24 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 16 April 1889. hij inmenging van het gemeentebestuur wenschelijk acht. Maar ook spr. zeidedat het bewaarschool-onderwijs een groot gemeente-belang is dat de raad met zich zelf in strijd zou zijnwanneer hij met het verleden voor oogende beharti ging van dat gemeente-belang overdraagt aan eene corporatie, die wel vol ijver is bezield voor deze zaak, maar toch niet alles kan doen wat zij wel zou wensehen. Spr. heeft maar te wij zen op de vroegere Departements bewaarschool welker instand houding voor het Departement niet langer mogelijk was en die vóór enkele jaren aan de gemeente is overgedragen en zoo ook nu op dezen nieuwen maatregeldie maar tijdelijk is en vrij wel op losse schroeven staat. Het moge den schijn hebben, dat spr., als lid der commissie voor de gemeentelijke bewaarscholen eene oratio pro domo houdtmaar zijne overtuiging is hetdat het gemeentebelang medebrengtdat het gemeentebestuur zich in de regeling van den cursus menge en deze zelve ter harte neme. Ja spr. ge looft datwanneer deze gelegenheid zich niet had aangeboden, het belang der gemeente medebragtzelf een dergelijken cur sus op te rigten en dat de flnantiën een uitgaaf daarvoor nog wel zouden veroorloven. De heer M0ijer wenscht de discussiën te beperkenomdat, veel in het debat is gebragtwat niet noodig was. Zoo zijn art. 21 der onderwijswet en art. 12 der verordening voor de gemeentelijke bewaarscholen besproken. Spr. heeft op laatst genoemd artikel gewezenniet omdat het bij aanneming van het voorstel der commissie in toepassing zou kunnen worden gebragt, maar alleen omdat het geheel in den geest dier veror dening zou zijn dat de raad wanneer deze zaak tot stand kwam haar als een gemeentebelang zou beschouwen. Het is gebleken dat de oprigting van een cursus van ge meentewege niet wenschelijk wordt geacht en dat men allen schijn, van eenige verpligting voor het vervolg op zich te nemen wil vermijden. Spr. althans gaat niet meê met den heer de la Faille die er a priori geen bezwaar tegen zou hebben om bijv. over 5 jaar den cursus voor de gemeente over te nemen. De bedoeling nu van spr's. amendement is geen ander, dan dat hij het regt van inmenging als voorwaarde wil stellenom er voor te waken dat de cursus zoo eenvoudig worde en blijve ingerigtals nu in het plan ligt en dat de kosten niet zóó hoog worden opgevoerd datwanneer te eeniger tijd de gemeente de overname van den cursus wenschelijk achtdeze niet on mogelijk zou zijn wegens de groote kostener aan verbonden. Nu kan men wel zeggen dat de adressant het volle vertrou wen verdient en dat men altijd in de gelegenheid iswenken te geven maar door een preventief toezigt als eisch te stellen, is men sterker en heeft men meer afdoenden waai borg. Wen ken kunnen worden in den wind geslagen en personen kunnen wisselen. Spr. wil den cursus op eenvoudigen voet houden en niet die hooge vlugt er aan geven als in Groningen en elders, waar aan den cursus een examen is verbonden. Spr. is dus er niet van overtuigd gewordendat zijn amen dement in strijd is met het gemeentebelang. Hij stelt voor, als eerste voorwaarde aan het verleenen der subsidie te ver binden „dat de regeling van den cursus in overleg met burge meester en wethouders en onder door hen te stellen voorwaar den tot stand komen." De heer van Harinxma thoe Slooten vindt door dit amendement de zaak niet duidelijker geworden. Terwijl de heer de la Faille onverholen te kennen geeftdat hij er geen bezwaar tegen zou hebben den cursus van gemeentewege op te rigtenkomt de heer Meijer daar tegen op en zegt hij, dat hij niet zoo ver wil gaan. Er schijnt dus eenig verschil tus- schen die beide sprekers te bestaan. Wat spr. zelf