52
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 12 Junij 1888.
zóóveel behoefte aan meer licht, dat hij de mondelinge mede-
declingen van een der wethouders niet voldoende achtte, maar
een schriftelijk rapport van burgemeester en wethouders wenschte
te ontvangen. Geenszins was het de bedoeling, een voorstel
als het onderwerpelijkeuit te lokken. De conclusie van het
rapport had kunnen zijn in den geest van de motie van den
heer Meijer.
De heer Hijlkema acht de motie wel exact, maar zal er
toch tegen stemmen. De practische zijde van de motie is wel,
dat door aanneming daarvan eene lastige kwestie van de baan
wordt geschoven doch onpractisch is zij in zoover, dat zij eene
zuivere stemming in den weg staat. Als het waar is, dat de
raad niet bevoegd is te beslissen in den zin, als door burge
meester en wethouders wordt voorgesteld, dan verwondert het
spr. dat dit college niet zelf een besluit heeft uitgelokt, in den
geest, als door den heer Meijer wordt bedoeld.
De heer Dirks doet opmerkendat het de schijn heeft
alsof de besproken verordening eene wet van Perzen en Meden
is dat is alsof, omdat daarin een hoofdopzigtcr vermeld wordt,
er ook een zijn moetjadat men dat punt niet mag aanroe
ren. Hij herinnert zich dan toch wel, dat meermalendoorden
raad de wenschelijkheid of noodzakelijkheid is uitgesproken van
de vervulling van eene of andere betrekking. Dit is ook hier
het geval. De kwestie is overigens zuiver deze is de benoe
ming noodzakelijk dan wel niet Juist door de ontvangen in
lichtingen is de raad in staat, om die kwestie uit te maken
door eene stemming, die natuurlijk de al of niet intrekking der
bepaling, dat er een hoofdopzigter zal zijn, tengevolge heeft of
liever moet hebben.
De heer Duparc moet er den heer Dirks op wijzen
dat deze volkomen gelijk heeft, dat de noodzakelijkheid van de
vervulling eener betrekking meermalen door den raad moest
worden uitgesproken maar dan berustte het op bestaande ver
ordeningen. Dit geldt echter niet van de onderwerpelijke be
noeming.
De heer Meijer acht het argument van den Voorzitter voor
het voorstel minder juist. Deze vreest er nl. voordat wan
neer de motie wordt aangenomen en daarna lot eene oproeping
wordt overgegaanbij het indienen van eene voordragt de
kwestie weder ter sprake zal komen. Spr. verwacht dit niet
maar mogt later bij het indienen der voordragt, een der raads
leden, heden tegenwoordigdeze kwestie weder aanroerendan
zou hem er op kunnen worden gewezendat hij zijn bezwaar
vroeger had moeten openbaren.
De bedoeling der motie is hoofdzakelijk, om een vormelijk
bezwaar tegen het voorstel van burgemeester en wethouders
weg te nemen. Zij, die uitvoering der verordening wenschclijk
achten, stemmen vóór, de anderen er tegen. Geenszins ligt in
de motie de bedoeling opgeslotenom de kwestie van de baan
te schuiven. Was dit zoo, dan had spr. wel terstond de motie
kunnen indienenmaar juist om tot eene bepaalde beslissing
te komen, heeft hij vooraf de meening van de leden willen ver
nemen.
Nu voor- en tegenstanders van de vervulling der vacature
ruimschoots gelegenheid hebben gehad, hunne meemng te mo
tiveren zal door aanneming der motie de zaak voor den raad
zijn afgedaande verwerping der motie zou voor burgemees
ter en wethouders of voor de tegenstanders een wenk zijn
voorstellen te doen tot wijziging der vigerende verordening.
De heer van Sloterdijck doet den heer Dirks nog op
merken dat men niet met eene wet van Perzen en Meden te
doen heeft, maar met eene organieke verordening, die de
raad in de eerste plaats naauwkeurig moet naleven en opvolgen,
te meerdaar hij zelf ten allen tijde volkomen bevoegd is
daarin veranderingen aan te brengen indien het hem blijkt, dat
deze door het gemeentebelang worden gevorderd.
