8 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 28 Januarij 1800. sen van tenten enz. Mocht dit plein eventueel te klein zijn om al de tenten en kramen met aanbehoorende zaken te be vatten dan zou het terrein naast het beurs- en waaggebouw tijdelijk nog van dienst kunnen zijn. Den heer van Eijsinga komt het voordat de vorige spreker die zich tegen het tweede gedeelte van het voorstel van burgemeester en wethouders vei klaarde, hiertegen geene voldoende argumenten aanvoert. Spr. ziet niet in waarom eenige beplanting van het hier bedoelde terrein niet is aan te bevelen. De heer Dijkstra zegtdat er voldoende ruimte moet blijven voor aanvoer van zuivelproductendie voor een groot gedeelte aan de westzijde van het beurs- en waaggebouw plaats heeftmaar bij het aanbrengen van eenig plantsoen langs de geheele westzijde van het terrein zal toch eene alleszins vol doende ruimte blijven voor die aanvoer. Spr. is niet overtuigd dat de aanneming van het bij sub 2 gedane voorstel eenige belemmering zal veroorzaken in de voor de waag benoodigde ruimteintegendeel de toestand aldaarthans zeer onoogelijk, zou reeds door het aanbrengen van eenig plantsoen tegen de leelijke muren en stekwerken aan de westzijde, eene verfraaij- ing ondergaan en de welstand zou worden bevorderd. Hierom verklaart spr. zich zoowel voor het eerste als voor het tweede gedeelte van het voorstel. De heer Dijkstra moet opmerkendat het zijne bedoeling niet is, om tegen sub 2 van het voorstel te stemmen maar dat hij veeleer wenschte om op het daarbij voorgestelde nader terug te komen. Hij wilde niet vooruit loopen op een te ne men besluit omtrent de bestemming van het hierbedoelde ter rein. Nu hierover echter toch gesproken wordt komt het hem voordat het meest wenschelijk moet worden geacht eene ge heele bestrating van het open terreinmet beplantingen van enkele boomen aan de westzijde langs de aangrenzende ter reinen. Spr. verklaart zich echter tegen eene geheele beplanting. De heer Bekhuis verklaartevenals tijdens de behandeling van de gcmeentebegrooling voor dit jaardat de verkoop van de hierbedoelde grond als bouwterreinen hem het meest wen schelijk voorkomt. De geschiedenis der stichting van het beurs en waaggebouw vermeldt dit dan ook als het doel van dit terrein. De directeur der gemeentewerken verklaart in zijne bij het voorstel overgelegde missive zich voor het stichten van ge bouwen. Spr. gelooft, dat hierdoor eene verfraaijing van de buurt zal worden tot stand gebragtindien door de te geven voor schriften wordt bevorderddat flinke gebouwen worden ge sticht met schoone vormenin overeenstemming met de omge ving. Van schade voor het beurs- en waaggebouw door het tenge volge van deze bebouwing wegnemen van ruimtelucht en licht heeft spr. nooit gehoordmaar wanneeer deze werkelijk overeenkomstig de heden aangevoerde beweringen is te vree zen dan blijft hem niets anders over dan met het voorstel van burgemeester en wethouders mee te gaan. De Voorzitter antwoordt den heer Bekhuis dat de be lemmering van licht en lucht die zal ontstaan door het bouwen van huizen op het terrein achter 't beurs- en waaggebouw een der motieven is waarop burgemeester en wethouders hun voorstel tot afwijzing van hel verzoek van den heer H. H. Kra mer gronden. Ook de gemeente-architect T. Romein voerde hetzelfde be zwaar aan in zijn advies dd. 18 February 1880, uitgebragt naar aanleiding van een gelijk verzoek van den heer G. Pos Dz., en bij de stukken overgelegd. In dit advies werd er reeds op gewezendat bij bebouwing van het terrein aan de west zijde van 't gebouw een straat zou overblijven van hoogstens zes meters breedtehetgeen zeer ten nadeele zou zijn van het licht in beurs en waag. De heer Menalda had ook willen releveeren hetgeen dooi den Voorzitter is gezegd. De