74 Verslag der handelingen van den genieenteraa 1 te Leeuwarden, van Dingsdag 24 September 1889. 4. Benoeming van een onderwijzer aan de gemeenteschool no. 7. Op de voordragt zijn geplaatst 1. G. Kielder te Dockum; 2. A. A. van der Ploeg te Frane- ker3. N. Schuitemaker te Menaidum; 4. E. W. Faber te Steen bergen 5. T. Boonstra te Haarlem en 6. J. H. Houwen te Dragtcn. De uitslag der gehouden stemming is dat 10 temmen op G. Kielder en 3 stemmen op E. W. Faber zijn uitgebragt, zoodat eerstgenoemde wordt benoemd. De datum der infunctietreding zal nader door burgemeester en wethouders worden vastgesteld. 5. Resolutie van Gedeputeerde Staten tot niet goedkeuring van het raadsbesluit tot conversie van gemeentelijke schuld, d.d. 13 Augustus j.l. no. 10, zooals het is gewijzigd bij besluit van 3 September d. a. v. no. 16. Adres van de heeren B. L. C. de Haan c. s. Nader voorstel van burgemeester en wethouders. De Voorzitter geeft in overweging om, alvorens over te gaan tot de behandeling van het voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit te nemen omtrent de resolutie van Ge deputeerde Staten. Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten in die resolutie te berusten. Hierop wordt overgegaan tot de behandeling van het voorstel van burgemeester en wethouders met de adressen van den heer de Haan c. s. De conclusie van het voorstel luidt om te be sluiten I. over te gaan tot geheele aflossing der leeningen, ten be hoeve der gemeente aangegaan in de jaren 1853, 1880, 1883 en 1884, met uitzondering van die voor de gasfabriek. II. tot vinding der middelen voor de sub I omschreven bui tengewone aflossing en ter bestrijding van uitgaven voor bui tengewone werken, uit te voeren in het jaar 1889, aan te gaan eene geldleening van ƒ1.155.000.tegen eene rente van 3| °/o- III. voor deze geldleening vast te stellen het volgend „plan van geldleening" (zie bijlage no. 8 tot het verslag van 's raads handelingen.) De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethouders eene wijziging wenschen aan te brengen in het bij hun voor stel ter vaststelling aangeboden „plan van geldleening'', door daaruit art. 7 te doen vervallen en in verband daarmede de arti kelen 8 tot 12 te hernummeren met 7 tot 11. De algemeene beraadslagingen over het voorstel worden ge opend. De heer MoiUllda. kan zich volkomen vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders, om de deelneming in de geldleening bij openbare inschrijving aan den meestbiedende open te stellen. In de wijziging echter die thans wordt aange- bragt in het plan van leeningvindt hij aanleiding om de ver gadering in overweging te geven, bij het leeningsplan te bepa len dat de houders van in de conversie opgenomen schuldbe kentenissen bij de aanneming der inschrijvingen preferentie zul len genieten. Bij conversie-leeningen in andere groote gemeen ten wordt deze bepaling in het leeningsplan aangetroffen en het dient t.e worden opgemerkt, dat het in enkele gemeenten zelfs is voorgekomendat de grootste helft der nieuwe leening werd genomen door houders van ter aflossing aangewezen schuldbe kentenissen. Nu moge de afwezigheid van eene als door hem bedoelde bepaling misschien zamenhangen met de minder optimistische beschouwing van burgemeester en wethouders ten aanzien van den koers die zal worden ingeschreven, Spr. echter is van oordeel datnu het gebleken is dat elders door houders van oude (afgeloste) schuldbekentenissen voor een groot gedeelte de conversieleeningen werden genomen het ook hier voor het welslagen der zaak zijn nut zal kunnen hebben de door hem bedoelde preferentie toe te kennen. Spr. stelt daarom voor, deze bepaling na de 4de alinea in art. 4 op te nemen. Verder is bij spr. de vraag gerezen of de 2de serie der lee ning, in verband met de mogelijkheid van eene inschrijving boven pari, wellicht ook tot een lager bedrag dan ƒ155.000. zou kunnen worden uitgeschreven doch waar burgemeester en wethouders hebben gemeend hiertoe niet te moeten overgaan daar zal hij geen voorstel in dezen doen. De heer Troelstra merkt op, dat het onder sub III gedane voorstel hoofdzakelijk-is overgenomen uit vroegere leeningsplan- nen dezer gemeente. Het regt van voorrang zou hierbij z. i. toegekend moeten worden, wanneer de leening a pari of althans tegen een bepaald bedrag werd uitgeschreven. Dan toch zou die voorrang van eenige beteekenis zijn voor de houders van ter aflossing aangewezen obligatiën. Bij deze leening is dit niet het gevalwant de deelneming wordt aan den meestbie dende opengesteld. Is deze houder van afgeloste obligatiën, dan spreekt het van zelf, dat hij bij den gemeente-ontvanger op den dag van storting komt om die stukken voor nieuwe te verruilen en dat er in zoodanig geval eenvoudig eene verrekening plaats heeftwas zijne inschrijving boven paridan zal hij dat meerdere bijbeta len schreef hij beneden pari in dan zal de gemeente-ontvan ger bij de verruiling der