Na nog eenige bespreking tusschcn de heeren Hijlkema, Bek
huis en Meijer, deelt de Voorzitter mede dat hij eerst de
motie van den heer Meijer in stemming zal brengen. Wordt
deze aangenomendan vervalt het voorstelwordt zij verwor
pen, dan herleeft het voorstel en wordt dit aan stemming on
derworpen. Wordt het voorstel van burgemeester en wethou
ders niet aangenomendan ligt in die beslissing opgesloten
een uitnoodiging aan burgemeester en wethouders om geenc
oproeping te doen van sollicitanten voor de betrekking van
hoofdopzigtermaar een voorstel tot wijziging der verorde
ning in te dienen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De motie van den lieer Meijer wordt nu in stemming ge-
bragt en aangenomen met 12 tegen 6 stemmen, die van de
heeren BekhuisDirks Oosterhoiï van der ScheerHijlkema
en Kuipers.
Hel voorstel van burgemeester en wethouders is daardoor
vervallen.
5. Voorstel can burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een verzoek van J. N. Schuurmansom eene plek gemeen
tegrond in eigendom te bekomen.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten
het verzoek van J. N. Schuurmansom eene plek grond aan
den Harlingertrekwegkadastraal bekend gemeente Leeuwar
den in sectie D no. 367 in eigendom te bekomente wijzen
van de hand.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
van artikel 25 der verordening voor het gymnasium.
Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor te beslui
ten art. 25 der verordening voor het gymnasium (gemeente
blad no. 14 van 1878) in dien zin te wijzigen dat in plaats
van „honderd vijftig gulden" worde gelezen „honderd gulden".
De heer van Sloterdijck geeft, in verband met de mo
tieven van het voorstelin overweging te bepalen dat ook
over 1888 aan curatoren niet meer dan ƒ100.— zal worden
verstrekt. Want werd dit niet bepaald en het voorstel onver
anderd aangenomen, dan zou de nieuwe bepaling niet vóór het
jaar 1880 van kracht zijn, terwijl toch uit de missive van den
Minister, die tot het doen van dit voorstel aanleiding heeft ge
geven blijkt, dat bij de vaststelling van de rijkssubsidie voor
het gymnasium over 1888 de toelage aan curatoren is bere
kend op ƒ100.—.
De voorzitter deelt mededat bnrgemecster en wethouders
geen bezwaar hebbendit voorstel over te nemen.
Alsnu wordt zonder hoofdelijke stemming besloten
a. artikel 25 der verordening voor het gymnasium (gem.
blad no. 14 van 1878) in dien zin te wijzigen, dat in plaats
van „honderdvijftig gulden" worde gelezen „honderd gulden."
b. dat ook ovci' 1888 aan curatoren niet meer dan f 100.
zal worden verstrekt tot bestrijding van de in art. 25 ge
noemde kleine uitgaven.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het bestem
men van een plek grond voor het stichten van een schoolgebouw.
Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten
a. ten vervolge op het raadsbesluit van 27 December 1887,
krachtens hetwelk door dc gemeente ten behoeve der stich
ting van een schoolgebouw voor lager onderwijs zijn aange
kocht de perceelen sectie G nos. 4286, 4287 en 4288 te be
palen dat op die perceelen, behoudens de vereischle goed
keuring, zal worden gesticht een schoolgebouw, bestemd voor
400 leerlingen;
b. dat besluit, na daarop verkregen goedkeuring van den
distriots-schoolopziener, te zenden aan de Gedeputeerde Staten
van Frieslandmet uitnoodiging van den inhoud nota te willen
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Junij 1888.
53
nemen en het daarna aan den Minister van Binnenlandsche
Zaken op te zenden.
