n u Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Maart 1888. d. de steenen voor de buitenlagen van de buitenmuren ten minste de hardheid hebben van ondergele mop. Art. 7. De hoogte van woonvertrekken tusschen den vloer en het plafond of, waar dit niet bestaat, tusschen den vloer en den onderkant van de zoldering, mag niet minder dan 3 meter zijn; bij vertrekken beneden den beganen grond moet deze hoogte ten minste 2.20 meter bedragen. Voor woningen van meer verdiepingen kan in verband met hare bestemming, door burgemeester en wethouders afwijking van deze bepalingen wot den toegestaan. Art. 8. leder woonvertrek moet ten minste één lichtraam hebben. De grootte van de lichtdoorlatende gedeelten van dit licht raam of van de meerdere lichtramen of lantaarns te zamen moet ten minste een zevende van de oppervlakte des vertreks zijn. Van de lichtramen moet ten minste één kunnen worden ge opend. Voor woningen met slechts één buitendeur moet boven, in of naast die deur een draaibaar raam worden aangebragt. Art. 9. Elke woning moet ten minste van één privaat zijn voorzien dat door middel van een beweegbaar lichtraam of luchtkoker met de buitenlucht gemeenschap heeft. Burgemeester en wethouders kunnen vergunnen, dat van deze bepaling worde afgewekenindien op een afstand van niet meer dan 30 meter een gemeenschappelijk privaat aanwezig is. Het is verboden, putten aan te leggen, bestemd tot het op nemen van faecale stoffen. Het is verbodenprivaten te doen uitloopen, anders dan in wisseltonnen. Art. 10. Bij elke woning moet een waterdigte regenwaterbak zijn van een inhoud berekend naar ten minste 1stère voor elk inwonend gezin. Wordt de woning door sleehts één gezin be woond dan moet de inhoud ten minste 2 stère zijn. Burgemeester en wethouders kunnen a. vergunning geven dat voor twee of meer aangrenzende woningen een gemeenschappelijke regenwaterbak worde ge maakt b. vrijstelling verleenen van de bepaling van het eerste lid, indien de woning op voldoende wijze, ter hunner beoordeeling, aan de drinkwaterleiding is aangesloten. Deze vrijstelling houdt op, zoodra de aansluiting is wegge nomen. Art. 11 Riolen en goten bestemd tot afvoer van spoel- of regenwa ter mogen niet anders worden gemaakt dan van waterdigte bouwstoffen met waterdigte verbindingen en binnenwerks geene meerdere wijdte hebben dan 0.15 meter middellijn. Elk riool moet bij het aanvangspunt zijn voorzien van eene waterdigte kolk met stankafsluiting en van een behoorlijken ijzeren rooster. Art. 12. Op gebouwen of gedeelten van gebouwenniet tot woning dienendemaar die daartoe worden ingerigt, zijn de bepalin gen van artt. 2, 2e lid3 45 67 89 2e en 3e lid, en 10 van toepassing. Art. 13. Het is verboden woningenwelke in strijd met bovenstaan de bepalingen worden ingerigt of gebouwd te bewonen te verhuren of aan anderen ter bewoning af te staan. Art. 14. Indien burgemeester en wethouders eene woninghetzij we gens gebrekkige inrigting onvoldoenden staat van onderhoud of gebrek aan vrije toetreding van lucht of lichthetzij wegens andere oorzaken voor de gezondheid der bewoners nadeelig of voor het leven van dezen gevaarlijk achtenstellen zij, met opgave van redenen den raad voor, die woning onbewoonbaar te verklaren. Oordeelen burgemeester en wethoudersdat door het aan brengen van verbeteringen of herstellingen het nadeel of het gevaar kan worden weggenomen dan doen zij den eigenaar vruchtgebruiker of beheerder opgave van de verbeteringen of herstellingendie zij noodig achtenmet uitnoodigingdie bin nen een door hen te bepalen termijn aan te brengen en met aanzeggingdatzoo hieraan niet wordt voldaan zij den raad zullen voorstellende woning onbewoonbaar te verklaren. Art. 15. Burgemeester en wethouders geven