aangaat hij zou er niet tegen opzien wanneer het belang der gemeente dat werkelijk medebragt voor rekening der gemeente een cur sus op te rigten. Het gemeentebestuur heeft ook bij het lager onderwijs te veel bewijzen gegeven van zijne liberale opvatting op het stuk van opvoeding der jeugddan dat het tot die op rigting niet zou willen overgaan wanneer ze uit het oogpunt van gemeentebelang noodzakelijk bleek. Maar nu doet zich de gelegenheid voorom die oprigting van gemeentewege on- noodig te maken door particulier initiatief, gesteund door eene subsidie van de gemeente. Nu gaat het niet aan om toch de regeling van den cursus in hoofdzaak bij het gemeentebestuur te doen zijn. Nu spreekt het amendement er wel alleen van om de inmenging te beperken tot het tot stand komen van de regeling zoodatwanneer de regeling eenmaal in overleg met en onder goedkeuring van burgemeester en wethouders is tot stand gekomen het gemeentebestuur er verder geheel buiten staat. Hierdoor acht spr. het amendement wel aannemelijker, maar waaromvraagt hijhet particulier initiatief aan banden te leggen Om den cursus op eenvoudige voet te houdenzeide de heer Meijermaar dat is voor tweeërlei opvatting vatbaar. Burgemeester en wethouders kunnen alleswat niet hoogst noodzakelijk is werenmaar ook zouden zij in het belang van het onderwijs meer kunnen eischen waardoor de kosten zou den moeten worden verhoogd. Wat zal er dan moeten geschie den Zeker eene verhooging der subsidie. Spr. is er dus voorom alle inmenging uit te sluiten en zich alleen tot het verleenen van eene subsidie te bepalen. De heer Troelstra vindt evenmin het amendement duide lijk. Het spreekt van eène regeling in overleg met burgemees ter en wethouders en een tot standkomen onder nadere voor waarden. Spr. ziet hierin onderlinge tegenspraak, wat de strek king er van onduidelijk maakt. Hij verwijst nogmaals naar het voorstel van burgemeester en wethoudersvolgens hetwelk de subsidie tot wederopzeggens zal worden verleend en onder voorwaardedat jaarlijks een verslag van den toestand van den cursus worde overgelegd. Ieder lid van den Raad zal dus jaar lijks de resultaten van den cursus kunnen nagaan met het oog op het gemeentebelang. Spr. is er dus voor om den adres sant volkomen vrij te laten in de inrigting en regeling van den cursus. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Meijer zijn amen dement heeft gewijzigd en dat dit nu aldus luidt„dat de re geling van den cursus in overleg met burgemeester en wethou ders en onder door hen te stellen voorwaarden geschiede. De heer Oosterhoff vraagtof dit amendementwanneer hij het althans goed heeft begrepenniet eenig bezwaar zou ontmoeten bij het Departement. Onder de daar bedoelde voorwaarden zouden burgemeester en wethouders ook wel eens kunnen rangschikken, dat het benoemen van het onderwijzend personeel aan hen kwam. Spr. kent het gevoelen van het Departement nietmaar wanneer burgemeester en wethou ders zoo groote magt verkregenzou hij er voor vreezen dat dit zeker bezwaar zal ondervinden. De Voorzitter wijst er nog op datdaar de subsidie tot wederopzegging verleend wordtelk jaar bij de behandeling der begrooting er op kan worden teruggekomen. Telken jare kun nen de leden inlichtingen omtrent den cursus inwinnen. Blij ken deze niet gunstig te zijndan kunnen voorwaarden worden gesteld of kan de subsidie worden ingetrokken. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het amendement van den heer Meijer wordt in stemming ge bragt en verworpen met 8 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de heeren Meijer WijbrandiTheunisse Beucker Andreae van der Scheer, Duparc en de la Faille. De heeren Kuipers Hijlkema en v. Eijsinga hadden vóór deze stemming de vergadering verlaten. