18 Verslag der handelingen fan den gemeenteraad te Lee i v.ir I i van d mi 1 Maart 1888. De heer Bekhuis stemt den voorzitter toe, dat art. 5 der bestaande verordening nagenoeg gelijkluidend is met liet oor spronkelijk artikel 1 der commissiemaar hij heeft ook te ken- nen gegeven, dat hij eerstbedoeld artikel beter vond. In art. 5 wordt de breedte bepaald up ten minste 6 meterterwijl in het oorspronkelijk art. f eene breedte van ten minste IOmeter wordt voorgeschreven met de verpligting, eene ruimte van 2 meter voor verkeersweg te laten. Waren die afmetingen zoo vastgestelddan zou liet kunnen voorkomen, dat men, bij het bouwen in het verlengde van eene straat, zich niet aan deze af metingen zoude kunnen houden. Ten aanzien van het onder scheid tusschen straat en buurt geeft spr. liet den heer van Sloterdijck toedat het onverschillig moet zijn, welke huizen gebouwd worden, maar spr. is afgegaan op het zeggen van den voorzitter in de vergadering van de bouwcommissie dat men bij het oorspronkelijke art. 1 vooral kleine woningen op het oog had. Om die reden, en ook om duidelijk te doen uitko men wanneer eene straat of eene buurt wordt bedoeld, heeft hij eene andere redactie voorgesteld in het woord „straten" ligt toch ook het denkbeeld van buurt opgesloten, terwijl de tweede alinea ziet alleen op kleine woningen. Spr. acht dooi de gegeven inlichtingen zijn bezwaar niet opgeheven, omdat het niet duidelijk is wanneer eene straat en wanneer eene buurt wordt bedoeld. De heer Duparc acht de bepaling volkomen duidelijk en geloolt, dat een zeer bekwaam deskundige, als de heer Bekhuis, het allerminst behoeft te vragen wat eene straat, wat eene buurt is. In aansluiting aan hetgeen door het medelid der com missie den heer van Sloterdijck, is gezegd weet spr. op de vraag niets anders te antwoorden, dan dat eene straat bestaat uit twee rijen huizen die met de voorgevels tegenover elkander staanterwijl eene buurt eene verzameling is van eenige stra ten waarbij het niets af doetwelke soort van huizen aldaar is. De heer Bekhuis vreest, dat, indien eene straat volgens de tweede alinea werd aangelegd met een verkeersweg van 3 me ter breedte en er later meer straten bij of achter moeten wor den gebouwd, men dan niet altijd aan de gestelde eischen zal kunnen voldoen. Spr. ziet dit bezwaar niet in; men zal dan telkens voor een nieuw geval komen te staan waarin moet worden gehandeld volgens de eerste alinea van dit artikelof als het huizen van ééne verdieping betreft, het voorschrift van de tweede alinea worden opgevolgd. Spr. begrijpt dus niet hoe in dezen van eenige onduidelijkheid sprake kan zijn. De Voorzitter vernam van den heer Bekhuis, dat hij art. 5 der bestaande verordening beter vindt, dan het oorspronke lijk art. 1 der commissieomdat in het eerste de afmetingen 6 meter bedragen terwijl in het laatste een verkeersweg van slechts 2 meter werd open gelaten. Spr. moet er echter dat geachte lid op wijzen, dat die 6 meter in de bestaande ver ordening evenmin geheel voor verkeersweg beschikbaar bleven maar in de arbeidersbuurten voor het grootste gedeelte werden ingenomen door bleeken vóór de woningen, zoodat slechts een smal pad overbleef. Met het oog daarop heeft de commissie het wenschelijk geacht, dat eene behoorlijke ruimte voor de pu blieke straat verpligtcnd werd gesteld die zoo noodig is voor het verkeer en met het oog op brand terwijl dan ook tevens kan worden voldaan aan de behoefte van bleekvelden. Spr. heeft er den heer Bekhuis indertijd op gewezen, dat art. 5 der bestaande verordening hoofdzakelijk toepassing heeft ge vonden bij den aanbouw van arbeidersbuurten, omdat die hier in de laatste jaren alleen werden aangelegd. Worden er ech ter buurten of straten met grooter huizen aangelegd waarbij men ruimte heeft achter de woning en althans geen bleekveld er vóór verlangt, dan wenscht men in den regel breeder straat en heeft men andere voorschriften noodig. In ieder geval zal door de ontworpen