Vergadering van Dingsdag 24 December 1889.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 24 December 1889.
103
Tegenwoordig 12 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren: Dr. N. Reeling Brou
wer Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Slooten Mr. J. Dirks,
F. PlantengaJ. v. d. ScheerMr. J. Minnema BumaH.
Beucker Andreae, Jhr. Mr. G. van Eijsinga en W. J. Oosterhoff.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholtburgemeester.
I. De notulen van de vorige op 10 December j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt, medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen
1. dat de heer J. Koopmans door burgemeester en wethou
ders is benoemd tot lid der beurscommissie.
2. dat de gemeentebegrooting voor 1890 door Gedeputeerde
Staten is goedgekeurd.
3. dat de heeren Mr. W. B. Buma en J. J. Paehlig hebben
berigthunne benoeming tot voogd van de Stadsarmenkamer
aan te nemen.
4. dat van het bestuur van het St. Anthonijgasthuis een
mandaat ad ƒ1000 is ontvangen, als tegemoetkoming in de
kosten van verpleging van behoeftige krankzinnigen.
Burgemeester en wethouders hebben aan het bestuur voor
noemd 's Raads dank betuigd.
III. Wordt ter tafel gebragt een adres van de heeren IJ. O.
Faber, J. M. Wieringa en G. J. Heeringaom eene subsidie
voor den aanleg en de exploitatie van een lokaalspoorweg.
De voorzitter stelt voordit adres te stellen in handen van
burgemeester en wethouders, om betigt en raad.
De heer Bdkliuis heeft natuurlijk tegen dit voorstel geen
bezwaar maar zou toch gaarne wanneer het niet strijdt met
de goede orde nu reeds terstond iets in 't midden brengen
naar aanleiding van het adres. Als lid van een ander colle-
gie is spr. goed bekend geworden met het ontwerp voor de
Noord-Friesche spoorbaan maar met hoeveel aandacht hij dit
ook bestudeerd heeft toch is het hem niet gebleken in hoe
ver het belang der gemeente hiermede gemoeid ism. a. w. op
welke wijze de aansluiting van de nieuwe spoorlijn aan deze
gemeente zal plaats hebben. Het komt hem voordat dit voor
de richtige beoordeeling van het verzoek duidelijk zal moeten
blijken. Nu is spr's vraag of het adres geheel op zich zelf is
ingezonden dan wel of er nog meer gegevens bij zijn overge
legd enis dit niet het gevalof de voorzitter dan zoo goed
zou willen zijnom bij burgemeester en wethouders er op aan
te dringen om alvorens in eene beoordeeling van het verzoek
te tredenvooraf aan de adressanten te vragenwelke hunne
bedoeling is omtrent de aansluiting van de lijn aan deze ge
meente.
Spr. is zoo vrij, dit nu reeds te bespreken, omdat, zooals
bekend is de concessionarissen verpligt zijnvoor den 1 Junij
1890 te verklaren of zij al dan niet de concessie aanvaarden.
Er zullen nog vele werkzaamheden moeten voorafgaan zoodat
het zeer gewenscht is deze zaak met eenigen spoed te be
handelen waartoe de door spr. aanbevolen maatregel z.i. zal
kunnen medewerken.
De Voorzitter zegt, dat de Raad bezwaarlijk nu reeds
kan overgaan tot de behandeling van het adres. Op de vragen
van den heer Bekhuis kan hij intusschen antwoorden dat het
adres geheel op zich zelfzonder eenige begeleidende stukken
is ingekomen. Wel is bij een vorig adres eene brochure over
gelegd van den ingenieur Schotel, welk stuk den Raad echter
bekend is. Wat het tweede punt aangaat spr. zal gaarne bij
burgemeester en wethouders in overgeving gevenom vooral
te letten op het belang eener doelmatige aansluiting met de
kom der gemeente .en daarbij na te gaan op welke wijze die
aansluiting het best zal kunnen worden verkregen. Ook op eene
spoedige behandeling dezer zaak zal hij aandringen.