De lieer Duparc heeft tegen de strekking van dit voorstel
jgccn bezwaarwel tegen de formulering. In de vergadering
van 27 Dcc. 1887 is besloten tot aankoop van eenige perceelen
jvoor de stichting van een schoolgebouw. Burgemeester en wet-
ihouders wenschen nu aanspraak te doen gelden op de 30°/0 te-
jgemoetkoming van het rijk in de kosten van aankoop van den
voor die stichting bcnoodigden grond. Daartoe slaan zij, volgens
[spr., een verkeerden weg in. De raad moet eerst een princi
pieel besluit nemen krachtens art. 18 der onderwijswet tot vermecr-
jdering van hel getal scholen. Dit besluit behoeft aan Gedcpu-
jtcerde Staten slechts te worden medegedeeld en zal bij dezen
kvcl geen bezwaar ontmoeten, daar de bedoelde aankoop tot het
jaangewezen doel door hen werd goedgekeurd. Eerst als dit be-
jsluit is gevallen kan worden overgegaan tot het nemen van een
csluit, om de op te richten school te vestigen op het bedoelde
jterrein. Dergelijk besluit moet, ingevolge art. 19a der onder-
vijswetaan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten worden
inderworpen. De districtsschoolopziener zal dan wel door Ge
deputeerde Staten worden gehoord, doch eerst later, als men
[lot den bouw zal overgaan heeft men volgens de bestaande
oorschriftengoedkeuringnl. van het bestekvan den di-
Irictsschoolopziener noodig. Spr. gelooftdat men door deze
vijzc van handelen te beter de tegemoetkoming van het rijk
rachtens art 45 der wetzal erlangenmen heeft dan bij het
indienen van de betrekkelijke declaratie over te leggen een af
schrift der koopactemet een afschrift van het besluit van 27
'ec. 1887 en van het heden te nemen besluit.
Spr. stelt voor, ter vervanging van de conclusie van burge
meester en wethouders, te besluiten:
1. Het getal scholen voor lager onderwijs te vermeerderen
met eene school voor ten hoogste 400 leerlingen.
2. Die schoolonder goedkeuring van Gedeputeerde Staten
ie vestigen op de daarvoor, krachtens raadsbesluit van 27 Dcc.
[1887, door de gemeente aangekochte perceelen sectie G, nos. 4286,
"287 en 4288.
Burgemeester en wethouders hebben geen bezwaar dit voor
tel over te nemen.
De lieer Plantenga beeft wel cenig bezwaar legen liet
oorstcl van den heer Duparc. Spr. acht zich niet voldoende
mgelicht en hem dunktmet den raad is dit ook het geval
om nu in principe de noodzakelijkheid uit te spreken van
ilbreiding van het getal scholen. Bij de behandeling van de
drossen0111 bovenbedoelde perceelen in huur te bekomenis
joor burgemeester en wethouders te kennen gegeven, dat daar-
icgen geen bezwaar bestondomdat voorloopig aan een nieuw
choolgebouw nog geene behoefte was. Nu is aan spr. niet
uidclijkdat die behoefte sedert dien tijd is ontstaanhetgeen
lij ook wel zou betwijfelen. Tot nu toe zijn alle kinderen
'aarvoor aanvragen waren ingekomen geplaatstzij het dan ook
p eene eenigszins onregelmatige manierdoor kinderendie
p kostelooze scholen te huis behoorente plaatsen op
holen voor betalenden. Deze wijze van doen is bij andere ge
meenten regel. Spr. is er niet van overtuigd dat voorloopig dc
aak niet zou kunnen worden geschikt, door de bestemming
/an eenige scholen te veranderendoor bijv. scholen voor kos
tloos onderwijs te bestemmen voor betalenden en omgekeerd.
De heer Duparc moet er den geachten vorigen spreker aan her-
jineren dat reeds gedurende eenige jaren bij den raad het gevoel
£vendig is geweestdat eerlang het stichten van een nieuw
hoolgebouw noodig zal zijn. Ware dit niet het geval geweest,
jan zou de raad in 1884 niet gepoogd hebben doch zonder
gunstig resultaat voor dat doel terrein aan te koopen en zou
iet in de vergadering van 27 Dec. 1887 besloten zijn tot aan-
|oop voor gelijk doel van de perceelen Achter de Hoven.
