40 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 25 Junij 1889. naar zou kunnen worden benoemd daar reeds zoovele leden de een voor de ander na voor eene benoeming hadden bedankt, hetgeen deed vreezen dat het bedanken eene epidemie zou worden. Zij vonden het daarom beter een half jaar te wachten, omdat het voor den winter geene moeijelijkheden zou opleveren, maar nu het zomer is geworden en de mogelijkheid bestaat dat er ambtenaren van huis zijn en de overblijvende verhinderd zijn dan zou er stagnatie ontstaan. Om dit te voorkomen en geenszins om verlichting van werkzaamheden te verkrijgen is dit voorstel gedaan. De werkzaamheden zijn tusschen den bur gemeester en de beide andere ambtenaren zoo geregeld dat daartegen voor den nieuw te benoemen titularis geen bezwaar behoeft te bestaan. Zonder hoofdelijke stemming woidt conform het voorstel be sloten. De heer van Sloterdijck verklaart zich tegen. In de volgende vergadering zal tot eene benoeming worden overgegaan. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee- nen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. W. Gros- jean. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten aan Mej. W. Grosjean, overeenkomstig haar verzoek, met in gang van 10 Julij e.k. eervol ontslag te verleenen uit hare be trekking van onderwijzeres aan de gemeenteschool no. 0. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei ding van een verzoek van den heer Mr. li. Hopperus Barna om gemeentegrond aan het Oldehoofster Kerkhof in huur te bekomen. Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten I. te verklarendat de gemeentegrondgelegen op het Ol dehoofster kerkhof vóór de perceelenplaatselijk gekwoteerd aldaar nos. 18 en 20 en op de overgelegde teekening met groene kleur aangeduid niet meer voor den publieken dienst bestemd is. II. behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten aan den heer Mr. B. Hopperus Buma, voor den tijd van vijf jaren, tegen eene jaarlijksche huursom van f 10 in huur af te staan den sub I bedoelden grondzulks op de navolgende voor waarden 1. dat de in huur af te stane grond volgens aanwijzing van den directeur der gemeentwerken door hekwerk moet worden afgesloten hetwelk voortdurend in goeden staat moet worden onderhouden. 2. dat het hekwerk na afloop van den huurtijd op kosten van den adressant moet worden weggenomen. 3. dat op den gehuurden grond geene getimmerten, van wel ken aard ook mogen worden opgerigt en verder op de voorwaarden als burgemeester en wethou ders noodig zullen oordeelen. De heer Minnema Buma onthoudt zich wegens verwantschap met den adressantvan medewerking aan dit besluit. 10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verbouwing van het perceel St. Jobsleen no. 255. Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor I. Het huisplaatselijk gekwoteerd St. Jobsleen no. 255 met den daarbij behoorenden grond door verbouwing en bijbouw te doen inrigten overeenkomstig het plan gemerkt B door den directeur der gemeentewerken ingezonden bij zijne missive d.d. 12 April 1889 no. 156/13 en nader gewijzigd bij missive d.d. 5 Junij d.a.v. no 225/1alsmede de verdere bij dat plan voor gestelde werkzaamheden te doen uitvoeren. 11. Burgemeester en wethouders uit te noodigen, te zijner tijd de finantiële voorstellen te doen tot dekking der uitgaven aan de sub I bedoelde werken verbonden. De beraadslagingen worden geopend. De heer van Eijsinga zal niet tegen het voorstel stemmen, maar moet toch verklarendat het hem niet duidelijk is waarom niet wordt voorgesteld om de loods van turfberging in de plaats dat eene bergplaats in dit perceel worde aange- bragtweder bij de Potmarge te bouwen op de plaats waar zij tot nu toe heeft gestaan. Elk jaar zal men voor de niet onbelangrijke uitgaaf staan om de turf van de naaste opslag plaats bij de Oldehoof naar het lokaal in het perceel in het St. Jobsleen te brengenterwijlwanneer de bergplaats weder opgebouwd wordt op de oude plaats bij de Potmargewaar voldoende terrein ismen gemakkelijk en zonder veel kosten de turf uit het schip aan den wal direct kan lossen en over brengen naar de bergplaats. Spr. zou gaarne daaromtrent worden ingelicht. De heer van Sloterdijck wenscht uitstel van de behan deling van dit voorstel in overweging te gevennaar aanleiding van een kort geleden door hem gevoerd gesprek met een lid van het dagelijkse!) bestuur van de Friesche maatschappij van landbouw. Deze deelde hem mede, dat dit bestuur voornemens is, eerstdaags tot het gemeentebestuur het verzoek te rigten om het gebruik van eene localiteit voor den zuivelconsulentdie thans op reis