geven tot het in overweging nemen van voorstel len in dien geest. Wanneer men zooals spr., is gezegend met een talrijk kroostdat veel behoefte heeft aan onderwijs op een tijd waarin de middelen beperkt zijn om er in te voor zien dan is hel vooral voor de vele burgers uit den midden stand van groot belangdat men met betrekkelijk geringe kos ten goed onderwijs kan verkrijgen. Doch als de tijd is aange broken dat de kinderen niet meer schoolgaan dan voegt het den huisvaders beter om op indirecte wijze mede iets in de kosten vooiy het onderwijs te blijven bijdragen dan in den tijd, dat de kinderen jong zijn. M. a. w. het is hun dan bijv. veel gemakkelijker om 40 voor het onderwijs bij te dragen bij wijze van belasting, plus een matig schoolgeld, dan vroeger 150 alleen voor schoolgeld. Spr. heeft eenvoudig als zijne ineening willen doen uitkomen dat men niet direct het schoolgeld moet opvoeren maar indirect ook hendie geen schoolgaande kin deren hebben voor het onderwijs laten bijdragen. De heer van Harinxma tllO0 Slooton zal de verga dering niet vermoeijen met eene afgedane zaak die eigenlijk niet voor discussie vatbaar is tenzij men komt met bewijzen. De heer Bekhuis heeft gezegd te geloovendat het onder wijs bij eene verhooging van schoolgeld geene schade zoude lij den. Dit is dus eene kwestie van geloof. Spr. zal dat in het midden laten maar moet er op wijzendat geloof niets be- teekent tegenover bewijs. Spr's opinie over deze zaak is an ders hij weet hoe zwaar het velen valthet schoolgeld te be talen zoodat zij gedrongen zijn hunne kinderen naar kostelooze scholen te zenden. Hij kan dus bewijzen bijbrengen van het tegendeel van hetgeen de heer Bekhuis maar gelooft. Maar bovendien verwacht spr. van den raad zooals hij nu is zamen- gesteld en die belangrijke uitgaven in het belang der ingezetenen heeft gevoteerd dat hij niet tot dien maatregel zal overgaan. De Voorzittor kan den heer Bekhuis, op diens vrij perti nente vraag, geen antwoord gevenin welken zin dan ook. Wel kan hij hein mededeelen dat eene verhooging van school Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 November 1887. 153 geld weinig zoden aan den dijk zou brengendaar deze toch altijd binnen zekere grenzen moest beperkt blijven. Zoo zou, wanneer het schoolgeld voor het gymnasium met ƒ20 werd ver hoogd dat voor 100 leerlingen ƒ2000 zijn, maar de helft daar van zou slechts ten bate der gemeente komen en de andere helft ten voordeele van het Rijk door de mindere subsidie die van de verhooging het gevolg zou zijn. De heer B0khuis is straks begonnen met te zeggen dat het alleen in zijne bedoeling lagom op deze zaak de aandacht te vestigenhij zal daarom nu niet in weerlegging treden met de heeren van Harinxma en Theunisse. Hij hooptdat het oogenblik voor eene versterking der inkomsten niet zal aan breken doch hij vreest er wel voor en hij kan de verzekering gevendat hij er met voor te vinden zal zijn zoolang deze post onveranderd blijft. Dit art.en de volgende artikelen van afd. 1hoofdst. II worden onveranderd vastgesteld. Hoofdst. Ill, art. 1. Ingevolge de plaats gehad hebbende verhuring van het exer citieveld Achter de Hoven wordt de post in dit artikel sub e niet 43.75 verminderd. Evenzoo nemen burgemeester en wet houders het voorstel van rapporteurs over om den post sub k met 70 te verminderenmet het oog op het niet verhuurd zijn van de plek tuingrond aan de St. Anthonijstraat. De voorstellen van burgemeester en wethouders tot vermin dering van de posten sub a en o in art. 2 volgn. 21 respectie velijk met ƒ125 en ƒ65 worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgn. 22 tot en met 32 worden onveranderd vastgesteld. De post onder volgn. 33 wordt overeenkomstig het voorstel der rapporteurs met ƒ300 verminderd. Volgn. 34 tot en met 37 blijven onveranderdterwijl zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van rapporteurs wordt besloten in te voegen een nieuw artikel 17a, volgn. 37a, „re tributie voor het hebben van eene kiosk aan den stations weg" ƒ5.—. Bij volgn. 38 „opbrengst der exploitatie van de gasfabriek zegt de heer Blan t0nga dat hij, nadat zijn voorstel, straks bij volgn. 