gewone ernstwaarmede de heer Bekhuis steeds de te behandelen onderwerpen onderzoektschijnt hem deze keer te hebben begevenwant werkelijk worden in het voorstel van burgemeester en wethouders de bezwaren genoemd die door de vorige sprekers werden aangevoerd. Spr's. gevoelen in deze zaak is dat het bewaren van de hier bedoelde open ruimte het meest wenschelijk is. Dat zelfs het aanbrengen van plantsoen op den duur scha delijk zal zijnkan het plantsoen in de onmiddellijke nabij heid van het beursgebouw voldoende bewijzen. Hoog opgaande boomen als daar, zouden spoedig het noodige licht aan beurs en waag benemen. Bij de behandeling van de gcmeentebegrooting voor dit jaar werd door rapporteurs wel eene beplanting van het bedoelde terrein voorgesteld maar slechts als tijdelijke maatregel. Nu echter in dezen een definitief besluit zal genomen worden, her innert spr. dat de beurs is een monumentaal gebouw, waarom, ook met het oog op den welstand van het besproken terrein niets afgenomen mag worden. Ilij verklaart zich daarom voor eene bestrating van het ter rein achter het beurs- en waaggebouw. De Voorzitter wijst er op, dat het voorstel van burge meester en wethouders tweeledig is en strekt om het collegie te magtigen ten aanzien van het doen maken van bestrating en het aanbrengen van plantsoen te handelen naar omstandigheden. Ingeval van beplanting zal natuurlijk wel niet in die mate plantsoen worden aangebrachtdat daardoor belemmering in den toevoer van lucht en licht zou ontstaan. De heer Hijlk0ma kan zich vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders voor zoover dit de strekking heeft om voor de gemeente de vrije beschikking over het ter rein ten westen van het beurs- en waaggebouw te behouden. Het is reeds voldoende door de vorige sprekers aangetoond dat de toevoer van lucht en licht aan de westzijde van het ge bouw niet mag worden belemmerd, omdat dit schade zou doen aan de waag. Spr. wenscht er echter op te wijzen dat het ook voor het beurslocaal zeer ongewenscht is om aan die west zijde het licht eenigermate te benemen of door het planten van boomen te veroorzaken dat daar valsch licht invalt. Hij ziet het nu al dikwijls gebeurendat graanhandelaars zich naar ééne zijde van het beurslocaal begeven tot nabij de ramen om bij de bezigtiging van monstersdaarop zooveel mogelijk een zuiver licht te laten vallen. Spr. is dus tegen eene be planting en verklaart zich voor eene bestrating. Wordt deze aangebragtdan zal de toestand van het terrein veel worden verbeterd. Het aanbrengen van beplantingen zou er bovendien allerlei soort van aanrandingen en verdere onge- regtigheden in de hand werken. De heer Dirks herinnert zichdat er vroeger een geheel ander idee ten aanzien van de bestemming van den hier bedoel den grond bestond dan thans wordt besproken. Voor ja nog kort voor de stichting van het beurs- en waaggebouw be stond het voornemen om op dien grond te gelijker tijd een gebouw voor woning van den beursmeesters en voor afreken- kamers te stichten indien het mogt blijken dat daaraan be hoefte bestond. Sedert heeft men dat plan losgelatenom dat de kosten van het beurs- en waaggebouw op zich zelf al te hoog liepen, Spr. heeft bij de behandeling der gemeen- tebegrooting voor dit jaar tegen eene beplanting van dit ter rein gestemd. Hij is het ook eens met de heeren Hijlkema en Menaldadat daar evenmin boomen moeten worden ge plant maar dat het terrein eenvoudig bestraat moet worden opdat de gemeente ten allen tijde daarover de vrije beschik king zal hebben. De heer Troelstra merkt op dat hij als lid van het da- gelijksch bestuur niet heeft medegewerkt tot 't nemen van het besluit, om den raad het thans besproken voorstel aan te bie den. Naar zijn oordeel zijn de bezwarendie tegen de bebou wing van het terrein worden aangevoerdniet van overwegend belang. Spr. kan niet inziendat door het stichten van ge Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 28 Januarij 1800. 