130 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 December 1888. benoemd. Op den heer Dr. H. A. Middelburg werd 1 stem uitgebragt. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee- nen van eervol ontslag aan den onderwijzer D. Wassenaar. Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten met ingang van den 9 Januarij 1889 aan D. Wassenaar, overeen komstig zijn verzoek, eervol ontslag te vcrleenen als onderwijzer aan de gemeenteschool no. 10. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot amotie van twee woningen in de Posthoornsteeg. Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor, hen te mag- tigen de perceelen plaatselijk bekend Posthoornsteeg nos. 13 en 15, na het eindigen van den loopenden huurtijdzijnde de 12 Mei 1889te doen amoveren. De beraadslagingen worden geopend. De heer van Sloterdijck zegt, dat de kennisneming van de stukken hem genoopt heeftzelf te gaan zien welke de ge breken zijn die eene amotie dezer woningen noodzakelijk ma ken. Spr. is door den bewoner, F. Vuistin de gelegenheid gesteld eene der woningen te bezigtigen. Hij moet erkennen dat hij door de aldaar heerschende duisternis niet in staat was, den toestand geheel te beoordeelen maar de bewoner gaf hem de verzekering dat het pand in goeden toestand verkeertja deze bragt de verdiensten er van eenigszins nog onder cijfers, door te verklarendat hij voor f 25.— de woning geheel in orde zou kunnen laten brengen en een huur van /"200 zou wil len geven. Spr. zal nu wel dit oordeel niet stellen boven dat van den directeur der gemeentewerkenmaar toch heeft hij den indruk gekregen dat de toestandwaarin de woning ver keert pleit voor de meeningwelke tijdens de functie van den vorigen directeur der gemeentewerken werd vernomen dat de gemeentelijke architectuur sterk was in het uitvoeren van nieuwe werken maar niet in het onderhouden van bestaande. Spr. zou nu gaarne eene nadere bevestiging van burgemees ter en wethouders ontvangen dat het onderzoek naar den toe stand dezer panden zóó naauwkeurig is geweest, dat men, in afwijking van het oordeel van den bewonergerust tot aanne ming van het voorstel zal kunnen overgaan ofschoon hierdoor almede eene bron van inkomsten voor de gemeente zal worden gedempt. Bij het zuinig beheer van burgemeester en wethou ders waarvan ook blijk is gegeven in het heden aan de orde zijnde voorstel om afwijzend te beschikken op een verzoek om subsidie voor eene te houden tentoonstelling van pluimgedierte, waarin spr. zich geen partij zal stellen mag men a preori aannemendat ook in dezen de zuinigheid is betrachtmaar toch veroorlooft spr. zich de vraagof er wel genoeg op gelet isdat de gemeente door de amotie dezer panden zich van eene bron van inkomsten zal ontdoen en of het onmogelijk is door het aanbrengen van herstellingen den toestand in den grond te verbeteren. De heer Reeling Brouwer gelooftdat het oog van een leek reeds voldoende is om te constaterendat de toestand van deze woningen ze voor bewoning totaal ongeschikt maakt. Wat voor eenigen tijd omtrent de woning in het St. Jobsleen is overwogen en aanleiding gaf om op verzoek van den huur der de huurovereenkomst te ontbindenis nog te meer van toe passing op deze panden. Dat de bewoner van een dezer den toestand verdedigde acht. spr. natuurlijkwant zijn eigen be lang drijft hem daartoe. Hij heeft hier eene koemelkerij en is scheepsjagerdaar hij veel met de schipperij in aanraking komt is het voor hem van belang in deze aan het vaarwater gelegen woning te kunnen blijven wonen. Nog heeft voor spr., om tot dit voorstel mede te werken als motief gegolden de omstandigheid dat aan de Potmargetoch ook een publieke weg als gevolg van het bedrijfdat in dat huis wordt uitge oefend een mestvaalt ligt, wat bij politie-verordening