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt daarop zonder hoofdelijke stemming onveranderd aangenomen. V. De heer de la Faille vraagt en bekomt verlof van de vergadering, om eene vraag te rigten tot burgemeester en wet houders. Spr. heeft met groote voldoening de drinkwaterleiding zien Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 16 April 1889. 25 tot stand komen. Hij zou nu echter gaarne vernemen, of de ze geningen, aan die waterleiding verbonden, spoedig zulk eene uit breiding zullen verkrijgen, dat het water algemeen beschikbaar zal worden gesteld. Uil de concessievoorwaarden blijkt het, dat het gemeentebestuur over eene groote hoeveelheid water ter uitdee- ling kan beschikken. Wij zijn nu in de drooge moesson, zoodat bij de bevolking groote behoefte aan water bestaat. Later wanneer overvloedige regens zijn gevallenen de regenwater bakken gevuld worden zal die behoefte zich misschien minder doen gevoelen. Nog een andere kwestie wenscht spr. even ean te roeren, nl. het besproeijen der wegen. Hij zou gaarne worden inge licht of het dagelijksch bestuur ook daartoe maatregelen heeft genomenmet het oog op het seizoen. De atmospheer is in dezen tijd van het jaar droogscherpe winden waaijen er en jagen stof op, dat schadelijk is voor de ademhalingswerktuigen. De Voorzitter zal gaarne voor zooveel mogelijk de vragen van den heer de la Faille beantwoorden. Wenscht deze echter een meer gedetailleerd an' -oord, dan zal hij aan burgemeester en wethouders voorstellenin eene volgende vergadering de noodige inlichtingen te verstrekken. Spr. kan nu mededeelen, dat het in het plan van burgemeester en wethouders ligt, om binnen een niet te lang tijdsverloop de distributie van water te doen plaats hebben. Dadelijk na de opening der waterleiding is de standpijp, die op het Hofplein was aangebragtverplaatst naar het St. Jobsleen om bij wijze van proef tijdelijk te worden opengesteld. Daaruit wordt door een van wege burgemeester en wethouders aangestelden persoon tweemaal daags, telkens gedurende een uur, water uitgedeeld, om te kunnen nagaan in hoever van het water gebruik wordt ge maakt en daarnaar te kunnen beoordeelen hoeveel standpijpen zullen moeten worden geplaatst. Thans is besloten, in 't geheel vijf standpijpen te plaatsen en wel een op de Oldegalilëen, een op den Wissesdwinger bij de school voor schipperskinderen, een aan de Vijversbuurt tegenover de Weerklank en een vóór de Blokhuissteeg bij het ziekenhuis. Verder is eene regeling om trent het gebruik getroffenin overleg met de verschillende armbesturen en diaconiën. Er is eene lijst opgemaakt van de on- en minvermogenden, bij die armbesturen en diaconiën in bedeeling. Die personen krijgen eene kaart, waarop zij dage lijks een getal emmers water kunnen bekomen in verhouding tot de grootte van hun gezin. Zoodoende zal de hoeveelheid van 5000 M3 water, waarover volgens de concessievoorwaarden de gemeente voor dit doel beschikken kan, bijna geheel worden verbruikt. Wat de besproeijing der wegen betreftspr. moet te kennen geven, dat dit punt bij burgemeester en wethouders voorloopig, tot de warme dagen komen, is uitgesteld. Zij zullen het echter niet vergeten. Op enkele gedeelten van het plantsoen, bijv. in den Prinsentuinis reeds een besproei-kraan aangebragt. De heer de la Faille betuigt zijnen dank voor de bekomen inlichtingen en dringt, wat de uitdeeling van water aan min- en onvermogenden betreftop bekwamen spoed aan. Ook wijst hij er op dathoewel in dit seizoen de tempera tuur niet warm ishet besproeijen der wegen niet overbodig iswegens de droogte van den atmospheer. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1889 | | pagina 3