0 bouwen van matige hoogte eenige schade aan beurs of waag zou worden toegebragt. Er zoumet inbegrip van de bestaande sloepeen straat ontstaan van G a 7 M. breedte de afstand tusschen de hui zen wordt dus wijd genoegom voldoende licht en frissche lucht toe te laten. Daarbij moet niet uit 't oog worden verlo ren de inrigting van het waaggebouw, waardoor niet alleen aan die westzijdemaar aan alle kanten de toevoer kan ge schieden. Het beurslocaal zal behalve door de ramen in den westelij ken gevelnog van drie zijden licht ontvangen terwijl de ramen aan de westzijde nog boven het aldaar te stichten ge bouw zouden uitkomen. Hierbij komtdat het oorspronkelijk plan van bebouwingnl. stichting van afrekenkamers er.z., in der tijd door den raad is goedgekeurd. Spr. is dus tegen het tweede gedeelte van de conclusie van het voorstel. Ingeval de raad besluit, geen gebouw achter 't beurs- en waaggebouw te stichten verklaart spr. zich voor eene bestra ting. Hij acht 't aanbrengen van plantsoen niet wenschelijk. De planten zullen daar toch tengevolge van de tocht slecht groeij- en. Bovendien bevordert eene bestrating de reinheiddaar die schoon gehouden kan wordenwat met het oog op de waag zeker niet ongewenscht is. Daarom wenscht hij geen plantsoen en geen boomen op het hier bedoeld terrein maar eene bestratingwaardoor een harde bodem wordt verkregen. De heer Bekhuis zegtdat het misschien waar kan zijn dat hij de stukken niet met die naauwkeurigheid heeft nage gaan welke zij vei dienen maar dat toch het advies van den toenmaligen gemeente-architect hem niet onbekend is gebleven. Hij heeft meer speciaal het oog gehad op het advies dat de directeur der gemeentewerken heeft uitgebragt naar aanleiding van het verzoek van den heer Kramer. En daaruit blijkt dui delijk, dat er bij den directeur geene bezwaren tegen eene even tuele bebouwing bestaan, ja zelfs, dat hij het terrein daarvoor ge schikt en eene doelmatige bebouwing wenschelijk acht. Wijl echter tegen dit idéé de verklaringen van autoriteiten worden aangevoerdwil spr. de verantwoordelijkheid daarvan niet op zich nemenwanneer later mocht blijkendat ge bouwd is tot schade van beurs of waag. Daarom is hij bereid om ook met het tweede gedeelte van het voorstel van burge meester en wethouders mee te gaan, waaromtrent hij zijne meening bij eene vorige bespreking over dit terrein reeds heeft gezegd. De heer Duparc brengt in herinnering dat in der tijd het denkbeeld is geopperd geworden om den grond ten westen van het beurs- en waaggebouw te bestemmen tot stichting van winkeltjes en afrekenkamers waartoe ook betrekking had het voorstel van den heer G. Pos in zijn adres van 25 September 1880. Later echter is hiervan niets meer vernomen. Spr. zou nu wel eens van de leden, die voor de bebouwing van het terrein zijn, wenschen te vernemen of zij inderdaad meenen dat hier voldoende ruimte zou zijn om gebouwen van eenigen omvang te plaatsen Spr. betwijfelt het. Hij wijst er voorts op dat wij in onze stadgelijk ook in de meeste stedenlijden aan het gebrek van naauwe straten. Hier nu bestaat de gelegenheid om eene behoorlijke breedezij 't ook niet lange straat te verkrijgen nl. van G a 7 meter. Zal men daarvan nu een naauwe* straat maken Spr. is van oordeel dat, al ware het alleen om dit te vermij den het voorstel van burgemeester en wethouders alle aanbe veling verdient. Men lette er mede nog opdat te dezer plaatse tijdens de kermis gelegenheid kan worden gegeven tot het plaatsen van tenten enz. Dc Voorzitter deelt mede, dat door den heer Hijlkema wordt voorgesteld om het tweede gedeelte van het voorstel te wijzigen in dien zin dat daarin