Vergadering van Dingsdag 3 Junij 1890. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingdag 3 Junij 1890. 05 Tegenwoordig 17 leden. Afwezig de heeren H. Kuipers D. Tigler Wijbrandi, Jhr. Mr. G. van Eijsinga en G. Menalda. Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholtburgemeester. I. De notulen van de vorige op Dingsdag, den 27 Mei 181)0 gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt 1. De rekening en verantwoording van de stads-armenkamer, dienst 1889. Wordt gesteld in handen van de heeren Bumav. d. Scheer en v. Eijsinga. 2. De rekening van het stads-ziekenhuisdienst 1889. Wordt gesteld in handen van de heeren Hijlkema, Wijbrandi en Theunisse. 3. Eene aanbevelingslijst van benoembaren als leerares in de Ned. taal- en letterkunde aan de Middelbare school voor meisjes. 4. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot ver hooging van den gasprijs. 5. Alsboven naar aanleiding van een adres van P. Span e. a. tot wijziging van de verordening van politie op den in- en ver voer enz. van vleesch. 6. Nader voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van een verzoek van burgemeester en wethouders van Menaldumadeelom vergunning tot het gebruik van een gedeelte van den Harlinger trekweg als rijweg. De stukken sub 3 tot en met 6 worden voor de leden ter visie gelegdom in eene volgende vergadering te worden be handeld. 7. Het rapport der raadscommissie ter zake het wetsontwerp betreffende de overdragt der wateren onder Grouw. Zal heden worden behandeld. III. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Rapport der raadscommissie ter zake het wetsontwerp betreffende de overdragt der wateren onder Grouw. De commissie stelt voornavolgend adres te rigten tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. geeft eerbiedig te kennen de Raad der gemeente Leeuwarden dat kennisneming van de stukkengewisseld over de aan hangige wetsvoordragt tot bekrachtiging van den onderhand- schen verkoop door den Staat aan de Leeuwarder Waterleiding- Maatschappij van de niet voor de scheepvaart benoodigde dee- len van het Pikmeer en de Ee onder Grouw gemeente Idaar- deradeelhem den indruk heeft gegeven dat onder de gron den welke voor het aannemen van die voordragt worden bij- gebragteene ruime plaats wordt toegekend aan het belang dat de gemeente Leeuwarden bij het tot stand komen van die overdragt zou hebben dat hij echter van oordeel is dat de bedoelde verkoop voor de gemeente Leeuwarden niet voordeelig en mogelijk tot nadeel zou wezen dat toch het belang dezer gemeente bij die wateren ligt in het gebruik er van als prise-d'eau van de waterleiding naar hare bebouwde kom datnu eenmaalna langdurig onderzoekdie wateren als de in Friesland eenige voor de levering van drinkwater ge schikte prise-d'eau zijn aangenomen het onveranderd behoud daarvan een gemeentebelang is dat de bedoelde overdragt voor dat onveranderd behoud niet bevorderlijk kan worden geacht, omdat ze aan de verkrijgster de vrije beschikking gunt over de eventueel af te sluiten ge- I deelten van die wateren en haar vrijlaat, hieraan de bestem- ming ?e gevenwelke zij goed en het meest in haar belang acht dat dit belang nu wel voor den tijd der concessie met dat van de gemeente zamenvaltmaar tegen den afloop van de overeenkomst een gansch ander wordt en in zijn finantieelen aard op den voorgrond treedt dat bij het verleenen van de concessie nimmer is gedacht aan de mogelijkheid dat het Pikmeer en de Ee onder Grouw uit handen van den Staatwaarin men die wateren als prise- d'eau veilig achttein particulieren eigendom zoude overgaan dat hijin het vertrouwen, dat steeds uit die plassen in hun vollen omvang het water voor de leidingwaartoe concessie werd gegeven, zou worden getrokken, dan ook geene omschrij ving van den omvang der prise-d'eau in de overeenkomst met de concessionarissen heeft opgenomen, maar met dat vertrou wen bedrogen zou uitkomen indien bij het afloopen van de concessiede gemeentetot overname genegen, op een verschil over dien omvang of op verkregen regten van anderen zou stuiten als gevolg van den nu bedoelden verkoop dat immers niet alleen verandering van bestemming na af sluiting maar ook vervreemding van die wateren of gedeelten er van de verkrijgster naar de gesloten overeenkomst vrijstaat; dat eindelijkmet het oog ook op de belangen van andere gemeenten in Frieslanddie nu of later den aanleg van eene waterleiding in overweging zouden willen nemende private eigendom van de in Friesland eenige prise-d'eau zeer bedenke lijk is. Op alle welke gronden hij Uwe vergadering eerbiedig ver zoekt het wetsontwerp tot bekrachtiging van den onderhand- schen verkoop door den Staat aan de Leeuwarder Waterleiding- Maatschappij van de niet voor de scheepvaart benoodigde dee- len van het Fikmeer en de Ee onder Grouwgemeente Idaar- deradeelniet aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Duparc wenscht eene vraag te doen aan de Com missie. In de voorlaatste alinea van het ontwerp-adres wordt gesproken over de belangen van andere gemeenten in Friesland. Die alinea toch luidt„dat eindelijkmet het oog ook op de belangen van andere gemeenten in Frieslanddie nu of later den aanleg van eene waterleiding in overweging zouden willen nemen de private eigendom van de in Friesland eenige prise- d'eau zeer bedenkelijk is." Dit is wel een krachtig argument maar de vraag is hetof het voor de gemeente Leeuwarden wel een grond kan zijn voor haar adres. Art. 120 der ge meentewet zegtdat de gemeentebesturen de belangen hunner gemeenten en van hare ingezetenen bij den Koningbij de Staten-Generaal en bij de Staten der provincie, waartoe zij be- hoorenkunnen voorstaan. Nu slaat het argument in de voor laatste alinea niet zoozeer op het speciaal belang dezer ge meente als wel op dat van andere gemeenten. Kan het daar om vraagt spr. aan de commissie ook overweging verdienen om die alinea eenigszins te wijzigendoor bijv. het woord „daargelaten" te doen voorafgaan Dan komt het punt wel ter kennis van de Regeering, doch wordt het niet regtstreeks als grond voor deze gemeente aangevoerd. De Voorzitter acht het bezwaar van den heer Duparc niet overwegend. Wanneer men deze alinea leestdan komt het toch duidelijk uitdat ze niet zoozeer als motief ten behoeve van deze gemeente in het adres is opgenomenals welom in het algemeen op eene omstandigheid te wijzen, die bij de beslissing over het wetsontwerp van invloed kan zijn. Nu kun nen wij de belangen onzer gemeente voorstaan door ook te wij zen op de belangen van andere gemeenten. Dat is nergens verboden. Er kan dus in dit geval geen sprake zijn van strijd met de wet. De heer Duparc heeft zijne vraag gerigt tot de commissie en verwacht dus van haar een antwoord. Het was overigens

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 1