J De raad zal zich nu, ten einde de vergoeding van 30 pet. der
oslen uit 's rijks kas te kunnen bekomenbepaald hebben uit
te spreken over de noodzakelijkheid van de vermeerdering van
het getal scholen. Daarom behoeft echter nog niet terstond tot
de stichting der nieuwe school te worden overgegaan. Men
ware op zuiverder terrein geblevenindien de raad dergelijk
principieel besluit had doen voorafgaan aan het besluit tot aan
koop dezer perceelen.
De heer Bekhuis deelt het denkbeeld van den heer Plan-
tengadat nu het oogenblik nog niet is gekomenom in prin
cipe de noodzakelijkheid van een schoolbouw uit te spreken.
Burgemeester en wethouders zeggen zelf in hunne toelichting
dat voor het tegenwoordige nog geenc noodzakelijkheid beslaat,
om reeds dadelijk tot dc bedoelde stichting over te gaan. Spr.
wcnscht dus te wachtentot die noodzakelijkheid werkelijk
gebleken.
Dc heer Duparc verwijst nogmaals naar het besluit van
27 December 1887 tot aankoop van deze perceelen hetgeen
niet zou zijn geschied, indien dc raad niet overtuigd ware geweest,
dat uitbreiding van het getal scholen vroeg of laat zou noodig zijn.
liet kan overigens den heer Plantenga, als lid der commissie van
toezigt op het lager onderwijs, niet onbekend zijn gebleven, hoe,
bij den aanvang van den nieuwen cursus met 1 Mei jl., de
nieuwe leerlingen slechts met groote moeite konden worden ge
plaatst dat op de kostelooze scholen de laagste klassen meer
dan vol zijn en een restant van omstreeks 20 leerlingenbe
stemd voor die scholenslechts kon worden geplaatst door een
tijdelijken maatregel, nl. door hen in te dcelen op een der scho
len voor minvermogenden.
De heer Reeling Brouwer stelt zich de zaak zoo voor
dat wanneer nu dit bestuit niet wordt genomen t en over eeni
ge jaren behoefte ontstaat aan eene nieuwe school, deze dan
zal worden gevestigd op terreindat gewoon gemeentegrond is,
zonder speciale bestemming en het dan moeijelijk zal zijnde
rijkssubsidie ad 30% te verkrijgen.
De heer Plantenga geeft te kennendat hij door afwezig
heid wegens ongesteldheid niet heeft medegewerkt tot het be
sluit van 27 December 1887. Hij eerbiedigt echter dat raads
besluit en zou daarom ook in zoover met het voorstel van burge
meester en wethouders kunnen möegaanom het terrein te
zijner tijd voor een school te bestemmendoch blijft bezwaar
maken zijne stem te geven aan dat van den heer Duparc, om
dat hij dc noodzakelijkheid daarvan niet inziet.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het eerste onderdeel van het overeenkomstig het denkbeeld
van den lieer Duparc gewijzigd vborstcl wordt in stemming gc-
bragt en aangenomen met 15 tegen 2 stemmen, die van de
heeren Plantenga en Bekhuis.
De heer dc la Faille had inmiddels de vergadering verlaten.
Het tweede onderdeelalsmede het voorstel in zijn geheel
worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heeren Plan
tenga en Bckiiuis verklaarden zulk tegen.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders lot het doen
van af- en overschrijvingen op de gemeentebegrootingdienst
1887.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten tot
het doen van de at- en overschrijvingen als op den overgeleg-
den staat zijn omschreven.
9. Reclames tegen aanslagen in de directe belasting op het
inkomendienst 1888.
In verband met de behandeling van dit punt wordt dc open
bare vergadering gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.