bepalingen aan de eischen van lucht en licht worden voldaan. De heer Bekhuis is dankbaar voor de bekomen inlichtingen, doch daardoor niet overtuigd. Hij zal er zich evenwel bij neer leggen daar het waarschijnlijk wel aan hem zal liggen. Hij heeft echter nog bedenkingen tegen twee cijfers in de tweede alinea. Hij bedoelt nl. de breedte ad 3 meter, in he oorspronkelijk artikel op 2 meter gestelddie voor verkeersweg moet worden ingerigt, terwijl de geheele ruimte tusschen de huizen 10 meter moet bedragen, welke afstand in het bestaan de artikel op meter is bepaald. Dien eisch van 10 meter acht hij te hoogen zou dien liever zien teruggebragt tot 6 meter. Hij ziet niet inwaarom men, door dien afstand zoo groot te nemenhet bouwen moet bemoeijelijkenwanneer men de eischen zoo hoog stelt, hetgeen in volgende bepalingen van dit ontwerp ook het geval is, dan wordt het bouwen te kostbaar. Dit moet men voorkomen ook in het algemeen belang. Want in alle wijken der stadzelfs in de bestestaan tal van wo ningen die men zou wenschen op te ruimen en door nieuwe doen vervangen, doch men zal daar niet gemakkelijk toe ovei- gaan, wanneer het bouwen niet gemakkelijker en minder kost baar wordt gemaakt. Spr. weet geen enkele redenwaarom deze cijfers zoo hoog moeten worden opgevoerd en zou gaarne de reden vernemen, die de commissie tot het opnemen daar van heeft geleid. De heer van Slotördijck deelt mededal de commissie bij het ontwerpen van deze verordening en de later aange- bragte wijzigingen nota heeft genomen van wenschen, van ver schillende zijden tot haar gekomen alle met den doorgaanden tendenz, om meer lucht en licht te verschaffen, geheel in het kader der verordening. Men vergete niet, het betreft hier niet eene verordening op de architectuur, maar ter bevordering van de openbare gezondheid. De commissie nu meendedat eene tusschenruimte van 10 meter voor de gezondheid een gebie dend voorschrift was en geenszins een overdreven eisch kan worden genoemd. Eene ruime maat is wenschelijk met het oog op de mogelijkheid dat woningennu van ééne verdieping, later hooger worden opgetrokken. De Voorzitter wijst op het voorbeeld ook door heer Bekhuis aangehaaldn.l. de Hovenierstraat en de daarop uit komende ontworpen stratendie toch zonder dat een verplig tcnd voorschrift bestaat, met een breedte van 10 meter worden aangelegd, en een verkeersweg van 3 meter openhouden. Wat dus voor de ondernemers van dezen aanleg mogelijk is kan dat voor anderen ook zijn die, evengoed als genen, rente van hun geld zullen kunnen maken. Spr. is er zeer voor om goede gezonde arbeiderswoningen te bouwen en minder goede weg te ruimen, maar dan moet de verordening deugdelijke be palingen bevatten. De heer Bekhuis gelooftdat de geachte voorzitter in de aanhaling van het straks te behandelen punt minder juist is want als spr. zich goed herinnertstaat in het daarbij overge legd advies van den directeur der gemeentewerken vermeld, dat de nieuwe straten 8 10 meter breed zullen zijn. De Voorzittor haalt een gedeelte uit dat advies aan, waaruit blijkt, dat over het geheel de breedte 10 meter zal be dragen, terwijl slechts voor een klein gedeelte het terrein eene breedte van 8 meter toelaat. Indien dus die straten onder vi- gueur van de thans in behandeling zijnde verordening werden aangelegd zou het plan van bebouwing slechts voor een klein gedeelte moeten worden gewijzigd. De heer van Slotördijck gelooft dat de discussiën eene verkeerde rigting nemen. De heer Bekhuis heeft een later aan de orde zijnd punt in het debat gebragt ietswaar toe hij volkomen het regt heeft maar minder juist is het dat hij uit de handelingen van particulieren een motief voor zijn denkbeeld put. Het gemeentebestuur heeft in dezen niet te vragen naar handelingen van de ondernemers van bedoelden aanleghet heeft geenszins die handelingen tot maatstaf van zijne voorschriften te nemen doch alleen te vragen, wat voor de openbare gezondheid wenschelijk is. Wat de raad met het oog hierop ïnogt goedvinden te bepalen, neemt hij in de veror- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 13 Maart 1888. 