Vergadering van Dingsdag 25 Februarij 1890. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 25 February 1890. 15 Tegenwoordig 19 leden. Afwezig met kennisgeving de hoeren Dr. N. Reeling Brouwer en D. Tigler Wijbrandi. Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholtburgemeester. I. De notulen van de vorige op Dingsdag den 11 Februarij j.l. gehouden vergadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen 1. Dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het raads besluit tot ingebruikgcving van gemeentegrond aan S. P. Nauta voor het leggen van een regenwaterbak. 2. Eene resolutie van Gedeputeerde Staten waarbij mede- deeling wordt gedaan van het Koninklijk besluit van den 1 Fe bruarij j.l., no. 29tot het verleenen van een pensioen ten laste van den staat aan J. Ploegsmaeervol ontslagen onderwij zer aan de gemeenteschool no. 6 alhier ten bedrage van 534. 's jaars. 3. Dat eene schriftelijke lastgeving tot het doen ontruimen van de woning „Achter de Witte Hand no. 21" voor of op den 12 Mei e.k., door een dienaar van politie is beteekend aan den heer G. IJpes alhier op den 18 Februarij j.l. 4. Dat bij openbare verpachting van de opkomsten van twee ponlveeren voor den tijd van drie jaar de hoogste inschrijvingen zijn a. Voor de pont bij het Stads-Ziekenhuis die van H. Postma ad ƒ950.— per jaar. b. Voor de pont tegenover de Oosterstraat die van S. Kos ter ad ƒ101.— per jaar. Aan den laatstgenoemde is de pacht gegund terwijl voor het sub a bedoelde pontveer eene herverpachting zal plaats hebben, wegens onvoldoende borgstelling van den hoogsten inschrijver. 5. Dat het onderzoek van het kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1890, in de sectiën is afgeloopen en dat tot rapporteurs zijn benoemd de leden van de commissie voor de reclamesde heeren Dijkstra Beucker Andreae en Minnema Buma. III. Wordt ter tafel gebragt 1. Een verzoek van de commissie van administratie der Stads bank van leening, tot wijziging van de begrooting dier instelling voor den dienst van 1890. Wordt ten fine van onderzoek en rapport in handen gesteld van de heeren Menalda, Beucker Andreae en Dijkstra. 2. Een adres van J. R. Dantuma pachtersche van de Nes- serzijl c.a., houdende verzoek om de opkomsten van de tolhef fing aan die zijl wederom onderhands voor een jaar te mogen pachten op de bestaande voorwaarden. 3. Alsvoren van Dr. S. Meindersma inhoudende het verzoek om te worden herbenoemd als Stadsheelkundige. De stukken sub 2 en 3 worden om praeadvies in handen ge steld van burgemeester en wethouders. 4. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan leiding van een aanbod van G. Bouma alhier om van hem voor de gemeente in eigendom over te nemen een stukje grond, dat bij eene voorgenomen verbouwing van zijn huis Kleine Hoog straat no. 10zal vrijvallen aan den zuidelijksten hoek van dat perceel. 5. Alsvoren tot afkoop van eene grondpachtten voordeele der gemeente rustende op het voorgebouw van het Abbe Freerks Gabbema Gasthuis alhier. De voorstellen sub 4 en 5 zullen nog heden aan de orde wor den gesteld. 6. Een voorstel van de commissie voor het ontwerpen der strafverordeningen tot het vaststellen van eene verordening, regelende de politie op den in- en vervoer, den verkoop enz. en de keuring van vleesch visch en vruchten. Dit voorstel met de daarbij ingediende memorie van toelich ting zullen worden gedrukt in de bijlagen tot het raadsyerslag en in eene volgende vergadering worden behandeld. 7. Het rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek van eene wijziging der begrooting van kosten der dienstdoende schutterij, voor 1889. 8. Het verslag van rapporteurs omtrent het onderzoek in de sectiën van den raad van het kohier der directe belasting op het inkomen dienst 1890. De stukken sub 7 en 8 worden voor de leden ter visie ge legd om in eene volgenae vergadering te worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Voorstel van burgemeester en ivethouders naar aanlei ding van een adres van IJ. O. Faber c.s. tot het verleenen van gemeentelijke subsidie voor den aanleg en de exploitatie van den Noord-Frieschen locaal-spoorweg. De beraadslagingen worden geopend. De heer Menalda wijst er op dat het voorstel van bur gemeester en wethouders om gedurende de tien eerste jaren der exploitatie van den bedoelden locaalspoorweg eene jaarlijk- sche subsidie van ƒ3000,uit de gemeentekas te verleenen voor de finantiën der gemeente zeker niet zonder gewigt is en hij kan zich wel voorstellen dat dit geldelijk offer bij deze en gene bezwaar zal ontmoeten. Toch zal spr. zijn stem gaarne aan bet voorstel geven. Of hij gereed is gekomen met eene berekening in hoeverre de uitgaaf van 30 mille in den tijd van 10 jaar voor de ge meente behoorlijke intresten zal afwerpen Spr. heeft zich niet aan dergelijke berekening gewaagdomdat hij in hare uitkom sten geen vertrouwen zou stellen. Indirecte voordeelen laten zich moeijelijk onder cijfers brengenen op deze zal men hier wel in de eerste plaats het oog hebben te vestigen. Spr. heeft de vaste overtuiging dat onze stadwelker bloei en welvaart in het naauwste verband staan met den bloei en de welvaart van handel en bedrijf in haar midden en hare omgevinghet hoogste belang heeft bij goede verkeerswegen en niet straffeloos de zorg daarvoor kan verwaarloozen. Dat de gemeenteraad van Leeuwarden reeds in vroegere jaren van deze waarheid was doordrongenblijkt ons duidelijkals ons in herinnering wordt gebragt, dat gedurende de jaren 1839, 184-0 en 1841 voorden aanleg van de straatwegen van Leeuwarden naar Harlingen en van Roordahuizum naar de Lemmer eene jaarlijksche subsidie werd verleend van ƒ15000,— en in 1842 nog ƒ7500.alzoo in den tijd van 4 jaar eene bijdrage van ruim 52000.en dat de raad zich in 1858 bereid verklaarde, om voor den aan leg van spoorwegen (concessie Sloet-Reuchlin) gedurende 20 jaren eene jaarlijksche subsidie te verleenen van 12000, indien de aanleg zóó geschiedde dat de belangen van Leeu warden daarbij voldoende in 't oog werden gehouden. Wanneer nu door het verleenen van eene jaarlijksche sub sidie van ƒ3000.— gedurende 10 jaar, de aanleg van een spoor weg kan worden bevorderdwaardoor onze stad in naauwere verbinding wordt gebragt met het vruchtbaarste gedeelte onzer provincie, en de afstand tot de verst verwijderde dorpen in het noorden tot weinig meer dan een half uur wordt ingekrom pen dan zouden zeker bij het niet toestaan van die subsidie de belangen dezer provincie en die der gemeente worden ver waarloosd. Spr. wijst op het verbazend groot aantal hondenkarren, vracht wagens en diligences, die niet alleen des Vrijdags, maar zelfs dagelijks uit het noorden van deze provincie onze gemeente bin nenkomen, ten bewijze, dat eene vruchtbare streek als daar behoefte heeft aan betere en snellere vervoermiddelen en dat door de bevordering van dat verkeer de stad Leeuwarden zeker niet het minst zal worden gebaat. Spr. geeft dus met vertrou wen zijn stem voor het voorstel. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van het voorstel besloten aan IJ. O. Faber c.s., concessionarissen van den ontworpen locaal-spoorweg van Leeuwarden over StiensFerwerdHol-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 1