van het indienen van hun voorstel kennis aan den eigenaarvruchtgebruiker ol beheerder van de woning. Deze geeft hiervan een bewijs van ontvangst af. Burgemeester en wethouders leggen bij hun voorstel aan den raad alle tot de zaak betrekkelijke adviezen en inlichtingen over. Belanghebbenden kunnen hunne bezwaren tegen het voorstel van burgemeester en wethouders bij den raad indienen binnen veertien dagen na den dagwaarop zij de in het eerste lid be doelde kennisgeving hebben ontvangen. Art. 16. De raad benoemt, alvorens eene beslissing te nemen, uit zijn midden eene commissie van drie leden, ten einde den staat der in het voorstel bedoelde woning te onderzoeken en de belang hebbenden te hooren. Deze commissie doet van een en ander binnen eene maand den raad verslag met een bepaald voorstel. Art. 17. Binnen eene maandnadat het verslag is gedaan verklaart de raad bij een met redenen omkleed besluitde woning al of niet onbewoonbaar. Art. 18. Het besluit, waarbij eene woning onbewoonbaar is verklaard, wordt aan de belanghebbenden medegedeeld en ter algemeene kennis gebragt. Art. 19. Burgemeester en wethouders gelasten schriftelijk de ontrui ming van de door den raad onbewoonbaar verklaarde woning binnen een door hen te bepalen termijn. Wordt aan dezen last niet voldaan dan doen burgemeester en wethouders de ontruiming uitvoeren met behulp der beamb ten van politie. Art. 20. Het is verbodeneene woningdie volgens bovenstaande bepalingen onbewoonbaar is verklaardte bewonen te verhu ren of aan anderen ter bewoning af te staan. Art. 21. Het raadsbesluitwaarbij eene woning onbewoonbaar is ver klaard wordtop verzoek van belanghebbenden ingetrokken indien zij aantoonen dat die woning in een voor bewoning ge schikter! toestand is gebragt. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Maart 1888. 25 Dit verzoek wordtnadat het is ingekomen in handen ge steld van burgemeester en wethouders, die, na onderzoek, hunne beschouwingen en hun advies daaromtrent den raad mededeelen. Indien burgemeester en wethouders den raad de inwilliging van het verzoek meenen te moeten ontradengeven zij hiervan aan de verzoekers kennis. De raad besluit in dit geval met inachtneming van het be paalde bij artt. 16—18. Art. 22. Indien het raadsbesluit tot onbewoonbaarverklaring is inge trokken is hiermede de door burgemeester en wethouders ge geven last tot ontruiming vervallen. Art. 23. Van deze intrekking wordt, op dezelfde wijze als in art. 18 is bepaald openbare kennis gegeven. Art. 24. De kennisgevingeningevolge deze verordening te doen aan eigenaren vruchtgebruikers of beheerders van woningen die vermoed worden of verklaard zijn ongeschikt ter bewoning, ge schieden indien deze personen niet in de gemeente wonen of hunne woonplaats onbekend is aan den hoofdbewoner der wo ning. Art. 25. Voor de naleving van de voorschriften van artt. 1 tot en met 12 is degene voor wiens rekening gebouwd, verbouwd of in gerigt wordt, aansprakelijk, tenzij hij bewijze, dat de overtre ding van de verordening een gevolg is van schuld of nalatig heid van den eigenlijken bouwer of van den aannemer, in welk geval deze daarvoor aansprakelijk is. Geschiedt het werk voor rekening van of door eene vereeni- ging, dan zijn, behoudens de in het eerste lid genoemde uitzonde ring hare bestuurders ofindien de uitvoering aan een of meer hunner is opgedragendeze aansprakelijk. Dit laatste geldt niet voor dengene, van wien blijkt, dat de schuld of na latigheid niet aan hem is te wijten. Art. 26. Aan burgemeester en wethouders en de raadscommissiën, in gevolge deze verordening te benoemen de ambtenaren en be dienden van politie, den directeur en de opzigters der stadsrei niging, zoomede aan den directeur, den hoofdopzigter