19 ening opzonder zich daarbij door andcrer wenschen te laten Heiden. De heer Dirks doel opmerken, dat, wanneer men straten il aanleggen daartoe in de eerste plaats grond noodig is, en aar deze gewoonlijk prijzig isis het den ondernemers lang iet onverschillighoeveel grond zij moeten nemen. Bij eene ^orgeschreven breedte van G meter tusschenruimte hebben zij aluurlijk minder grond noodig dan voor eene breedte van 10 feeter in het eerste geval zal men soms twee rijen huizen -genover elkander kunnen bouwen, tegen ééne rij in het laatste leval. Dit ismeent spr.een bezwaar tegen de breedte van Jü meter. I De heer Duparc geeft het den heer Dirks volkomen toe dat het aanleggen van straten met een afstand van 10 meter ■uurder isdan met G meteren dit weer duurder dan met 4 meter. Hij moet er echter dien geachten spreker, alsmede len heer Bekhuis die de voor te schrijven wijze van bouwen Évenzeer te kostbaar \ond nogmaals aan herinneren, dat het fier niet de vraag is wat voordeehger kan zijn voor hendie •beiderswoningen wenschen te stichten, inaar wel, wat in het felang der openbare gezondheid noodig is. Met het oog op dit route publiek belang wordt deze verordening gemaakt. En fcpr. is optimistisch genoeg om te mogen verwachten, dat ieder elgezinde zich gaarne naar dit voorschrift, waarmede hij trou wens vooraf bekend is, bij het bouwen zal willen schikken en aardoor het verkrijgen van goede woningen speciaal voor ar- eiders zal willen bevorderen. Het meerdere in de kosten zal 'orden teruggevonden in een beteren gezondheidstoestand Ier bewoners en dit is een waarborg te meer voor derichtige etaling der huur. De heer vau Harinxma thoe Slooten kan zich ten anzien van de breedte voor de stratenmet arbeiderswo- ingen bebouwd onvoorwaardelijk scharen aan de zijde der ommissie. Hij heeft zich de vraag gesteld, of de commissie |e hooge eischen stelten meent die vraag ontkennend te moe- en beantwoorden. Nu is wel door de heeren Bekhuis en irks op een finantiëel bezwaar gewezen, maar die beweringen ijn uitsluitend gemotiveerd met de opmerking, dat het bouwen kostbaarder /.al worden. Dit mag evenwel niet als motief gel- 'en. Het valt niet tegen te spreken, dat de kwestie, of op een errein van bijv. 30 meter breedte, twee of drie rijen kunnen 'orden gebouwdeen groot finantiëel verschil geeftmaar -ooals door vorige sprekers reeds is gezegdhet is niet de ■raag, of liet bouwen gemakkelijk moet worden gemaakt. Het komt hier niet aan op een groot getal arbeiderswoningen, laar op een goed gehalte wat aan de quantiteit wordt ver oren, zal aan de qualiteit worden gewonnen. Want eene goede 'oning heeft niet alleen invloed op den gezondheidstoestand, laar ook op de moraliteit, op den welstand van het gezin, en aarom moet men liever de eischen te hoog, dan te laag stellen. Éen moge het al wenschelijk achten, dat vele nieuwe woningen 'orden gebouwd, maar men vergete niet daarbij, dat deze met- ertijd oud worden en er dan, indien niet voor voldoende ruimte s gezorgd, toestanden geboren worden, als in die oude buurten, jdie door de gemeente voor en na met vele kosten worden op- ~eruimd. Ten slotte kan spr. uil zijne ervaring als lid van het dage- ijksch bestuur mededeelendat er geene woning zóó vuil en bouwvallig is, of zij vindt nog een bewoner. Een treurig ver- cbijnsel inderdaadmaar het kan juist tot leering strekken m terstond bij het bouwen hooge eischen te stellen. Zoolang "us de heeren Bekhuis en Dirks niet hebben aangetoonddat bit een oogpunt van openbare gezondheid de eischen te hoog ijnkunnen zij niet verlangendat de raad de door de com- issie voorgestelde voorschriften zal verzachten. De heer van der Scheer is nadat dit onderwerp van le kanten is bekekenhaast huiverig nog het woord te voe- enmaar toch wenscht hij iets in het midden te brengen. Hij zal niet beslissen in