Vergadering van Dingsdag 13 Maart 1888.
16
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 28 Pebruarij 1888.
sten der rekening van den Prinsentuin over 1887, dient hij toch toe minder gelukkig was en het koopen van fraai je en meer
voor het geval, dat die kosten uit het beheer van den Prinsen-vreemde soorten liet streven moet zijn.
tuin zullen moeten worden gevonden, tot juiste beoordeeling van
den voorgestelden maatregel, eenigszins op de hoogte te zijn van j
de daaraan verbonden uitgaateene kennisdie in ieder geval
wenschelijk mag worden geacht.
De heer Duparc zegtdat ook zijne aandacht op het punt
der kosten was gevallen. Hij heeft er zich naar geïnformeerd
en daarbij vernomen, dat de kosten ongeveer f 500 a ƒ000, mis
schien wat
De heer Menalda zal aan het voorstel van burgemeester
en wethouders zijne stem niet geven, en wel om twee redenen.
Hij is met het plan zelf weinig ingenomen. Tegenover de abon-
né sdie volgens burgemeester en wethouders op dezen maat
regel zouden hebben aangedrongenkunnén zeker vele anderen
gesteld wordendie er minder mede zijn ingenomen ook, om-
»- dat zij m die vogel verzameling zullen zien een punt van bijzon-
meer zullen bedragen. Spr. gelooft nu wel niet,dere attractie voor kinderen en zij er niet op gesteld zullen zijn.
dat het een groot bezwaar zal opleverendie uitgaaf te vinden j dit is uit menjg couranten.artitel beken(, J
uit de fondsen van den Prinsentuinmaar hij wenscht zich toch j meer naar den tuin te lokken
zijn later uit te brengen stem te reserveren indien de raad
komt te staan voor het toestaan van het bedrag, omdat het
evenals bij eene vroegere gelegenheid de vraag is, of de mrig-
ting wel alleen zal zijn voor de geabonneerden op den Prinsen
tuin en niet ook voor het groote publiek. Voor het overige
is spr. van meeningdat een gebouwtjezooals burgemeester
en wethouders bedoelenwanneer het goed is ingerigttot ge
noegen van de bezoekers van den tuin zal zijnen de aantrek
kelijkheid dezer uitspanningsplaats weder zal verhoogen. Bur
gemeester en wethouders wijzen echter in hun rapport op de
ondervinding opgedaan met het brengen van eenden en ganzen
in den vijver. Spr. zou dit niet gaarne willen onderschrijven
wat de ganzen betreft. Hij zou haast geneigd zijn te vragen
of het ook een canard is wat burgemeeeter en wethouders van
deze vogels zeggen. Hij is nog altoos vol van respect voor de
ganzen van net kapitoolwegens den grooten dienstdoor hen
aan Rome bewezen hij weet weldat eene „jute jebratene
jans" voor de Berlijners heel wat beteekenten zou zich voor
Leeuwarden moeielijk een St. Nicolaasfeest kunnen denken zon
der ganzen. Maar de ondervinding, door hem en vele anderen
van de levende ganzen in den Prinsentuin opgedaan is van
dien aarddat hij deze vogelensoort niet weder daar zou willen
aantreffen.
om deze nog
lOKKen.
In de tweede plaats is spr. om tinantiële redenen tegen het
voorstel. In het vorige jaar is de abonnementsprijs door bur
gemeester en wethouders verhoogdwaartoe zij zich hebben
laten leiden door het verlies dat de rekening van den Prinsen
tuin opleverde, tot een bedrag, naar hij meent, van f 134.00.
Tengevolge van die verhooging zijn de uitkomsten over 1887
gunstiger en is een winstcijfer verkregen. Maar om nu terstond
een uitgaaf te doen, die misschien f 1000 te boven gaat, spr.
kan dat niet goedkeuren en zonder nog een ruim fonds' voor
den Prinsentuin te willen vormenacht hij het toch niet voor-
zigtig om ten laste van den
van blijvenden aard
en van de vogels.
tuin een uitgaaf te brengen die
door het onderhoud van het gebouw
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel wordt in stemming gebragt en aangenomen met
14 tegen 4 stemmen, die van de heeren Meijer, Theunisse
Menalda en van der Scheer.
6.
De heer Rööling Brouwor kan de verzekering geven
dat bij burgemeester en wethouders volstrekt niet het voorne
men bestaatom langzamerhand den Prinsentuin in een vogel-
tuin te herscheppen. De fondsen van den Prinsentuin noch
de beschikbare ruimte, zouden dat toelaten. Zonder nog het
juiste bedrag te kunnen bepalen meent spr. toch dat de kos
ten voor het bouwen van een fazantenhok en het aanschaifen j stemming besloten,
van vogelsde door den heer Duparc genoemde som zullen te
boven gaan en niet veel minder dan f 1000 zullen bedragen.
