40 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 22 April 1890. benoemingen moeten strekken destijds ook is vastgesteld, toch is spr. van oordeeldat haar nog eene fout is blijven aanklee- ven. Terwijl toch de geneeskundige wetten slechts geneeskundigen kennenen daardoor de eenheid van stand is gedecreteerd zullen er nu weder in deze gemeente drie titularissen zijn twee voor de geneeskunde in haren geheelen omvang, een alleen voor de uitwendige ziekten. Deze onderscheiding acht spr. in strijd met den geest der wet. Spr. zou dus burgemeester en wethouders wel willen verzoeken, bij gelegenheid te overwegen, of de verordening, volgens spr.'s bedoeling, niet zal dienen te worden gewijzigdzóó dat er alleen van geneeskundigen sprake zal zijn. De heer Troelstra heeft de verordening niet voor zich maar hij meent zich te herinneren dat geene bepaling in de verordening te kort doet aan de eenheid van stand, doch slechts eene verdeeling van werkzaamheden toelaat. Naar omstandig heden kan de geneeskundige behandeling worden opgedragen aan den een, de behandeling der uitwendige ziekten aan den ander. Hij meent nu, dat eene dergelijke bepaling moet blij ven bestaan. De heer Duparc zegtdat het bedoelde onderscheid niet om de door den heer Troelstra vermelde reden in de veror dening is gemaakt, maar omdat men destijds rekening had te houden met den bestaanden toestand. Een van de tijdens de vaststelling der verordening in functie zijnde titularissen nl. was niet tot het uitoefenen der heelkunde bevoegd. Met het oog hierop had eigenlijk in de verordening alleen moeten worden gesproken van artsen en had men voor den bedoelden titularis eene overgangsbepaling, bij wijze uitzondering, moeten maken. De heer van Harinxma thoe Slooten deelt het ge voelen van den heer Troelstra dat de verordening geen in breuk maakt op de geneeskundige wet van 18G9. Het kan zijn, dat de bepaling in de verordening is gemaakt met het oog op een persoon die den .dienst der gemeente reeds geruimen tijd heeft verlaten maar dit neemt niet weg dat de verorde ning ook met het oog op den bestaanden toestand ongewijzigd kan blijven bestaan. Het is slechts eene verdeeling van arbeid overeenkomstig de verkiezing der functionarissen die ruimte in de verordening gelaten wenscht spr. te behouden. De Voorzitter herinnert er den heer Duparc aan, dat hij bij de behandeling van de verordening deze kwestie uitvoerig heeft besproken en toen op ernstige gronden is bestreden. De heer de la Faille kan zich geheel aansluiten aan de woorden van de heeren Troelstra en van Harinxma. Ook hij ziet in deze bepaling geen onderscheid in stand, doch eenvoudig eene practische toepassing van de genees- en heelkunde, geheel overeenkomstig den wensch der functionarissen waardoor vol strekt niet het principe van den heer Duparc wordt gelaedeerd. Spr. zou het betreurenals daarin verandering werd gebragt. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel, om de te vaceren betrekkingen weder te vervul lenwordt nu zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Overgaande tot de benoeming', is het resultaat der stemmin gen dat met algemeene stemmen worden benoemd de heer Dr. Ph. Kooperbergtot geneesheer-directeur van het stadszie kenhuis en de heer Dr. S. Meindersma tot stadsheelkundige terwijl met 20 stemmen één briefje werd blanco ingeleverd tot stadsgeneeskundigc werd benoemd de heer L. Woltring, arts alhier. Deze benoemingen geschieden overeenkomstig de verordening voor den tijd van drie jarenin te gaan den 1 Mei 1890. 2. Rapport omtrent het onderzoek der rekening en verant woording van de dienstdoende schutterijdienst 1889. Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming conform de conclusie van liet rapport besloten de rekening en verantwoording van ontvangst en uitgaven der dienstdoende schutterij te Leeuwarden over het dienstjaar 1889 goed te keuren in ontvang en uitgaaf, beide tot een bedrag j van vier duizend negen honderd een en veertig gulden een en zestig en een tweede cent (ƒ4941.61*.) 3. Voorstel van burgemeester en wethouders, om met ingang van 1 September 1890 aan Mej. N. T. Iloogewerff' overeenkom stig haar verzoek eervol ontslag te verleenen als leerares in het handteekenen aan de Middelbare school voor meisjes. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeenkom stig dit voorstel besloten. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan het ge meentebestuur van Menaldumadeel vergunning te verleenen van een gedeelte van den Ilarlinger trekweg als rijweg gebruik te mogen maken. De voorzitter geeft lecture van eene ingekomen missive van burgemeester en wethouders van Menaldumadeel, waarbij deze hun bezwaar te kennen geven tegen de aan die vergunning verbonden voorwaarde en tevens eene nadere toelichting geven omtrent het te maken gebruik van den weg als rijweg. Burgemeester en wethouders zullen naar aanleiding van dit schrijven deze zaak in nadere overweging nemen en wenschen dus de behandeling van het voorstel aan te houden. Hiertoe wordt besloten. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot overneming van een stoep op het Schoenmakersperk. Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te besluiten: behoudens goedkeuring van Ged. Staten van Johannes Beeling alhier aan te koopen den grond of de sloep ter grootte van 4.785 centiare, gelegen vóór de huizinge plaatselijk bekend Schoen- makersperk no. 45en zulks voor eene som van f 20 met de bepaling, dat alle werken, noodig voor het in orde brengen van zijn perceel tengevolge van de verhooging van de straatdoor den eigenaar moeten worden uitgevoerd en voor zijne rekening komen en verder op voorwaarden door burgemeester en wet houders nader in overleg met den verkooper vast te stellen. De heer Bekhuis heeft bezwaarom zijne stem aan dit voorstel te geven. Hij zal hiervoor zijne motieven aanvoeren en tevens van de gelegenheid gebruik maken om een werk van de gemeente te bespreken n.l. het trottoir langs het Schoen- makersperk aangelegd. Spr. erkent het lofwaardig doelom den hoofdtoegang tot den Prinsentuin te verbeterenmaar hij gelooft nietdat dit doel is bereikt. Hij ziet in dit trottoir meer een struikelblok dan eene verbetering. Met het oog op de drukke passagewas eene bestrating van het Schoenma- kersperk over de geheele breedte met klinkertsteen meer af doende geweest. Het hooge trottoirdat nu is aangelegdzal zeker aanleiding geven tot groot ongemak niet alleen over dag, maar vooral ook 's avonds bijv. wanneer na bijzondere fees telijkheden in den Prinsentuin de bezoekers in groote massa's tegelijk den tuin verlaten. Dan kan het niet anders of dit trottoir moet hinderlijk zijn. Doch spr. heeft niet alleen be zwaar tegen het trottoir zelf maar vooral tegen de wijzé waarop het is aangelegd. Wanneer men van de zijde van de Pijlsteeg het trottoir beklimtdan ziet mendat de hoogte gelijk is aan die van de rollaagwaarop het hekwerk staat om het terrein van het St. Anthonij-gasthuis dit is in strijd met alle eischen van goed werk. Men behoeft geen deskundige te zijn doch slechts eenig gevoel voor harmonische lijnen te hebben om terstond op te merken dat bij deze werken die tegelijker tijde zijn gemaaktal heel weinig overeenstemming bestaat tusschen Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 22 April 1890. 