Vergadering van Dingsdag 22 October 1889,
nr 4V 1
9c*-; Xi
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 22 October 188!).
83
Tegenwoordig 19 leden.
Afwezig de heeren W. J. Oosterhoff en S. H. Hijlkema.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 8 October j.l. gehouden ver
gadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het le sup
pletoir kohier der directe belasting op het inkomen, dienst 1889.
2. dat door den Minister van Binnenlandsche Zaken zijn
goedgekeurd, het raadsbesluit tot tijdelijke vermeerdering van
het onderwijzend personeel aan het gymnasium en dat tot be
noeming van den heer S. P. Huizinga tot tijdelijk leeraar.
3. eene dankbetuiging van den heer S. P. Huizinga voor zijne
benoeming tot tijdelijk leeraar aan het gymnasium.
4. eene dankbetuiging van den heer G. Postmavoor zijne
benoeming tot hoofd der gemeenteschool no. 6.
5. de uitslag van de inschrijvingen op de le serie der con-
versieleening.
III. Wordt ter tafel gebragt
1. Het procesverbaal van de opening der kas van den ge
meente-ontvanger op 17 October j.l.
Wordt voor de leden ter visie gelegd.
2. Eene circulaire van het bestuur der vereeniging van Bur
gemeesters en Secretarissen in Friesland houdende verzoek om
medewerking tot oprigting van een onderling provinciaal pensi
oenfonds voor gemeente-ambtenaren.
Wordt om berigt en raad gesteld in handen van burgemees
ter en wethouders.
3. Aanbevelingen voor de benoeming van twee leden der
commissie van toezigt op het lager onderwijs.
4. Eene aanbeveling voor de benoeming van een lid der com
missie van administratie der stadsbank van leening.
De stukken sub 3 en 4 worden ter visie gelegd om in eene
volgende vergadering te worden behandeld.
5. Het rapport der raadscommissie omtrent een aanvraag om
magtiging tot wijziging van de begrooting voor het nieuwe stads
weeshuis, dienst 1889,
Wordt heden in behandeling genomen.
6. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijzi
ging der gemeentebegrootingdienst 1889.
Wordt gesteld in handen van de heeren DijkstraTheunisse
en Plantenga.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Uitloting van
van 1853.
aandeelen in de af te lossen geldleening
Worden uitgeloot de aandeelen nos. 2, 3, 7, 11, 12, 14, 15,
IC, 17, 18, 19, 20, 23, 24, 25, 32, 33, 36, 38, 39, 40, 41, 43,
45, 40, 47, 48, 52, 53, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 62, 63, 64, 65,
66, 67, 69, 70, 71, 72, 74, 76, 77, 78, 79, 80, 82, 83, 85, 88,
89, 93, 94, 97, 98, 101, 103, 105, 111, 113, 114, 117, 118,
119, 121, 122, 124, 126, 128, 129, 132, 133, 134, 136, 137,
140, 141, 143 en 147.
2. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek de*-
begrooting van administratiekosten voor de stadsbank van lee
ning dienst 1890.
Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming beslotende
bedoelde begrooting goed te keuren tot een bedrag van ƒ6020.
3. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek van
eene wijziging der begrooting voor het nieuwe stads-weeshuis
dienst 1889.
De commissie adviseerthet bestuur van het nieuw stads
weeshuis te magtigen tot wijziging der begrooting voor die in
stelling over het dienstjaar 1889nader omschreven in ha
re missive van 27 September j.l. en met behoud van het batig
slot zooals op de primitieve begrootirig is geraamd op vier en
een tweede cent.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhooging
der jaarwedde van de bevolkingsagenten.
Hierbij wordt voorgesteld
I. met ingang van 1 Januarij 1890 de jaarwedde van de
beide bevolkingsagenten ieder met 50 te verhoogen.
II. art. 1 van het reglement voor de bevolkingsagenten op
genomen in het gemeenteblad no. 26 van 1884 te wijzigen in
dier voege dat in plaats van „zes honderd vijftig gulden" worde
gelezen „zeven honderd gulden."
De heer Duparc gelooft, dat men de zaak moet omkeeren,
en eerst de verordening wijzigendaarna kan de jaarwedde
worden verhoogd. Eigenlijk zou het eerste onderdeel geheel
kunnen vervallen, want als door eene wijziging der verordening
de jaarwedde met 50 is verhoogd dan volgt het eerste daar
van zelf uit.
De Voorzitter acht dit eene kwestie van vorm, waaraan
gemakkelijk kan worden voldaan. Wordt echter het le onder
deel afgestemddan vervalt het tweede en is eene wijziging
niet meer noodig.
De heer Duparc noemt het eene principiëele kwestie. Het
geldt hier de verhooging van eene jaarwedde die bij verorde
ning is geregeld en dus niet kan worden verhoogd, vóórdat de
verordening is gewijzigd.
De heer Troelstra gelooft, dat aan het verlangen van den
heer Duparc kan worden voldaan door het 2e onderdeel het
eerst in stemming te brengen.
De Voorzitter neemt namens burgemeester en wethouders
het le onderdeel terug. Het aldus gewijzigde voorstel wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
5. Ontwerp gemeente-begrooting dienst 1890.
(Zie bijlagen nos. 11 12, 14 en 15 tot het verslag van
's raads handelingen.)
Daar geen der leden in het algemeen over dit ontwerp het
woord wenscht te voeren wordt overgegaan tot behandeling der
uitgaven.
Volgnos. 63 tot en met 68, artt. 1 tot en met 6 van afd. 1
hoofdstuk I worden onveranderd vastgesteld.
Bij volgno. 69, jaarwedden van den directeur, de opzigters der
gemeentewerken enz. ƒ8175, deelt de Voorzitter mede, dat
burgemeester en wethouders besloten hebben met ingang van
1 Januarij 1890 de jaarwedde van den opzigter J. D. van Nim-
wegen wegens 29-jarigen dienst en ijverige pligt.sbetrachting te
verhoogen met 100.-— en alzoo te brengen op 1000, zijnde
het maximum van de bij de verordening vastgestelde bezoldi
ging voor de opzigters. Spr. stelt voor naar aanleiding hier
van dezen post te verhoogen met ƒ100.en vast te stellen
op ƒ8275.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Volgnos. 70 tot en met 97, hoofdstuk I, artt. 810, hoofd
stuk II afd. I—IX, en afd. X artt. 1—4 worden zonder discus
sie onveranderd vastgesteld.
Volgno. 98, „Bureaubehoeften voor den directeur der gemeen
tewerken 400."
De Voorzitter verwijst hierbij naar het verslag van rap-