is ver boden. Worden deze woningen geamoveerd dan wordt daar door mede die onoogelijke toestand opgehevenwelke aller minst door de gemeente als eigenares mag worden bestendigd. De heer Troelstra deelt mede dat de toestand van deze panden gedurende de laatste jaren telkens door burgemeester en wethouders is besproken. Deze hebben ze ook herhaaldelijk bezocht en zich dan afgevraagdof het gemeentebestuur wel verantwoord was met die panden langer te laten bestaan. Het gemeentebestuur van zijn kant kan den eigenaren van bouw vallige woningen krachtens eene verordening noodzaken die te herstellen of af te breken maar dan dient het zeil geen pan den te laten bewonen die inderdaad gevaar opleveren. Bur gemeester en wethouders hebben tot nu toe met het voorstel tot amotie gewachtomdat een der bewoners er gaarne in bleef wonen. De meest noodzakelijke verbeteringen zijn aangebragt om zooveel mogelijk gevaren te voorkomen de bijbehoorende loods is door palen gestutmaar al die verbeteringen konden onmogelijk de panden in voldoenden staat van bewoonbaarheid j brengen. De directeur der gemeentewerken is er dan ook van overtuigddat ze moeten worden geamoveerd. Burgemeester en wethouders hebben nu een voorstel gedaan. Neemt de raad het niet aandan drage hij de verantwoordelijkheid. Het dage- lijksch bestuur is overigens zeer goed bekend met het oordeel van den bewoner Vuist, maar dit neemt niet weg, dat naar hunne overtuiging de toestand zoo slecht isdat de woningen moeten worden afgebroken. De heer van döf Sch0ör heeft ook deze panden opge nomen en vond toen de loods in zulk een deerniswaardigen toestanddat hij zich afvroeghoe het mogelijk isdat een eigendom van de gemeente in zoo'n verval kan geraken. De muren zijn uitgezet en worden door palen gestut. Deze toe stand heeft reeds eenige jaren bestaan. Spr. gelooftdat het beter ware geweest de muren in tijds te herstellendan zou den ze welligt nu niet behoeven te worden afgebroken. De directeur der gemeentewerken zegt van de woningen geen kwaad, maar spreekt alleen van de loods. Spr. heeft dan ook bij zijn onderzoek bevondendat de woningen in goeden toestand ver- keeren de muren zijn zóó hecht en stevigals men elders wei nig zal aantreffende balken zijn ook nog stevig en dragen een zolderwaarop misschien eemge duizende ponden hooi worden geborgen. Spr. zou dus wel de verantwoording op zich willen nemendat deze panden niet zullen instorten. De heer Reeling Brouwer heeft gewezen op de woning in het St. Jobsleen tot voor korten tijd bewoond door den heer Jun- gius. Dat was echter een geheel ander geval. De huurder van die woning klaagde over groote gebreken en verzocht ont binding der huurovereenkomst, maar over de onderwerpelijke woningen wordt niet alleen niet geklaagd, maar een der bewoners wil er gaarne in blijven wonen. Bovendien zou men uit het uiterlijk voorkomen van dien bewoner en uit de omstandigheid, dat de bewoonster der andere woningde wed. Bruinsma, die deze reeds tal van jaren heeft bewoond er toch 83 jaar oud in is gewordenmogen opmakendat de bewoning dier pan den voor de gezondheid niet nadeelig is. Spr. zal dus zijne stem niet aan het voorstel geven. De heer Bokhuis zegtdat de strekking van dit voorstel hem niet nieuw is. De voorzitter gaf reeds voor eenigen lijd in eene vergadering van de bouwcommissie haar kennis van het advies van den directeur der gemeentewerken omtrent deze woningen. Volgens dezen deskundigen ambtenaar is de toestand zoodanig dat zij in het belang der openbare veilig heid moeten worden afgebroken, want zooals de heer Troelstra ook reeds zeidede weinige nu en dan aangebragte herstel lingen waren onvoldoende om de woningen op den duur be woonbaar te houden. Wilde men ditdan zoude deze maat regel zooveel kosten, dat men voor de gemeentefinantiön nog met voordeel de woningen kan afbreken en bet terrein voor een ander doel gebruiken. Ook spr. heeft de woningen in oogenschouw genomen en hoewel hier alleen van een opper- vlakkigen indruk sprake kan zijn, ze in een toestand bevonden, die het advies van den directeur der gemeentewerken ten volle regtvaardigt. De heer van Sloterdijck zeide, in den toestand van deze wo ningen eene bevestiging te zien van de meening dat de gemeen Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 December 1888. 