Maar waar de rekening van den tuin over 1887 een voordeelig
slot van f 1900 aanwijstdaar meenen burgemeester en wet
houders dat daaruit de uitgaaf van f 1000 mag worden bestre
den. Wel zal dientengevolge het overschot over 1888 minder
wordenmaar daar het eene uitgaaf voor eens is zal het saldo
in volgende jaren wel weer stijgen.
Wat nu de ganzen betreft, spr. gelooft, dat de keuze tot nog
Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
der verordening regelende de uren en de voorwaarden, waarop
de lokalen der openbare lagere scholenten behoeve v in het
godsdienst-onderwijs vanwege de Nederduitsch Hervormde ge-
I meeritekunnen worden beschikbaar gesteld.
Burgemeester en wethouders stellen voorart. 1 der v< .or
dening van 25 October 1877 (gemeenteblad no. 25), zooah dit
is gewijzigd bij besluit van 12 Dec. 1878 (gemeenteblad no.
13) nader te wijzigen, door in het 6e lid tusschen de Ayoo den
„Woensdags" en „van'* te voegen „en des Zaterdags."
Dienovereenkomstig wordt zonder discussie en hoofde ijke
7. Ontiverp-verordening op het bouwen en op het inrljten
van woningenenz.
Op voorstel van den heer Reeling Brouwer wordt besloten de
behandeling van dit punt tot de volgende vergadering te ver
dagen.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
Boekdrukkerij van A Jongbloed te Leeuwarden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 13 Maart 1888.
17
Tegenwoordig 16 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren Dr. N. Reeling Brouwer,
Jhr. Mr. G. van EysingaDr. <J. Baart de la Faille en H. Kui
pers. (Eene vacature)
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 28 Februarij jl. gehouden ver
gadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen
1. dat is ingekomen het verslag over de verrigtingen aan
gaande het armbestuur in het Koninkrijk der Nederlanden over
1885.
Wordt voor de leden ter visie gelegd.
2. dat van de commissie voor de gemeentelijke bewaarscho
len mededeeling is ontvangen van de dagen waarop de open
bare lessen aan dié scholen zullen plaats hebben.
Met goedvinden der vergadering worden door den voorzitter
de heeren Bekhuis Theunisse en Kuipers tot bijwoning dezer
openbare lessen uitgenoodigd.
3. dat is ingekomen de rekening van ontvangst en uitgaaf
van de gemeentelijke gasfabriek over 1887.
Wordt voor de leden ter visie gelegd.
4. dat door burgemeester en wethouders is aangewezen
tot voorzitter van de commissie voor het stedelijk muziekkorps
de heer Dr. N. Reeling Brouwer en van de commissie voor de
gemeentelijke gasfabriek de heer Mr. J. S. baron van Harinxma
thoe Slooten.
III. Wordt ter tafel gebragt:
1. Een verzoek van Mevrouw Buma—Wijckerheld Bisdom
om ontslag als voogdes van het nieuwe stads-weeshuis.
Dit verzoek wordt om berigt en raad gesteld in handen van
burgemeester en wethouders.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot herbe
noeming van de stadsvroedvrouwen.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het
doen van af- en overschrijvingen op de gemeentebegrooting
dienst 1887.
4. Een rapport der raads-commissie omtrent het onderzoek
eener aanvraag van de Commissie van bestuur over het stads
ziekenhuis tot het doen van af- en overschrijvingen op de be
grooting der instelling over 1887.
5. Het verslag van rapporteurs omtrent het onderzoek in de
sectiën van den raad van het kohier der directe belasting op het
inkomen, dienst 1888.
De stukken sub 2—5 worden voor de leden ter visie gelegd,
om in eene volgende vergadering te worden behandeld.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Ontwerp-verordening op het bouwen en op het inrigten
van woningen en tegen het bewonen van voor de gezondheid
nadeelige of voor het leven gevaarlijke woningen.
(Zie bijlage 16 lot het verslag van 's raads handelingen over
1887).
Daar geen der leden over dit ontwerp in het algemeen het
woord wenscht te voerenwordt overgegaan tot behandeling
der verordening artikelsgewijzezooals die nader door de com
missie is gewijzigd.
Art. 1 luidt nu: „Bij het aanleggen van een nieuwe
straat of buurt moeten aan de straten de afmetingen worden
gegevenwelke door den gemeenteraad voor ieder bijzonder ge
val worden voorgeschreven.
Bij het aanleggen van eene straat of buurtbestaande uit
woningen van ééne verdiepingmoet de afstand tusschen de
de tegen elkander overstaande gebouwen ten minste 10 meter
bedragen waarvan eene breedte van ten minste 3 meter door
bestrating voor verkeersweg moet worden ingerigt."
