Vergadering van Dingsdag 28 Januarij 1890.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 28 Januari 1890.
7
Tegenwoordig 17 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren D. Tigler Wijbrandi
J. Theunisse, W. J. Oosterhoff en Dr. J. Baart de la Faille.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 14 Januarij j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het raads
besluit d.d. 14 Januarij j.l. tot onderhandsche verhuring van de
bovenwoning van het huis „Prins Hendrikstraat no. 13."
2. eene dankbetuiging van het hoofdbestuur der Friesche
Maatschappij van Landbouw voor het beschikbaar stellen van
een locaal in het verbouwde perceel St. Jobsleen no. 255 ten
behoeve van den Zuivelconsulent
3. een berigt van den heer E. G. Jungius dat hij zijne be
noeming tot curator van het gymnasium, ingaande den len
Januarij 1890 aanneemt
4. eene missive van de Kamer van Koophandel en Fabrie
ken waarin zij ondersteunt het verzoek van de heeren IJ. O.
Faber c.s., om eene gemeentelijke subsidie voor den aanleg en
de exploitatie van een Noord-Frieschen locaal-spoorweg.
Deze missive zal worden gevoegd bij het bedoelde adres
dat om berigt en raad in handen is gesteld van burgemees
ter en wethouders
5. twee missives d.d. 19 October j.l. en 20 December d. a. v.
van den directeur der Leeuwarder waterleiding-maatschappij
houdende mededeeling van eene uitbreiding en verlaging van
het tarief.
Deze brieven worden voor de leden ter visie gelegd.
6. dat door burgemeester en wethouders met ingang van
1 Januarij 1890 tot eersten onderwijzer aan de gemeenteschool
no. 6 is aangewezen E. Golmjon onderwijzer aan die school.
Al de vorengenoemde stukken worden voor kennisgeving aan
genomen.
III. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een verzoek van S. P. Nauta alhier, om gebruik
te mogen maken van gemeentegrond bij de woningen Noorder
plantage nos. 7 en 9lot het daar in leggen van een regen
waterbak.
2. Alsvoren tot wijziging der verordening regelende den
ranghet getalde bezoldiging en de wijze van benoeming dei-
ambtenaren en bediendenbelast met het beheer en de zorg
voor de plaatselijke werken en eigendommen van de gemeente
Leeuwarden (gemeenteblad no. 17 van 1883.)
Beide voorstellen worden voor de leden ter visie gelegd om
in eene volgende vergadering te worden behandeldterwijl dat
sub 2 tevens zal worden gedrukt in de bijlagen tot het verslag
van 's raads handelingen.
3. Hel door burgemeester en wethouders opgemaakte pri
mitief kohier van de directe belasting op het inkomen dienst
1890.
De Voorzitter deelt mededat dit kohier binnen eenige da
gen zal zijn afgedrukt als bijlage tot het verslag van 's raads
handelingen, en dat dus spoedig een gedrukt exemplaar aan
de leden kan worden uitgereikt. Op voorstel van den Voorzit
ter wordt bepaalddat binnen 14 dagen na die uitreiking het
onderzoek in de sectiën moet zijn afgeloopenen binnen 14
dagen hierna het verslag van de rapporteurs uit de sectiën
moet worden ingediend. Tevens wordt besloten om nog in
deze vergadering over te gaan tot de benoeming van de leden
der Gommissie voor de reclames.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1Rapport der raadscommissie aangaande het voorstel van
burgemeester en wethouders lot onbewoonbaarverklaring van de
woning Achter de Witte hand no. 21" kadastraal bekend
gemeente Leeuwardensectie C no. 8.
De commissie stelt voor het voorstel van burgemeester en
wethouders aan te nemen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
2. Voorstel van de commissie voor het ontwerpen der Straf
verordeningen tot wijziging der verordening houdende alge-
meene bepalingen van politie voor de gemeente Leeuwarden
gemeenteblad no. 7 van 1887.)
(Zie bijlage no. 2 tot het verslag van 's raads handelingen).
Daar geen der leden hierover het woord verlangtwordt
zonder hoofdelijke stemming conform dit voorstel besloten.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
van het besluit lot heffing eener belasting op tooneelvertooningen
en andere openbare vermakelijkheden. Gemeenteblad no. 8 van
1888.)
(Zie bijlage no. 1 tot het verslag van 's raads handelingen).
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform dit
voorstel besloten.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek
van H. H. Kramer om een plek gemeentegrond achter het
beurs- en waaggebouw in eigendom te erlangen.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te besluiten:
I. af te wijzen het bovenomschreven verzoek van den heer
H. H. Kramer
II. burgemeester en wethouders uit te noodigen de strook
grond ten westen van de straat achter het beurs- en waagge
bouw te doen bestraten of tot plantsoen aan te leggen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra kan zich met het eerste gedeelte van het
voorstel, strekkende tot afwijzing van het verzoek van den heer
H. H. Kramervolkomen vereenigen. Het gemeentebestuur
heeft indertijd de vrije beschikking over dit terrein willen be
houden in 't belang van het beurs- en waaggebouw. Deze be
langen gelden natuurlijk ook nu nog en een persoonlijk onder
zoek heeft hem de overtuiging geschonken dat het met het
oog op ruimtelicht en lucht wenschelijk isdat dit terrein
noch geheel noch gedeeltelijk worde bebouwd. De ruimte aan
de westzijde van het gebouw is bevorderlijk voor eene hier
vooral zoo noodige toevoer van frissche lucht en goed licht.
Die lucht is een vereischte voor de artikelen die in de waag
worden aangevoerdvooral als zij daar eenigen tijd blijven
staan. Maar ook het licht mag aan die zijde niet worden be
nomen.
Spr. merkt verder opdat voor een groot gedeelte de toe
voer van de voor de waag bestemde producten aan de west
zijde van dat gebouw plaats heeft en ook met 't oog hierop is
hij van oordeel, dat de ruimte aldaar niet minder mag worden
dan zij nu is.
Blijkens het voorstel zijn dit ook de voornaamste argumenten
van burgemeester en wethouders en spr. komt daarop vooral
terugomdat hij na zijn bezoek zijne bovenuitgedrukte mee
ning door een boterhandelaareen deskundige dus in deze
zaak hoorde bevestigen. Deze roemde de inrigting van ons
beurs- en waaggebouw, en meende dat het uitmuntend aan zijn
doel beantwoordt. Van groot belang achtte hij het echter, dat
steeds alles worde vermeden, wat aan eene onbelemmerde toe
voer van de producten of van lucht en licht in den weg kan
staan.
Spr. heeft evenwel eenig bezwaar tegen het tweede gedeelte
van het voorstel. Behalve om de bovenaangevoerde reden
wenscht hij 't terrein ruim te houden, omdat het in de onmiddel
lijke nabijheid is gelegen van het plein voor het paleis van
Justitie, dat in de kermisdagen wordt gebruikt voor 't plaat-