137 te-architectuur hier sterk schijnt in het stichten van nieuwe wer ken doch niet in het ouderhoud van bestaande. Dergelijk oordeel acht spr. hier minder juist. Deze woningen zijn blijk baar niet door de gemeente gesticht, maar aangekocht, spr. weet niet hoe lang geleden en nu vermoedt hijdat de vorige directeur der gemeentewerken deze woningen zoo weinig waard achttedat hij uit welbegrepen zuinigheid geen voorstel tot afdoende herstelling deed. De heer van Slotördijck zou zich niet tevreden hebben gesteld met het vragen van mondelinge inlichtingen van burge meester en wethouders indien hij evenzeer als de heer van der Scheervan de soliditeit der woningen overtuigd ware maar hij heeft zich, zooals hij zeidewegens de duisternisin de eene woningdie hij bezochtdaarvan niet kunnen over tuigen. Na de inlichtingen door den heer Reeling Brouwer ge geven zal spr. zich niet tegen het voorstel verzetten. Het is hem geblekendat het uiterlijk der woningen meer schijn is en in tegenspraak met den werkelijken toestand. Eene verge lijking evenwel met het huisdoor den heer Jungius bewoond geweestgaat z.i. niet op de eischenaan eene woning te stellenmoeten in overeenstemming zijn met de bestemming en nu zal het niet worden betwist, dat men voor een heeren huis andere eischen mag stellendan voor woningen als de onderwerpelijke. Bovendien de bewoner der eene heeft ver klaard, met den toestand tevreden te zijn. Voorts geeft spr. toedat de aanwezigheid van de mestvaalt aan het vaarwater hinderlijk ismaar dat acht hij geen motief voor een zoo radicalen maatregelals eene amotie dier wonin gen. Wordt het voorstel hiertoe verworpendan gaat de ver antwoordelijkheid voor eventuele ongevallen over op den raad zeide de heer Troelstra. Spr. betwist dit. In dat geval blijft de verantwoordelijkheid rusten op burgemeester en wethouders, die het toezigt hebben op gemeentegebouwen en er zorg voor moe ten dragen dat de noodigc verbeteringen worden aangebragt. Wat de herkomst dezer woningen betreft, deze staat tamelijk vast. Vroeger waren het een wagenhuis en stalling, gelegen aan den eenigen toegangsweg naar de aschbelt, met de wo ningen aan de gemeente behoorende en in gebruik bij den pachter van het aschland. De heer Dijkstra kan ook met het voorstel medegaan. Hij heeft een persoonlijk onderzoek ingestelden den toestand zóó gevonden, dat hij eene verdeie verhuring onverantwoordelijk zou achtenterwijl de kosten om de woningen weêr in be woonbaren staat te brengen te hoog zouden zijn. Naar spr's. overtuiging leveren de woningen gevaar op voor de bewoners vooral die door F. Vuist bewoondomdat deze eene groote hoeveelheid hooi op zijn zolder bergt. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer van der Scheer verklaart zich tegen. 8. Voorstel van burgemeester en ivethouders naar aanleiding van een verzoek van het hoofdbestuur der vereeniging „Avicul- turaom eene subsidie voor eene in 1889 alhier te houden Internationale tentoonstelling van pluimgedierte. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit voorstel beslotenbovenomschreven verzoek te wijzen van de hand. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukker j van A. Jongbloedte Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 2