41 de lijnen van door particulieren en door de gemeente aange legde werken. Spr.'s hoofdbezwaar is het volgende. Op den hoek van de Groeneweg isnog weinige maanden geledendoor het St. Anthonij-gasthuis een nieuw huis gebouwd waarvan men moet aannemen en spr. is er van overtuigd dat ze gebouwd is met inachtneming van de bepalingen der bouwverordening die in art. 5 voorschrijftdat de vloer van eene woning 25 cM. boven de straat en 15 cM. boven de sloep moet liggen. Maar nu is door de gemeente het trottoir zoo hoog gelegd dat de bestrating gelijk ligt met de stoepwaardoor de juiste verhouding tusschen de vloer der woning en de straat is ver loren. Doch wat erger ismen verzonk de woning van den buurman 12 a 15 cM. beneden het trottoir, zoodat hij letter lijk in een kuil zat. Nu weet spr. weldat vanwege en voor rekening der gemeente hierin van buiten verbetering is aange- bragten de stoep en het portaal van dat perceel zijn ver hoogd maar niettemin bleef de vloer van den winkel 10 a 12 cM. lager dan het trottoir, geheel in strijd met de eischen bij de verordening gesteld. Een en ander geeft spr. de overtuiging, dat dit trottoir niet gewenscht en om de weinige passage van rijtuigen ook niet noodig was. Het staal bij spr. vast, dat door dit werk parti culiere belangen zijn benadeeld. Hij zou liever hel trottoir zien wegnemen en het geheele Schoenmakersperk vlak bestraten. Spr. zal derhalve als tegenstander èn van het trottoir zelf èn van de wijze waarop het is aangelegd niet medewerken lot aanneming van het onderwcrpelijk voorstel. De Voorzitter herinnert er aan, dat, zooals ook in het voorstel wordt gezegd de Raad in zijne vergadering van 5 No vember 1889 heeft besloten tot den aanleg van dit trottoir en bij eene wijziging der gemeente-begrooting eene som daarvoor heeft uitgetrokkenzoodat burgemeester en wethouders aan dat raadsbesluit uitvoering hadden te geven. Wat nu den aanleg van het trottoir aangaatdit betreft het technisch gedeelte dat burgemeester en wethouders in den regel overlaten aan den technischen ambtenaarden directeur der gemeentewerken. Zij hebben zifch hier echter vooraf persoonlijk op de hoogte ge steld van den plaatselijken toestand en het resultaat van dat onderzoek wasdat zij besloten het trottoir in de rigting over eenkomstig het voorstel van den directeur te doen aanleggen. Den heer Bekhuis, die van eene weinig harmonische lijn sprak kan spr. mededeelendat de bestaande lijn is gevolgddie langs de balsteenbestrating liep en tevens verband gehouden met de kolken en rioleringteneinde aan het trottoir een vol doende breedte te geven. Het hoofdbezwaar van den heer Bekhuis was hiertegen ge- rigt dat de vloeren in twee aan het trottoir gelegen woningen lager zijn komen te liggen, dan de bouwverordening voorschrijft. Een trottoir is nu eenmaal een verhoogd voetpad en kan dus onmogelijk gelijk met de straat worden aangelegd. Het is af hankelijk van het omliggend terrein. Nu veroorzaakte dit trot toir aan de bewoners der woningen wel eenige moeijelijkheid door de dientengevolge noodzakelijk geworden verbeteringen aan die panden maar daarin hebben burgemeester en wethouders willen voorzien door dit voorstel tot aankoop van de stoep. De aankoop van de stoep voor eene andere woning heeft we gens familieomstandigheden nog niet zijn beslag gekregen. Spr. acht derhalve de bezwaren van den heer Bekhuis niet zóó overwegend dat daarom het voorstel zou moeten afgestemd en het trottoir weggenomen worden. De heer de la Faille wenscht den heer Bekhuis er op te wijzen dat een trottoir hier ter plaatse niet zóó ondoelmatig is als hij vermeent. Het is bekenddat het ligt in het ver lengde van de Pijlsteeg. En nu is het spr. tallooze malen voor gekomen dat een rijtuig uit de Pijlsteeg komende niet den rijweg nammaar regt door reed en de khnkertbestrating volgdezoodat de voetgangers zich maar te bergen hadden. Eenmaal zelfs vond spr. aanleidingom naar het bureau van politie te gaan en daar op dat feit attent te maken. Dit trot toir heeft dus naar spr.'s