stukken iets moeten bijpassen. Aangaande het voor de 2a<> serie te stellen bedrag wil spr. toe geven dat dit wellicht lager zou kunnen worden genomen doch zekerheid bestaat hieromtrent natuurlijk niet. Wijl het echter de gewoonte is, om de meerdere opbrengst van eene leeningdan waarop gerekend waste doen strekken tot buitengewone aflossing van schuldzal er geen bezwaar behoeven te bestaan om de 2de serie der leening op het voor gestelde cijfer vast te stellen. De heei' Meijer kan tot op zekere hoogte het voorstel van den heer Menalda ondersteunenechter niet tot in dien om vang. Spr. wenscht aan houders van afgeloste obligatiën alleen dan de voorkeur toe te kennenwanneer zij met niet-houders tegen gelijken koers hebben ingeschreven en zij bij hunne in schrijving hebben te kennen gegeven eventuëel van die prefe rentie gebruik te willen maken. Spr. stelt hierom voor, aan alinea 4 van art. 4 de bepaling toe te voegen „bij gelijk cijfer van inschrijving genieten houders der oude „schuldbrieven in de conversie begrepen de voorkeurmits „zij bij de inschrijving te kennen geven dat zij van die voorkeur „eventuëel gebruik wenschen te maken." De heer Mölialda zegt, dat zijne bedoeling geene andere was dan die van den heer Meijer en dat hij een daarmede overeenkomstig amendement voor zich heelt liggen. De heer Troelstra is van meening dat het doel van het amendement der heeren Meijer en Menalda als vrij onschuldig mag worden geacht. Spr. herinnert aan het resultaat der openbare inschrijving voor de conversieleening in 1880. Er werd eene inschrijving gedaan boven pari, maar ook tegen ruim 95 °'oterwijl de gemiddelde koers was 97-I:irjijVj Het zal dus later moeten blijken in hoeverre de voorgestelde bepaling doeltreffend is geweest, maar zeker is het dat, zullen de houders van oude obligatiën er van profiteeren, zij betrekkelijk hoog zullen moeten inschrijven. Maar zooals hij opmerkte kan naar zijne meening het amen dement vrij onschuldig worden genoemd, waarom hij er zich dan ook niet tegen zal verklaren. De heer DirkS heeft opgemerktdat de heer Menalda als een bewijs voor de gegrondheid van zijn voorstel het resultaat der laatste inschrijvingen voor conversieleeningen van andere gemeenten heeft genoemd. Spreker kan hieromtrent mededee- len, dat voor de 3) °/o leening van de gemeente Kampen ad ƒ728.000.— van welk bedrag ƒ547.000.moet strekken tot aflossing van 4°/o leeningen is ingeschreven voor de conversie met regt van voorkeur, 1 418.000.en verder tegen den koers van 100 1 °/o voor ƒ3.306.000.— Het amendement komt spreker derhalve wel gegrond voor blijkens de groote deelneming der bezitters van af te lossen stukken. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 24 September 1889. 75 De beraadslagingen worden hierop gesloten. De onderdeden I en II worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Bekhuis verklaart zich tegen. De Voorzitter Stelt thans aan de orde onderdeel III van het voorstelwaaruit art. 7 is vervallen en waarop een amende ment van de heeren Meijer en Menalda is voorgesteldstrek kende om aan de 4e alinea van art. 4 toe te voegen het vol gende „bij gelijk cijfer van inschrijving genieten houders der oude „schuldbrieven in de conversie begrepen de voorkeurmits zij „bij de inschrijving te kennen gevendat zij van die voorkeur „eventueel gebruik wenschen te maken." De heer Hijlkema is van oordeeldat de laatste zinsnede van het amendement wel zou kunnen vervallen omdat het z.i. van zelf spreektdat ieder inschrijver zijne inschrijving gaarne ziet aangenomen. Spr. doet echter geen nader voorstel. Het amendement van de heeren Meijer en Menalda wordt daarop aangenomen met 17 tegen 2 stemmen. Tegenstemmen de heeren Reeling Brouwer en van Harinxma thoe Slooten. Op voorstel van den voorzitter wordt besloten de juiste re dactie van de toevoeging aan art. 4 aan burgemeester en wet houders op te dragen. Het aldus gewijzigd onderdeel 111 van het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter is van meening, dat na de heden genomen beslissing op het voorstel van burgemeester en wethouders, af wijzend moet worden beschikt op de adressen van de heeren de Haan c.s. en stelt mitsdien voor, aan de adressanten te be- rigten, dat hun aanbod door den raad niet is aangenomen. De heer Menalda meent te hebben opgemerkt, dat de adressanten in de adressen reeds als hunne verwachting heb ben laten doorschemeren dat hunne aanbieding niet wordt aan genomen en acht het mitsdien beterhun te berichten dat de deelneming in de conversie-leening bij openbare inschrijving wordt opengesteld. De Voorzitter steit hierop voor, aan de heeren de Haan c.s. mededeeling van het besluit te doen met te kennen geving, dat van hunne aanbieding, gedaan bij adressen d.d. 15 en 21 September j.l., door den raad geen gebruik zal worden gemaakt. Aldus besloten. De voorzitter sluit de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1889 | | pagina 2