alleen worde gesproken van bestraten en om dus te laten vervallen de woorden of tot plantsoen aan te leggen. Voorts geeft hij te kennen, dat bur gemeester en wethouders dit amendement overnemen. Den heer van Eijsinga doet het leeddat burgemeester en wethouders dit amendement overnemen hij had zich gevleid dat hun voorstel zou worden gehandhaafd. Spr. blijft toch nog de voorkeur geven aan het eerst gedane voor stel. Hij heeft hierbij niet het idéé dal opgaand hout zal worden geplant, maar het ligt meer in zijne bedoeling om door het aanbrengen van eenig plantsoen de onoogelijke schuttingen en muren zoo veel mogelijk voor het oog te doen verdwijnen. Spr. wil alleen den welstand bevorderen en hij acht het veel beter daaraan tegemoet te komen door het aanbren gen van eenig plantsoen langs de westzijdedan door meer dere bestrating. De heer Dijkstra merkt opdat het denkbeeld van den heer van Eijsinga ook het zijne is. Zonder eene geheele be planting zou toch wel langs de schuttingen en de muren van de aangrenzende particuliere eigendommen eenige boomen kunnen worden aangebragt tot verbetering en verfraaijing van den ach tergrond. De Voorzitter zegt, dat dit denkbeeld door burgemeester en wethouders bij de uitvoering zonder bezwaar kan worden toegepast. Het eerste gedeelte van het voorstel wordt hierop in stem ming gebragt en aangenomen met algemeene stemmen. Het tweede gedeelte zooals dat is gewijzigd wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Troelstra verzoekt aanteekeningdat hij zich met dit gedeelte van het voorstel niet kan vereenigen. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot overdragt van eene sloot en een strookje grond aan den Hoekstersingel. De Voorzitter deelt mededat burgemeester en wethou ders het wenschelijk hebben geachthet voorstel met een en kele bepaling aan te vullenter verkrijging van meerdere ze kerheid tegenover latere eigenaren van de af te stane grond. Er wordt mitsdien eene bepaling aan toegevoegd, waaruit blijkt, dat sommige der gestelde voorwaarden door partijen worden beschouwd als te zijn regten van servituutop het verkochte gevestigd ten behoeve van de aangrenzende gemeentelijke eigen dommen. Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten voorbehou dens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten van Fries land in eigendom over te dragen I. a. aan den heer Teije Hilarius Wzn.timmerman en aannemer alhierde sloot ter breedte van 3 M.deel uitma kende van het perceel ten kadaster bekend gemeente Leeuwar den in sectie F no. 1916, voor zoover die sloot grenst aan zijn perceel, ten kadaster alsvoren bekend onder nummer 2162. b. aan den heer Jacob Friedrich Höperalhier gedomici lieerd het gedeelte van de sub a gemelde sloot over eene breedte van 3 M., voor zoover Jat grenst aan zijn perceel ten kadaster aLvoren bekend onder no. 2094en c. aan den heer Salomon Jansen alhier het gedeelte van de bovenbedoelde slooteveneens over eene breedte van 3 M. grenzende ten noorden aan zijn perceelten kadaster alsvoren bekend onder nummer 2140; en zulks tegen betaling van f 0,25 per centiare. II. aan den heer T. Hilarius Wzn. voornoemd eene strook grond, zijnde een gedeelte van het kadastraal perceel no. 191G bovengemeld, ter breedte van 3.50 Meter en ter lengte van ongeveer 14 Meter, gelegen ten westen van en grenzende aan zijne perceelenten kadaster bekend gemeente Leeuwarden in sectie F nos. 2162 en 21G3, en zulks tegen betaling van ƒ0,25 per centiare, een en ander op de voorwaarden in het voorstel van burgemeester en wethouders omschreven en met bepaling dat van die voorwaarden zal mogen worden afgewe ken indien de noodzakelijkheid daarvan mogt blijken. G. Voorstel van burgemeester en wethouders aangaande de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 2