is om zich verder op de hoogte van zijne be trekking te stellen en zich practisch te bekwamen. Bedoeld bestuur had wel reeds aanbiedingen van andere gemeenten ontvangendoch acht het van belang dat genoemde ambtenaar zich in Frieslands hoofdstad zal vestigen. Men heeft nog geen bepaald gebouw op het oogmaar het kwam spr. voordat het perceel in het St. Jobsleenhetwelk nu toch voor zoovele doeleinden zal worden ingerigt, ook nog wel voor het door ge noemde maatschappij beoogde doel zal kunnen worden benuttigd. Hij stelt daarom voorde behandeling veertien dagen aan te houdenin afwachting dat welligt het verzoek der maatschappij mogt inkomen. Het plan van inrigting zou dan nog kunnen worden gewijzigd. Mogt er daarentegen bij burgemeester en wethouders bezwaar bestaan tegen uitsteldan stelt hij zich geen partij en zal hij zich niet tegen dadelijke behandeling ver zetten want het adres is nog ongeboren. Wanneer echter tot uitstel wordt besloten dan zou hij daaraan tevens de opdragt aan burgemeester en wethouders wenschen te verbinden, om, indien het verzoek inmiddels mogt inkomen dan daaromtrent in de volgende vergadering te adviseren. De heer Plantonga had ook eenig bezwaar tegen het voor stel. Dit vormt één geheel en kan niet gesplitst worden het moet dus in zijn geheel óf aangenomen óf verworpen worden. Hij zou anders zijne bedenkingen kenbaar maken tegen het planom in dit perceel ook eene localiteit in te rigten waar de stadsgeneeskundigen hunne patiënten kunnen ontvangen. Hij acht dergelijke plaats' aan een uiteinde der stad voor de pa- tienten niet wenschelijk. Voor bedlegerige ziekenwaar de geneesheer aan huis komt, is het natuurlijk totaal onverschillig, maar er zijn velen die zeer zwak zijn en voor zoodanige pa- tienten is bijv. de afstand van Oldegalileën of het oosteinde van het- Vliet naar het meest westelijk einde van de stad veel te ver. Het stadsziekenhuis is althans meer in het midden van de gemeente en de tegenwoordige gelegenheid aldaar om de pa- tienten te ontvangen is naar spr's. meening wel te verbeteren. Ook de hulpmiddelen om de zieken te onderzoeken zijn wel in het ziekenhuis aanwezig maar kunnen niet in het geprojec teerde lokaal worden aangebragt. Vervolgens ligt het in het plan, in dit perceel naast de con sultenkamer voor ziekerf, een lokaal te bestemmen voor keuring van vleesch, naar aanleiding, zooals burgemeester en wethou ders in de motieven aangeven van de in eene voorgaande ver gadering aangenomen verscherpte bepalingen omtrent die keuring. Behalve dat de onmiddellijke nabijheid van die localen min der doelmatig zouden kunnen blijken, weet spr. ook niet, welk verband er tusschen die verscherpte bepalingen en eene afzon derlijke localiteit bestaat. Hij weet niet, wat de keurmeesters dan moeten verrigten en ook in het voorstel is daaromtrent niets aangewezen. Mogt evenwel tengevolge van de motie van den heer van Slo- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 25 Junij 1889. 41 terdijck eene andere bestemming aan het gebouw worden ge geven dan vervalt spr's. bezwaar. De Voorzitter zegt, dat bij burgemeester en wethouders tegen het uitstel der behandeling geen bezwaar bestaat. De beantwoording der gedane vragen zal dan later kunnen plaats hebben. Het voorstel van den heer van Sloterdijck wordt ondersteund en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordening op het bestuur van het stadsziekenhuis. (Zie bijlage no. 5 tot het verslag van 's raads handelingen.) Daar geen der leden in het algemeen over het voorstel het woord wenscht te voeren wordt overgegaan tot behandeling van de onderdeden afzonderlijk. a. In art. 1 lett. b te lezen „het hulpziekenhuis gekwo teerd wijk A, Voorstreek no. 300, aangewezen voor lijders aan besmettelijke ziekten. De heer Dijkstra wenscht te wijzen op eene kwestie van vorm en waar burgemeester en wethouders hier iets aan wen schen toe te voegen op zijn beurt er wat van af te nemen. De inrigting van het ziekenhuis is omschreven a, b en c in a het hoofdgebouw, in b het hulpziekenhuis waar nu in a van hoofdgebouw sprake is zou in b kunnen gesproken worden van hulpgébouic of gebouw. Hij ziet de noodzakelijkheid niet in om ten aanzien van het eene van hoofdgebouw en van het an dere van hulpziekenhuis te spreken. De heer Reeling Brouwer heeft geen principieel be zwaar tegen de door den heer Dijkstra voorgestelde wijziging maar wijst op het spraakgebruik dat het gebouwsub b be doeld altijd het hulpziekenhuis wordt genoemd. De heer Menalda zegt dat dit geen bezwaar tegen de wijziging behoeft te zijnomdat het hoofdgebouw toch ook altijd het stadsziekenhuis