Vergadering van Dingsdag 8 Julij 1890. 7G Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 24 Junij 1890. aangenomen met 11 tegen G stemmendie van de heeren Buma, Plantenga, Bekhuis, Oosterhoff, Dijkstra en van Eijsinga. Het aldus gewijzigde onderdeel wordt in stemming gebragt en aangenomen met 9 tegen 8 stemmendie van de heeren Buma, Plantenga, Bekhuis, van Sloterdijck Oosterhoff, Dijk stra Duparc en van Eijsinga. Bij het tweede onderdeel stelt de heer Meijer voor hieraan toe te voegen de volgende bepaling„De bovenstaande ver anderingen in de concessie zullen binnen drie maanden door de aandeelhouders moeten zijn bekrachtigd." Dit amendement wordt in stemming gebragt en aangenomen met 12 tegen 5 stemmen, die van de heeren Buma, Plantenga, BekhuisDijkstra en van Eijsinga. Het geheele onderdeel wordt daarop aangenomen met 9 te gen 8 stemmen, die van de heeren Buma, Plantenga, Bek huis, van Sloterdijck, Oosterhoff, Dijkstra, Duparc en van Eijsinga. Alsnu wordt het ontwerp-adres aan de orde gesteld. De heer van Sloterdijck stelt voor om in de laatste zinsnede de woorden „niet ingezonden" te doen vervangen door het woord „ingetrokken." Uit eerstbedoelde woorden zou an ders zijn op te maken, dat er vroeger geen grond had bestaan voor bezwaren tegen het wets-ontwerp. Dit amendement wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Het adres wordt nu in stemming gebragt en aangenomen met 9 tegen 8 stemmen, die van de heeren Buma, Plantenga, Bekhuis van Sloterdijck OosterhoffDijkstraDuparc en van Eijsinga. Hierop wordt het voorstel in zijn geheel aan stemming on derworpen met het resultaatdat het eveneens met 9 tegen 8 stemmen wordt aangenomen. Tegen stemden dezelfde leden, als die tegen het adres hebben gestemd. 3. Voorstel van burgemeester en ti ethouders naar aanleiding van een adres van P. Span e. a., om wijziging van de veror dening regelende de politie op den in- en vervoer enz. van vleesch Op voorstel van een lid der commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen wordt de behandeling van dit voorstel tot nader aangehouden. 4. De gewijzigde legger van onderhoudpligtigen van den Dokkumer trekweg en daarin gelegen br uggen, met een bezie aar schrift en het verslag van burgemeester en wethouders dien aangaande. Tegen dezen legger is een bezwaarschrift ingediend door K. H. Heslingaeen der onderhoudpligtigen voor de helft van het brugje bij Gamstraburen. De reclamant is als kooper van een der elf perceelendie indertijd zijn verkocht met bepa ling dat ze te zamen zijn belast met het onderhoud voor de helft van dat brugje voor deel in dat onderhoud op den legger belast. Hij heeft daartegen bezwaar en verzoektdat het aandeel voor ieder onderhoudpligtige in den onderhoudslast zal worden berekend naar de oppervlakte van de hen in eigen dom behoorende perceelenzooverre die ontstaan zijn uit de van ouds met het onderhoud belaste eigendommen. Burgemeester en wethouders stellen voorhet bezwaar on gegrond te verklarenen het verzoek van reclamant van de hand te wijzen. De heer Plantenga kan het bezwaar van den reclamant dat op de billijkheid is gegrondwel deelen. De reclamant bezit slechts een oppervlakte van 78 centiaredus een klein gedeelte van de geheele oppervlakte der met het onderhoud belaste perceelen n.l. 64 are 95 centiare. Terwijl hij onge veer '/go van die oppervlakte in eigendom heeft verkregen, be staande in slechts een enkele woning, zou hij voor '/n ge deelte in het onderhoud moeten deelendus evenveel als an deren die een veel grootere oppervlakte en tal van woningen bezitten. De verdeeling had naar spr.'s meening pondsponds gewijze moeten geschieden. Hoe zai de verhouding zijn als nu de huizenop die perceelen staandeweder aan verschil lende eigenaren worden verkocht Spr. wenscht gaarne nader te worden ingelichtalvorens zijne stem uit te brengen. De heer Minnema Buma is het met den vorigen spre ker niet eens. Men kan hier geene billijkheidsgronden laten gelden doch heeft zich alleen te houden aan het contract waarbij de elf perceelen zijn verkochtmet de verpligting om te zamen de brug voor de helft te onderhouden. Dit is nu eenmaal zoo en met het oog op die bepaling is de legger ge