De heer Bokhuis meent, dat als eerste spreker op hem de
pligt rustaan de commissie voor de strafverordeningen
dank te betuigen voor de vele moeitewelke zij zich bij het
voorbereiden dezer aangelegenheid heeft moeten getroosten en
voor de zorgwaarmede blijkbaar deze ontwerp-verordening is
zamengesteld. Niettemin mag hij niet verzwijgen dat hij te
gen enkele bepalingen eenig bezwaar heeft. Toen de commis
sie voor openbare werken bijeen was voor een onderzoek van
dit ontwerpdeelde spr. zijne bedenkingen tegen art. 1 mede
en gaf hij in overwegingdaaraan eene meer uitgebreide strek
king te geven. De commissie voor strafverordeningen heeft zijn
gronddenkbeeld overgenomen en dienovereenkomstig het artikel
gewijzigd. Spr. kan zich echter daarmede niet vereenigen, om
dat naar hij meentdeze bewoordingen minder goed aan het
doel beantwoordendan het door hem ontworpen artikeldat
bij de stukken is overgelegd. Het artikel der Commissie spreekt
in beide alinea's van eene straat of buurtmaar heeft in de
i eerste het bouwen van groote huizen op het oog, en in de tweede
het bouwen van kleinere woningen. Maar nu blijkt niet duide
lijk wat men onder straatwat onder buurt moet verstaan.
Eene straat brengt eischen voor het algemeen verkeer mede
terwijl men aan eene buurt eischen van plaatselijk verkeer
mag stellen. Spr. verwijst naar het straks aan de orde zijnde
puntbetreffende de overneming van grond Achter de Hoven.
Hier heeft men watnaar hij meent, door de commissie wordt
bedoeld met eene buurt. Het onderscheid nu tusschen straat
en buurt vindt spr. in art. 1 niet duidelijk aangegevenen hij
wenscht aan de commissie te vragenwaarom zij het artikel,
zooals spr. het heeft voorgesteldniet in zijn geheel heeft
overgenomen.
De Voorzitter zegtdat de eerste woorden van art. 5
der bestaande verordening gelijkluidend zijn met het oorspron
kelijk art. 1 van het ontwerp. In de toepassing heeft eerst
bedoeld artikel geene bezwaren opgeleverdnooit is men op
eene verkeerde opvatting gestuitdie tot moeijelijkheden aan
leiding gaf. Dat artikel sprak alleen van buurtenterwijl de
commissie nu haar artikel 1 in hoofdzaak overeenkomstig het
denkbeeld van den heer Bekhuis heeft gewijzigd in dien zin
dat de bepaling van toepassing zal zijn op stralen en buurten,
waarbij onderscheid voor woningen met ééne verdieping is ge
maakt en daarvoor een minimum is vastgesteld. De commis
sie is van oordeel dat het artikel in dezen vorm niets aan dui
delijkheid te wenschen overlaat. Het is nu van toepassing bij
eiken aanleg van straten of buurten. Zelfs als men een rij hui
zen bouwt, valt men onder de bepaling van dit artikel.
De heer van SlotGUdijck heeft het voorstel van den heer
Bekhuis vóór zich en gelooftdat het denkbeeld, daarin neêr-
gelegd, vrijwel strookt met art. 1 van de commissie. Het luidt nl.
als volgt: „Bij het aanleggen van nieuwe straten moet aan die
straten eene breedte worden gegeven zooals voor elk bijzonder
geval door den raad zal worden bepaald.
Bij het aanleggen van eene buurt, bestaande uit woningen
van ééne verdieping, moet de afstand tusschen de tegenover
elkander staande gebouwen minstens 6 meter bedragen, waar
van eene breedte van minstens 2 meter door bestrating voor
verkeersweg moet worden ingerigt."
Beide lezingen zijn tamelijk wel in harmonie met elkaar.
Tusschen den heer Bekhuis en de commissie bestaat evenwel
verschil van gevoelen omtrent het begrip van het woord buurt.
Dat geachte lid ziet in buurt eene verzameling van nederige
woningen van ééne verdieping, maar de commissie meent, dat
men ten opzigte van alle woningen en gebouwen kan spreken
van buurt en straat. Eene straat wordt gevormd door gebou
wen die in 2 rijen tegenover elkander staanterwijl men aan
huurt het denkbeeld van eene verzameling van straten verbindt.
Daarom heeft de commissie het voldoende geacht, in de eerste
alinea den regel te stellendat bij het aanleggen van eene
nieuwe straat of buurt de afmetingen voor ieder bijzonder ge
val door den raad worden voorgeschreven, en als tweede alinea
daaraan toe te voegendat de raad nu reeds de norm voor
woningen met ééne verdieping zal vaststellen.