Vergadering van Dingsdag den 26 Maart 1889. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 16 Maart 1889. hoe het 't meeste nut kan doen en het misbruik worden ge keerd. Burgemeester en wethouders en de commissie van toezigt zien vooral het gevaar hierin dat de onderwijzers der school zelve aan hunne eigen leerlingen privaat onderwijs geven. Spr. daar entegen ziet daarin juist het voordeel, dat deze, waar hetnoo- dig blijkt, de school aanvullen; zij toch weten het best, wat hunne leerlingen ontbreekt. Het is volgens het gevoelen van een onderwijzermet wien spr. over deze kwestie sprakniet onverschillig of een vreemd onderwijzer het privaat onderwijs geeft. Spr. geeft hem hierin geen ongelijk. En nu zal toch de nieuwe bepaling alligt aanleiding geven tot het nemen van pri vaat onderwjjs door andere onderwijzers hetgeen onbillijk is tegenover de eigen onderwijzers. Het voorstel gaat spr. dus te ver. Wenscht men eene be perking waarom dan niet de bepaling van Amsterdam overge nomen V Vooralsnog bevredigt dit voorstel spr.'s wenschen niet. De heer Theunisse heeft het woord gevraagd en moet wil hij den heer Duparc voldoende weerleggen ook het leer plan bespreken. Daaruit zijn de afdoende bewijzen te putten dat er voor vele leerlingen gedurende korter of langer tijdtij dens den zes-jarigen cursus dringende behoefte bestaat aan steun. De Voorzitter verzoekt den heer Theunisseook om het reeds zoo ver gevorderd uur, het leerplan buiten het debat te laten. Gaarne wil hij later de bezwaren van den geachten spre ker daartegen aanhooren en ter sprake brengen waar het be hoort. De heer Theunisse had geen plan het geheele leerplan in het debat te brengendoch alleen enkele punten er uit te nemen zooals hij zeideom aan te toonen dat alleen voor vlugge leerlingen het volgen der lessen in den afgebakenden zes-jarigen cursus mogelijk is. Mogt hem dit gelukken, dan be staat er misschien aanleiding om vooralsnog geen besluit te ne men maar te trachten door inkrimping van het leerplan het kwaad te keeren. De heer Bekhuis had het woord gevraagd maar ziet er van af 0111 het vergevorderd uur. Alleen wil hij nog verklaren, dat hij zijne stem aan het voorstel zal geven omdat dit zijne volle sympathie heeftals een middel tegen misbruiken en om dat de vrijheid van onderwijs die gelukkig bestaat, er niet door wordt bedreigd. De heer Oosterhoff wenscht in verband met de door den heer Hijlkema gedane vragen het volgende mede te deelen. De heer Duparc die gereed staat den heer Hijlkema te beantwoor den zal wel nota van die mededeeling willen nemen. Onlangs was hij er getuige van dat twee leerlingen uit de 2e klasse der middelbare school voor meisjes tegenwoordig waren bij het huiswerk van een meisje uit de 5e klasse van school no. 3 en deze met verwondering zagendat dit meisje hetzelfde werk deeddat zij pas verrigt hadden op hare school. Het betrof een boekje van Bruins over de Nederlandsche taal. Nu is de vraagof dit op de school voor middelbaar onderwijs repetitie was dan wel, of men op school no. 3 buiten het leerplan ging. De heer Dup&fC zal op de categorische vragen van den 1 heer Hijlkema ook categorische antwoorden geven 1 Of het vol- 1 komen waar is dat zelfs middelmatige leerlingen het leerplan van de onderwerpelijke scholen met vrucht kunnen volgen Het antwoord kan niet anders luiden dan ja. Het leerplan op beide scholen is zóó ingerigtdat leerlingen met middelmatige begaafdheden mits echter met den noodigen goeden wil bezield, het kunnen volgen. 2. Of de voorgestelde maatregel de eenige afdoende is Ook hierop kan slechts toestemmend worden geantwoord. Bij herhaling heeft de commissie van toezigt door het middel van overtreding het misbruikdat van privaat on derwijs wordt gemaakt, trachten te keeren, doch zonder het gewenschte gevolg. Daarom meent de commissiedat thans alleen door het voorgestelde verbod het doel is te bereiken. Dit alles is trouwens ook geheel in het gedrukte voorstel van de commissie aan burgemeester en wethouders uiteengezet. Aan den heer de la Faille en ook aan anderen kan spr. de ver zekering geven dat het geenszins de bedoeling is om als privaat onderwijs mogt blijken noodig te zijnhetals de commissie wordt geraadpleegdte doen geven door een den leerlingen geheel vreemden onderwijzermaar door zijn eigen klasse-onderwijzer. Het eerste zou zoo onpaedagogisch moge lijk zijn. Spr. verwijst te dien aanzien naar het belangrijke verslag van het verhandelde op de den 29 December 1887 te Utrecht gehouden jaarlijksche vergadering van de Vereeniging voor paedagogiek dat, naar aanleiding van de onderwerpelijke kwestie, in hoofdzaak is teruggegeven in een zeer lezenswaar dig toelichtend hoofdartikel van het Schoolblad van 5 Maart j.l. In die vergadering zeide ook de inleider, de heer G. J. Vos Az., dat de