125 van de uitgaven gedaan, geen instemming heeft gevondenthans de discussiën over dit onderwerp niet zal her openen maar zich op dezelfde gronden tegen dezen post ver klaren. Hij verlangt echter geen stemming. De heer B0kh.uis wenscht naar aanleiding van het ge zegde van den heer Plantenga, dat zijn denkbeeld geen in stemming heeft gevonden zijne opinie omtrent dezen post te doen kennen. De strijddie de heer Plantenga niet laat rusten is in beginsel juist en de volharding van den geachten vori- gen spreker draagt spr.'s volle sympathie weg. Toch zal hij zich voor dezen post verklaren omdatzooals hij o. a. ten vorigen jare heeft aangetoond, uit de jaarrekeningen blijkt, dat de ontvangsten en uitgaven van de gasfabriek beide in den goeden zin meevallen. Het artikel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangeno men. De heer Plantenga verklaard zich tegen. De hoofdstukken IV en V worden onveranderd goedgekeurd. In verband met de genomen besluiten en aangebragte wij zigingen wordt hoofdstuk XI „onvoorziene uitgaven" vastgesteld tot een bedrag van 4340waarna de balans van de begroo ting voorloopig wordt vastgesteld als volgt Inkomsten729,012.02i Uitgaven- 729,008.60 Waarschijnlijk saldo 3.42^ 6. Verslag van rapporteurs omtrent het onderzoek in de sectiën van de nota van den heer Duparc omtrent conversie van gemeenteschuld. (Zie bijlage n°. 12 tot het verslag van 's raads handelingen.) Rapporteurs stellen voorde nota van den heer Duparc voor kennisgeving aan te nemen. De heer Duparc zal zich niet verzetten tegen de conclusie, om zijne nota voor kennisgeving aan te nemen. Toch wenscht hij een woord te spreken tot regtvaardiging, zoo noodig, van de indiening der nota. Met het oog op de gebleken ongeneigdheid der leden thans tot eene conversie te besluiten zal spr. haar niet verder aan bevelen, evenmin de zoogenaamde moraliteit van den maatregel bespreken. Hij gelooftdat met dit woord bij conversion maar al te veel wordt geschermd. Hij zal zich slechts veroorloven, eenige opmerkingen in het midden te brengen naar aanleiding van het verslag van de commissie van rapporteurs. Gelijk spr. in zijne nota zeide, was het eenvoudig zijne be doeling, op nieuw de aandacht van den raad op de wenschelijk- heid eener conversie van de bestaande 4 pets. schuld te vesti gen, waardoor reeds in het eerste jaar de gemeente een bedrag van ruim 7000 zou besparen aan rente. Hij zou er niet toe zijn overgegaan indien nadat hij bij de behandeling der be- grooling voor 1887 eene gelijksoortige nota had ingediend, bur gemeester en wethouders slechts een enkel woord hadden ge sproken. Spr. had daarnaar een jaar lang uitgezien door de toezegging van den voorzitter ten vorigen jare, de zaak bij bur gemeester en wethouders ter sprake te zullen brengen, waarop dan welligt een voorstel zou volgen. Niets echter is door bur gemeester en wethouders gedaan. Ook niet in de memorie van toelichting bij de begrooting voor 1888, die toch zoo gereede aanleiding er toe gaf. Daarom mogt spr. het stilzwijgen niet bewaren de zaak was er te belangrijk voor. De commissie vraagt waarom spr. zich niet heeft ver zet tegen de verzending zijner nota naar de afdeelingen en niet liever terstond een voorstel gedaan om de zaak door burge meester en wethouders te doen onderzoeken? Spr. antwoordt, dat niemand der leden meer dan hij verwonderd kon zijn, toen indertijd het voorstel van den voorzitter kwam tot de bedoelde verzending. Niet één lid verklaarde er zich echter tegen. Had spr. het nu moeten doen Dat voorstel zelf kon hem toch niet onaangenaam zijn, juist met het oog op de mogelijkheid dat het onderzoek, de gedachtenwisseling in de sectiën nu te eerder tot eene opdragt aan burgemeester en wethouders zou leidenom met een voorstel voor den dag te komen. Dat de nota niet meer gemotiveerd was had eene natuur lijke reden. In 1880, toen voor het eerst sprake was van conversieplannenmoest nog over het beginsel zelf worden beslist. Destijds werd de vraag daaromtrent toestemmend be antwoord en als gevolg werd bij de tweede conversiein het jaar 1884, de principiële kwestie dan ook in 't geheel niet meer gesteld. Eene vraag van dezen aard was dusthans nadat vroeger binnen vier jaren tot tweemalen toe tot eene conversie was overgegaan, geheel overbodig. Spr. meende er zich thans alleen toe te moeten bepalen om de alles behalve ge ringe Pmantiële voordeelen die eene eventuele conversie thans de gemeente zou aanbrengen in het licht te stellen hij had slechts cijfers te geven. Spr. gelooft ten slottedat eene conversie van de 4 pets. schuld in een 3 pets. fonds in den tegenwoordigen tijd waar lijk niets buitengewoons zou zijn. Om niet te spreken van de verleden jaar tot stand gebragte conversie van de Nederl. 4 pets. in een 3 pets. fonds, noemt hij niet alleen eenige provin ciën maar zelfs niet minder dan zestien gemeenten van ons landwaaronder de meesten van minder beteekenis dan Leeu warden waar in den laatsten tijd dergelijke conversie is volbragt. In de prijscourant der effecten, die aan de Amsterdamsche beurs worden verhandeld kan men vele daarvan dage lijks tot koersen van 97 pet. en hooger genoteerd vinden. Nog slechts een paar maanden geleden werd door de kleim?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 9