oordeel alle reden van bestaan met het oog op de veiligheid der voetgangers. Maar in het alge meen zijn de trottoirs hier te hoog aangelegd het zijn ware struikelblokken en ze doen de aangrenzende panden te laag liggen. Het nuttige van een trottoir wordt dus geneutraliseerd door de te groote hoogte. De heer van Sloterdijck zegtdat het antwoord van den voorzitter aan den heer Bekhuis hem tot eene bedenking heeft geleid waarvan hij niet had vermoed dat ze noodig zou zijn. Het betreft n.l. het volgende. Wanneer de gemeente een of ander aan de straat laat verrigten dat tot verhooging of verlaging van de bestrating aanleiding geeftdan zijn de eige naren van aangelegen panden niet geregtigd om eene even tuele schade die uit dien bestuursdaad voortvloeitdoor de ge meente vergoed te zien. Spr. dacht, dat dit van zelf sprak, dat het een axioma was en daarom las hij met eenige verwon dering de episode in het voorsteldat de belanghebbende alle noodzakelijk geworden werken aan zijn eigendom op zijn eigen kosten moet doen uitvoeren. Hij zou er niet over gesproken hebben omdat hij dit minder als eene voorwaarde dan wel als eene herinnering beschouwtmaar nu uit het antwoord van den voorzitter blijktdat aan de belendende eigenaren eene vergoeding wordt gegeven voor de egalisatie hunner perceelen zou spr. gaarne hieromtrent eenige inlichting ontvangen. Dit toch komt hem bedenkelyk voor. De Voorzitter deelt mede, dat het niet de bedoeling van burgemeester en wethouders was om voor de egalisatie der aangrenzende panden vergoeding te geven. Zij hebben het stel sel gevolgd dat de kosten voor werken van particulieren ten gevolge van werken van het gemeentebestuur niet kunnen wor den verhaald op de gemeente. Hier is evenwel sprake van de overdragt van eene stoepwaarvoor een kleine som zal worden gerestitueerd. Burgemeester en wethouders hebben het voor nemen later ook de overneming van een tweede stoep voor te stellen. Wat voorts de algemeene hoogte van de trottoirs in deze gemeente betreftspr. moet er opmerkzaam op makendat als de trottoirs niet hoog worden gemaakthet dan gemakke lijk blijft om er met karren over te rijden waardoor het doel van een trottoir n.l. de veiligheid van de voetgangerstame lijk illusoir zou worden. De heer Bekhuis geeft toedat bij de wijziging van de begrooting in de raadsvergadering van 5 November 1889 voor den aanleg van dit trottoir eene som is uitgetrokken. Hij zal er zich nu niet op beroepen dat hij tot dat besluit niet heeft medegewerktomdat hij die zitting vóór de behandeling van het betrekkelijk voorstel moest verlaten om de Statenvergade ring bij te wonen. Want al ware hij tegenwoordig geweest hij zou toch zijne stem er aan hebben gegeven, evenals voor elk werk, waardoor hij veronderstelt, dat eene verbetering zal tot stand komen. Het voorstel immers zat in de ontwerp-wij- ziging der begrooling en bepaalde zich tot een paar lijnen schriftwaaruit hij niets omtrent de rigting en den vorm van het trottoir kon opmaken. Was er echter een plan bij over gelegd dan alleen had hij de wijze van aanleg kunnen beoor- deelen en des gewenscht zijne bezwaren daartegen te kennen geven. Spr. blijft er bij, dat hij den vroegeren toestand beter acht, dan den nieuwen. De heer de la Faille zeide wel, dat dit trottoir doelmatig is met het oog op het uitrijden van de Pijl steeg maar wanneer er te hard wordt gereden, kunnen er bij elke wijze van bestrating ongelukken voorkomen. Dit maakt dus een trottoir daar nog niet noodzakelijk. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel wordt in stemming gebragt en aangenomen met 19 tegen 2 stemmen, die van de heeren Bekhuis en van der Scheer. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het bij dra-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 2