gewone onderwijzer van den leerling de aan gewezen man isom de bedoelde Mentor-taak te vervullen. Hetgeen door den heer Oosterhoff is medegedeeld omtrent het gebruik van dezelfde Nederlandsche leerboekjes in de vijfde klasse van de school no. 3 en de tweede klasse van de mid delbare school voor meisjes zal spr. met naauwgezetheid on derzoeken. Blijkt, dat op de school no. 3 in dit opzigt te ver wordt gegaan dan moet daaraan natuurlijk terstond een einde worden gemaakt. Verder wil spr. nog mededeelen dat de aandacht der com missie van toezigt aanhoudend ook op het leerplan is gevestigd. Nog geen veertien dagen geleden werd door spr. en drie an dere leden der commissie eene vergadering gehouden met de hoofden van acht scholen, die der 2e klasse b en die der 3e klassewaarinbehalve over verscheidene andere punten ook over het leerplan der scholen is gehandeld. Naar aan leiding der opmerkingen van den heer Theunisse ligt het me de in het plan van spr. om in de eerstvolgende vergadering der commissie een voorstel te doen om het leerplan ook van de andere openbare scholen door de hoofden daarvan in ge zette nadere overweging te doen nemen. Ten slotte nog een woordzich aansluitende aan de circu laire van 1885: Hebben de raadsleden of wie ook klagten laten zij ze mits behoorlijk uiteengezet en zooveel mogelijk schriftelijk ter kennis van de commissie brengendie met den meesten ernst ze onderzoeken enzoo mogelijkuit den weg ruimen zal. De heer Troelstra doet nogmaals uitkomen, dat het geens zins in de bedoeling van burgemeester en wethouders ligt het privaat onderwijs geheel te werendaar dit zeker wel eens noodig kan zijnmaar om het misbruik er van te keerendat, al werd het leerplan gewijzigd, toch zou blijven bestaan. De heer Theunisse wijst er opdat bij het toegezegde naauwgezet onderzoek van het leerplan blijken zaldat het, na eenige kleine wijzigingenzoo verkeerd niet ismaar wat baat zelfs het beste leerplanals het niet goed wordt uitgevoerd vraagt spr. Een naauwlettend toezigt op de uitvoering en de toepassing van het leerplan is mede noodig. Nadat spr. nog met een paar voorbeelden heeft aangetoond dat er werkelijk veel van het leerplan wordt afgeweken, worden de beraadslagingen gesloten. Het voorstel wordt nu in stemming gebragt en aangenomen met 12 tegen 9 stemmen die van de heeren Kuipers Beuc- ker Andrcae DijkstraDirks Theunissevan Harinxma thoe Slooten van SloterdijckMeijer en van Eijsinga. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 Maart 1889. 17 Tegenwoordig 15 leden. Afwezig met kennisgeving de heeren J. van der ScheerMr. J. Minnema BumaDr. N. Reeling Brouwer, Mr. J. C. Meijer, F. Plantenga en Jhr. Mr. G. van Eijsinga. Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester. I. De notulen van de vorige op Zaturdag den 16 Maart j.l. gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen: 1dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd a. het primitief kohier der directe belasting op het inko men dienst 1889. b. het raadsbesluit tot het doen van af- en overschrijvingen op de gemeente-begrooting, dienst 1888. c. het raadsbesluit betreffende de ruiling van grond aan de St. Jacobsstraat. 2. een berigt van Mej. A. J. M. ter Haardat zij hare be noeming tot hoofdonderwijzeres aan de gemeentebewaarschool no. 2 aanneemt, en op 1 Mei a.s. in functie zal kunnen treden. In verband hiermede heeft Mej. J. de Haan, op verzoek van burgemeester en wethouders, zich bereid verklaard, hare betrek king als hoofdonderwijzeres dier school nog tot dien datum te blijven waarnemen. 3. dat den 20 Maart j.l. zijn ingekomen bezwaarschriften van J. Beeling en P. Bruijn tegen de kiezerslijsten. Ingevolge het bepaalde bij art. 14 der kieswet moet de Raad daarover be slissen tusschen den 8en en 14en dag, nadat ze zijn ingediend. In verband hiermede stelt de voorzitter voor, de volgende raads vergadering te doen houden op 2 April en de daaropvolgende op 16 April e.k. Wordt medegedeeld, dat nog een bezwaarschrift is ingekomen, hetwelk echter door den belanghebbende weder is ingetrokken. III. Wordt ter tafel gebragt: 1. De rekening en verantwoording der ontvangsten en uit gaven van de dd. schutterij, over 1888. Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van de heeren Minnema BumaBekhuis en Kuipers. 2. Een adres van het bestuur van liet dept. Leeuwarden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, houdende verzoek, ten behoeve van een op te rigten cursus tot opleiding van helpsters bij bewaarscholeneene jaarlijksche subsidie te verleenen en eene localiteit beschikbaar te stellen. Wordt om berigt en raad gesteld in handen van burgemees ter en wethouders. 3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van concessie voor het in de vaart houden van het pontveer bij het Schoenmakersperk. 