wordt genoemd. De heer Troelstra vraagt, of de heer Dijkstra de geheele verordening heeft nagegaan om te onderzoeken of deze wijzi ging ook van invloed kan zijn op andere artikelen. De heer Dijkstra acht het niet onmogelijk maar het is hem bij het nagaan niel opgevallendat in verband hiermede ook elders in de verordening wijzigingen moeten worden aan gebragt. De Voorzitter acht deze benaming niet gelukkig omdat men aan het woord „hulpgebouw" het karakter van loods of barak hecht. Spr. vraagt nuof het amendement van den heer Dijkstra wordt ondersteund. Dit blijkt het geval te zijn. De heer Dijkstra zegtdat hij door de discussiën op een dwaalweg is gebragten dat ook hij het woord „hulpgebouw" minder goed acht. Hij stelt dus nu voorte lezen„het ge bouw, gekwoteerd wijk A, Voorstreek no. 360 enz." Dit amendement wordt in stemming gebragt en aangenomen met 10 tegen 5 stemmen die van de heeren Meijer, Plantenga, Theunisse, Reeling Brouwer en Troelstra. Het aldus gewijzigd voorstel sub a wordt nu zonder hoofde lijke stemming aangenomen. b. aan art. 2 als laatste alinea toe te voegen „De verdeeling der werkzaamheden van de commissie wor den omschreven in een reglement van ordedoor haar op te maken en door den gemeenteraad goed te keuren." De heer Men&ldtl leest in de toelichting op dit voorstel: „Tevens zou kunnen worden opgenomen een huishoudelijk regle ment, door de commissie op te maken en door den gemeente- raad goed te keuren. In dat reglement zou dan tevens de werk- kring van den secretaris-penningmeester nader kunnen worden i omschreven." Dit vindt zeker zijn oorzaak in de missive van de commissie van bestuurdie er op wijst, dat in art. 4 der verordening wel wordt bepaald dat de commissie uit haar mid den een secretaris-boekhouder benoemtdoch dat de aanwijzing van hetgeen hij te doen heeft ontbreekt. Nu vraagt spr. of het niet beter ware in art. 2 bepaaldelijk aan de commissie de op dragt te doen, om den werkkring van den secretaris-boekhou der in het huishoudelijk reglement te regelen. De heer Reeling Brouwer zegt eene andere opvatting te hebben. Burgemeester en wethouders hebben willen tege moetkomen aan het bezwaar der commissie van bestuur, dat er geene officiële bepaling bestaatwaaruit blijkt dat de uit- keering der gelden op de begrooting toegestaan, moet geschie den aan de commissie van bestuur. De heer Menalda herhaalt de zoo even gedane aanhaling uit de missive van de commissie. Hij kan daaruit niets anders lezen, dan wat er duidelijk staat. En waar nu in de toe lichting op het voorstel van burgemeester en wethouders meer speciaal op de regeling der werkzaamheden van den secretaris penningmeester wordt gewezen daar schijnt het niet overbodig, om deze ook in de voorgestelde toevoeging op te nemen. De heer van Sloterdijck wijst er op, dat de secretaris boekhouder niet buiten de commissie staat, maar daarvan deel uitmaakt. Wanneer nu na aanneming van het voorsteleen huishoudelijk reglement zal worden opgemaakt, waarin de ver deeling der werkzaamheden van de commissie wordt omschre ven dan zijn daaronder ook die van den secretaris-boekhouder begrepen. Eene nadere toevoeging daarvan is dus niet noodig. De heer Menalda heeftals de voorgestelde toevoeging wordt toegepastgelijk de heer van Sloterdijck veronderstelt daartegen geen bezwaar meer. Daarop worden de onderdeden sub b tot en met e, en vervol gens het voorstel in zijn geheel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Diensvolgens wordt beslotende verordening op het bestuur van het stadsziekenhuis (gemeenteblad no. 10 van 1884) te wij zigen door a. In art. 1 lett. b te lezen„het gebouw gekwoteerd wijk A Voorstreek No. 360, aangewezen voor lijders aan besmettelijke ziekten." b. Aan art. 2 als laatste alinea toe te voegen „De verdeeling der werkzaamheden van de commissie wor den omschreven in een reglement van ordedoor haar op te maken en door den gemeenteraad goed te keuren." c. Aan art. 17 als nieuwe eerste alinea toe te voegen: „Er worden, behoudens het bepaalde bij art. 19 alinea 2 geene verpleegden in het stadsziekenhuis opgenomen dan na ingewonnen advies van den geneesheer-directeur." De woorden „na ingewonnen advies van den geneesheer-di recteur," aan het slot van dit artikel te doen wegvallen. d. De laatste alinea van art. 18 te doen vervallen. e. In art. 21 le en 2e alinea, de letter d te doen vervan gen door b. Als vóórlaatste alinea toe te voegen „Lijders bedoeld bij art. 18 letter fdie met wenschen kosteloos verpleegd te worden, betalen volgens hetzelfde tarief." De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1889 | | pagina 2