De heer Dup&rc moet met een enkel woord een principi
eel punt behandelen. De heer Bekhuis gaf aan burgemeester
en wethouders in overweging, bij de beoordeeling van het adres
na te gaan in hoever het belang der gemeente bij de onder-
werpelijke zaak is betrokken. Dit is echter iets dat van zelf
spreekt. Als het adres in handen van burgemeester en wethou
ders wordt gesteld mag men volkomen aannemen dat zij de zaak
in hun geheel zullen overzien en in de eerste plaats zich wel
zullen afvragenof de gemeente belang bij den aan te leggen
spoorweg heeftenzoo ja of dit in die mate het geval is
dat het verleenen van subsidie uit de gemeentekas gewettigd
zou zijn.
Afgescheiden hiervan heeft het spr's bevreemding opgewekt
dat de heer Bekhuis diegelijk hij zeide als lid van eene
andere vergadering met deze zaak geheel bekend is en haar
goed bestudeerd heeft toch nog in het onzekere verkeert over
de aansluiting aan deze gemeente. Hij schijnt dan niet in de
door den voorzitter aangehaalde brochure gelezen te hebben
dat het plan bestaatom den aanleg van den spoorweg te doen
geschieden door de daarvoor op te richten maatschappij doch
de exploitatie op te dragen aan de maatschappij tot exploitatie
van staatsspoorwegen. Het ligt daarom in den aard der zaak
dat laatstgenoemde maatschappij de nieuwe lijn zal doen aan
sluiten aan het spoorwegstation. Herinnert spreker zich de zaak
goed dan is dat bij de voorloopige concessie zelfs door den
Minister tot voorwaarde gesteld.
De heer Bekhuis betuigt den voorzitter zijnen dank voor
de gegeven inlichtingen en de gedane toezegging. Den heer
Duparc moet spr. er nog even op wijzen dat hij zooeven op
den voorgrond heeft gestelddat hij van deze aangelegenheid
eene studie heeft gemaakt en dus ook wel weetdat het de be
doeling ja zelfs de verpligting is om de lijn aan het spoor
wegstation te doen aansluiten. Maar hem is nog een gerucht
ter oore gekomendat er plan zou bestaan om een station of
een hulpstation meer in of bij de bebouwde kom der gemeente
te bouwen. Nu was het alleen zijne bedoeling met de vraag
aan den voorzitterom te vernemenof de concessionarissen
zich hierover hebben verklaard.
De Voorzitter zegtdat dit niet het geval is. Er hebben
nog geene besprekingen plaats gehad dan alleen geruimen tijd
geleden over den aanleg van een lokaal-spoorweg in het algemeen.
Nu zal evenwel met de concessionarissen vermoedelijk eene con
ferentie worden gehouden en daarbij het belang der gemeente
ter sprake komen.
De beiaadslagingen worden hierop gesloten.
IV. Wordt nog ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van het verzoek der aansprekersvereeniging .Leeuwar
den", dat de gemeente zich beperke tot de zoogenaamde ar-
menbegravenissen en dat aan de stadsboden het doen van aan
sprekersdiensten worde verboden.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders, naar aan
leiding van het adres van G. van Wely in zake de vergunning
door burgemeester en wethouders aan P. de Hoo verleendom
het westelijk gedeelte van zijn perceel aan den Stationsweg
vooruit te bouwen.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot vast
stelling van eene verordening, regelende de benoeming en het
ontslag van gemeente-ambtenaren en bedienden, enz.
Deze voorstellen worden voor de leden ter visie gelegd, om
in eene volgende vergadering te worden behandeld terwijl dat
sub 3 zal worden gedrukt in de bijlagen tot het raadsverslag.
4. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot onder-
handscbe verhuring van onderscheidene gemeente-eigendommen.
5. Eene aanbeveling voor de benoeming van een curator aan
het gymnasium.
6. Een adres van M. ten Bouwhuijs, om eervol ontslag als
onderwijzer aan de gemeenteschool no. 5met het betrekkelijk
advies der commissie van toezigt.
Door den voorzitter wordt namens den burgemeester en wet
houders voorgesteld dit verzoek in te willigen.
7. Het 2e suppletoir kohier der directe belasting op het in
komen, dienst 1889.