4. Een rapport der raadscommissie omtrent eene aanvraag tot af- en overschrijving van eenige posten op de begrooting voor het stadsziekenhuis, dienst 1888. 5. Een rapport der raadscommissie omtrent een verzoek van J. D. C. Stücker, om vrijstelling van de betaling van hoofdelijken omslagals consulair agent van Frankrijk. 6. Een rapport der raadscommissie in wier handen is gesteld eene aanvraag tot het doen van af- en overschrijvingen op de begiooting voor het nieuwe stadsweeshuis, voor het jaar 1888. 7. Een rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der rekening van administratiekosten voor de stads-bank van lee ning, over 1888. De stukken sub 3 tot en met 7 worden voor de leden ter visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden be handeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Voorstel van burgemeester en ivethouders tot het verleenen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. M. L. Posthumus. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten, met ingang van 5 Mei 1889, aan Mej. M. L. Posthumus, overeen komstig haar verzoek, eervol ontslag te verleenen uit hare be trekking van onderwijzeres aan de gemeenteschool no. 9. 2. Voorstel van burgemeester en wethoudersom de nood zakelijkheid uit te spreken, dat de betrekking van opzigter der stadsreinigingopengevallen door het aan C. Klaasen Dzn. verleend eervol ontslagopnieuw worde vervuld. Dienovereenkomsmstig wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten. 3. Voorstel van burgemeester en ivethouders tot wijziging der verordeningregelende de inrigting van het personeel der politie in de gemeente Leeuwarden. (Zie bijlage no. 3 tot het verslag van 's raads handelingen.) Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te besluiten I. De verordening, regelende de inrigting van het personeel der politie in de gemeente Leeuwarden vastgesteld bij raads besluit van den 27 December 1883 (Gemeenteblad no. 22 van 1883) te wijzigen als volgt: In art. 1 de woorden „2 inspecteurs van politie te doen ver vangen door „één inspecteur van politie der le klasse „één inspecteur van politie der 2e klasse in art. 2 te royeren „de inspecteurs van politie ieder f 1200," en daarvoor te stellen: „den inspecteur van politie der le klasse van ƒ1200 tot ƒ1500; „den inspecteur van politie der 2e klasse van 900 tot ƒ1200". De nadere bepaling van het juiste bedrag dezer jaarwedden geschiedt op voorstel van den burgemeesterdoor burgemees ter en wethouders. II. te bepalen, dat deze wijziging zal in werking treden den 1 Mei 1889. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hijlkema begint met de verklaring, dat hij allen eerbied heeft voor de politie in deze gemeente. De toestand al hier is gewoonlijk rustig en kalmen hoewel dit voor een deel mag worden toegeschreven aan de ordelievendheid der bur gerij zoo heeft men het toch zeker grootendeels te danken aan de goede houding, zorg en ijver van de politie. Op grond hier van en omdat de jaarwedde der inspecteurs niet te hoog mag worden genoemd, zal spr. vóór het voorstel stemmen, ofschoon hij er aan moet toevoegen, dat hij het in het algemeen in de tegenwoordige tijdsomstandigheden niet dienstig acht, tracte- menten te verhoogen zonder dat daartoe bepaalde noodzakelijk heid bestaat. Spr. kan echter niet méégaan met alle argumentendoor burgemeester en wethouders tot ondersteuning van hun voorstel aangevoerd. Wel stemt hij het burgemeester en wethouders toewaar deze te kennen geven, dat het voor een goeden gang van zaken verkieselijk is, dat de inspecteurs in klassen wor den verdeeld, dat er een hoofdinspecteur zij met het oog op eene eventuele vervanging van den commissaris van politie, en de tot nu toe gevolgde wijze van handelen om den oudst-be- noemden inspecteur als de hoogste in rang te beschouwen, niet juist is omdat de anciënniteit geen voldoenden waarborg geeft, dat de tijdelijke vervanging door den oudsten inspecteur in het belang der gemeente is. Burgemeester en wethouders zeggen echter verderdat „de maatschappelijke positiewelke de eerste inspecteur van politie dezer gemeente inneemtvan dien aard (is), dat, om steeds geheel onafhankelijk te kunnen leveneene jaarwedde van ƒ1200.niet hoog genoeg moet worden geacht." Hiermede kan spr. zich niet vereenigen. In de le plaats wordt hier niet in het algemeen over de inspecteurs gesprokenmaar alleen over den tegenwoordigen len inspecteur, die dus als de aan gewezene schijnt beschouwd te worden, en in de tweede plaats, omdat hieruit zou volgen, dat wanneer later een nieuwe inspec teur werd benoemd die maatschappelijk minder hoog staat het tractement tot ƒ1200 zou kunnen worden teruggebragt. Spr. zag liever eene algemeene bepaling. Bovendien waar is de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1889 | | pagina 1