hoever de belangen van ondernemers door de heeren Bekhuis en Dirks voorgestaanin dezen van invloed kunnen zijn, maar, naar spr. meent, behoeft men ze toch niet geheel uit het oog te verliezen. Men zegtdat de openbare gezondheid eene breedte van ten minste 10 meter voor eene straat eischt. Spr. zal niets daarop afdingen maai bij gelooft toch weldat in sommige gevallen zonder dat de openbare gezondheidstoestand er onder zal lijden de onderne mers kunnen worden geholpen. Zoo zal er z. i. geen bezwaar tegen zijn aan eene straatdie twee andere straten verbindt waarbij voldoende lucht en licht verzekerd zijn eene mindere breedte te geven. Ten einde den weg daarvoor open te stellen, zou spr. aan dit artikel eene nieuwe alinea wenschen toe te voegen van den volgenden inhoud „Burgemeester en wethou ders kunnen vergunnen dat van de bepaling van de laatste alinea kan worden afgeweken." Spr. doet daartoe het voorstel. Dit amendement wordt niet ondersteund en komt alzoo niet in behandeling. De heer Dirks kari den heer van Harinxma de verzekering geven dat ook hij warm is gestemd voor het opruimen van oudeslechte woningen en het bouwen van nieuwe, vooral buiten de kom der stad. Maar juist daarom heeft hij bezwaar tegen den afstand van 10 meter, want, zooals straks is gezegd, daardoor zal het bouwen bemoeijelijkt wordendaar men nu slechts ééne rij huizen zal kunnen bouwen, waar anders voor twee rijen plaats zoude zijn. Doch bovendien, nu toch, volgens den voorzitter, art. 5 der bestaande verordening uitstekend heeft gewerkt en bij het bouwen met 0 nieter tusschenruimte nim mer klagten zijn gehoord over den gezondheidstoestanddaar ziet spr. volstrekt geene reden, om de afmetingen zooveel groo ter te bepalen. De Voorzitter gelooft te zijn misverstaan. Hij heeft niet gezegd dat er nooit klagten over de gezondheid zijn gehoord onder vigueur van het bestaande artikel 5 maar hij heeft er op gewezen dat de bewoordingen van dit artikel, waarin alleen van buurt wordt gesproken, nooit bij de toepassing tot eenige moeijelijkheden hebben aanleiding gegeven. Wat het meer kostbare van het bouwen betreft, spr. gelooft dat de voorstelling, die men zicli daarvan maakt, wel wat over dreven is. Terwijl volgens de bestaande verordening de breedte ten minste G meter moet zijnwordt dat cijfer nu op 10 ge steld aan weerszijden van den verkeersweg 2 meter meer. Voor een perceel van 5 meter breedtezal men dus 10 me ter meer grond nood.g hebben en de meter berekend naar f 2.50zullen de kosten voor het bouwen verhoogd worden met /"25.per woning, hetgeen toch waarlijk niet zooveel bezwaar kan opleveren. De heer Troelstra herinnert aan de behandeling van de bestaande verordening in 1880. Toen zijn door spr. onderschei dene amendementen ingediend die evenwel bij de meerderheid geene instemming vonden. Te meer doet het hem genoegen en hij betuigt daarvoor der commissie zijn dank dat zij thans in dit ontwerp heeft gevolgd de denkbeelden indertijd door spr. in zijne amendementen neergelegd en dat zij ook overeen komstig zijn schriftelijk gedaan verzoek voorzien heeft in eene leemtedoor de oppervlakte van eene woning voor elk gezin vast te stellen. Ten aanzien van de bepalingen van art. 1 stelt spr. zich op het volgende standpunt. Mer. heeft daarbij in de eerste plaats te letten op den openbaren gezondheidstoestand, en in de tweede plaats op het algemeen gemeentebelang. Wanneer men nu wo ningen voor arbeiders wil bouwen die in ieder opzigt goed en comfortable zijn dan heeft men daarbij niet alleen in aanmer king te nemen de ruimte voor de woning zelfmaar ook te zor gen voor lucht en licht en de gelegenheid te geven voor het aanleggen van bleeken. Een en ander brengt natuurlijk meer dere kosten medemaar spr. acht goedkoope woningen niet in het belang der gemeente. Deze toch geven aanleiding voor eene overbevolking van lieden wier aanwezigheid niet met het ge meentebelang overeenkomt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 2