en de opzigters der gemeentewerken wordt de last verstrekt om, ter uitvoering dezer verordening, de woningen der ingezetenen, huns ondanks, binnen te treden mits daarbij worden in acht genomen de voor schriften der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad No. 83). De uitvoering van dezen last mag ten allen tijde geschieden. Art. 27. Het opsporen en constateren van de overtredingen van de bepalingen dezer verordening en van de krachtens haar uit te vaardigen besluiten is opgedragen aan den opzigter, die door burgemeester en wethouders is belast met het houden van toe- zigt op het nakomen van hare voorschriften. Art. 28. De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor den gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geld boete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 29. Deze verordening treedt in werking eene maand na hare af kondiging. Met dit tijdstip houdt op van kracht te zijn de verordening op het bouwen en inrigten van woningenzoomede tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeelige woningen vastge steld bij raadsbesluit van 25 Maart 1880. 2. Regeling der rangorde van zitting der leden van den meenteraad. Bij loting wordt toegewezen plaats No. 1 aan den heer H. Kuipers. 2 n Mr. J. G. Meijer. 3 F. Plantenga. 4 n S. H. Hijlkema. 5 Mr. J. L. van Sloterdijck. n 6 V J. F. H. Bekhuis. n 7 Dr. J. Baart de la Faille. 8 J. van der Scheer. Mr. J. Minnema Buma. 10 H. Beucker Andreae. 1 1 G. Menalda. 12 i» Mr. J. Dirks. 13 W. J. Oosterhoff. 14 Jhr. Mr. G. v. Eijsinga. 15 J. Theunisse. 16 Vacature. 17 R. H. Dijkstra. 18 A. Duparc. 3. Vernieuwing der sectiën van den raad. Bij loting worden aangewezentot leden der 1 e sectie de heeren: S. H. Hijlkema, Mr. J. L. van Sloterdijck vacature F. PlantengaJhr. Mr. C. van EijsingaW. J. Oosterhoff en Mr. J. S. baron van Harinxma tlioe Slooten tot leden van de 2e sectie de heeren J. F. H. Bekhuis, Mr. J. Dirks J. Theunisse, A. Duparc H. Kuipers, H. Beucker Andreae en Dr. N. Reeling Brouwer, wethouder; tot leden van de 3e sectie de heeren Dr. J. Baart de la FailleR. H. DijkstraG. MenaldaMr. J. Minnema Buma J. van der Scheer, Mr. J. G. Meijer en J. Troelstra, wethouder. 4. Benoeming van leden der commissie voor het stedelijk muziekkorps. Tot leden dezer commissie worden herbenoemd de heeren Mr. J. DirksMr. J. L. van SloterdijckJhr. Mr. G. van Eijsin ga en G. Menalda. 5. Benoeming van leden der commissie voor de gemeentelijke gasfabriek. Tot leden dezer commissie worden herbenoemd de heeren: Mr. J. Dirks F. Plantenga, \V. J. Oosterhoff en J. F. H. Bekhuis. Op voorstel van den voorzitter wordt nu besloten de verga dering tijdelijk met gesloten deuren voort te zetten. Na heropening der openbare vergadering komt aan de orde: 6. Benoeming van een onderwijzer aan de gemeenteschool no. 5 (vacature K. GHouwen.) De voordragt is zamengesteld als volgt 1. T Banda te Leeuwarden, 2. G. Wolda idem, 3 J. B. Rauwerda te Huizum 4. E. W. Faber te Leeuwarden. Het resultaat der gehouden stemming is, dat eerstgenoemde wordt benoemd met 15 stemmen. Op E. W. Faber werd 1 stem uitgebragt. De datum van infunctietreding zal nader door burgemeester en wethouders worden vastgesteld. 7. Rapport van burgemeester en wethouders omtrent de aan wijzing van een lokaal voor de winter-oefeningen der dd. schut terij. Burgemeester en wethouders deelen, naar aanleiding van eene opmerking van een der leden bij de behandeling der gemeente- begrooting mededat zij een onderzoek hebben ingesteldof er een beter lokaal voor de winteroefeningen der dd. schuttery zoude zijn aan te wijzendoch dat zij geen ander lokaal dan de manége voor dat doel beschikbaar kunnen stellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 5