wijzigd. De Voorzitter herhaalt, dat de verpligting tot het onder houd van de helft van het brugje berust op de voorwaarde waarop elf perceelen zijn verkocht. Deze voorwaarde luidt, dat die perceelen te zamen zijn belast met het onderhoud voor de helft van dat brugje. Er is geen sprake van in de verkoop- acte dat het eene perceel zwaarder zal worden belast dan het andere. Er bestaat dus geen aanleidingom, buiten die voor waarde omden onderhoudslast op andere wijze te splitsen. Alsnu wordt besloten de reclame van K. H. Heslinga af te wijzen De leggerzooals die door burgemeester en wethouders is gewijzigd wordt nu onveranderd voorloopig vastgesteld en zal ter definitieve vaststelling aan Gedeputeerde Staten worden ge zonden. De voorzitter sluit de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden. Verslag der handelingen van don gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 8 July 18UU. 77 Tegenwoordig 11 leden. Afwezig met kennisgeving de heerenJ. TroelstraDr. N. Reeling Brouwer Mr. J. L. van Sloterdijck Dr. J. Baart de la FailleJhr. Mr. C. van EijsingaJ. F. H. Bekhuis, G. Menalda, H. Kuipers, Mr. J. Minnema Buma en Mr. J. C. Meijer. Voorzitter de heer P. Lycklama h Nijeholtburgemeester. I. De notulen van de vorige op 24 Junij j.l. gehouden ver gadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt medegedeeld 1dat door den Minister van Binnenlandsche Zaken is goed gekeurd de benoeming van den heer E. T. Kuiper tot leeraar aan het gymnasium 2. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd de raads besluiten a. tot aankoop van het perceel Arendsklooster no. 36 b. tot het aangaan van eene overeenkomst met het bestuur der Leeuwarder Waterleiding-Maatschappij betreffende eene wij ziging der concessie 3. dat door burgemeester en wethouders van Menaldumadeel zijn aangenomen de voorwaarden verbonden aan de vergunning lot het gebruik maken van een gedeelte van den Harlinger trek weg als rijweg 4. dat door don Commissaris des Konings de heer P. Fabry de Jonge is benoemd tot lid van het collegie van zetters ter vervanging van den heer H. Taconisdie als zoodanig zijn ont slag heeft genomen 5. eene dankbetuiging van Mej. Meeuwis voor hare benoeming tot onderwijzeres in de handwerken aan de gemeenteschool no. 10; 6. de uitslag van door burgemeester en wethouders gedane uitlotingen van de leeningen van 1883 en 1885: 7. dat op 14 Julij e.k. 's nam. 1 uur van gemeentewege eene harddraverij door paarden, gespannen voor tweewielige rij tuigen, zal worden gehouden. De leden van den Raad worden tot bijwoning dezer harddra verij uitgenoodigd. III. Wordt ter tafel gebragt 1. Een adres van J. Vonk tot verplaatsing van een stand pijp der waterleiding op den hoek van de Vijzelstraat. 2. Een voorstel van curatoren van het gymnasium, tot vast stelling van eene nieuwe verordeningregelende het getal en de bezoldiging van de leeraren enz. aan die inrigting. De stukken sub 1 en 2 worden om berigt en raad gesteld in handen van burgemeester en wethouders. 3. De rekening en verantwoording van het nieuwe Stads weeshuisover 1889. Wordt gesteld in handen van de heeren Plantenga, de la Faille en van Eijsinga. 4. Het le suppletoir kohier der directe belasting op het in komendienst 1890. 5. Eene aanbevelingslijst van benoembaren voor de betrek king van leerares in het teekenen aan de Middelbare school voor meisjes. De stukken sub 4 en 5 worden ter visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden behaf?ttcld. 6. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van eervol ontslag aan Mej. M. van Wicheren als eerste onderwijzeres aan de gemeenteschool no. 3. 7. Alsboven tot onderhandsche verhuring van een plek grond aan de Eestraat. 8. Voordragten ter benoeming van onderwijzers aan de ge meentescholen nos. 7 en 10. De stukken sub 6 tot en met 8 zullen heden in behandeling worden genomen. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der rekening van de Stads arrnenkamerdienst 1889. De commissie stelt voor 1. goed te keuren en vast te stellen de rekening en verant woording betreffende het beheer der stadsarmenkamer, over 1889, in-ontvang tot een bedrag van f 34,958.241 uitgaaf - 33,675.96 Saldo 1282.284 en dit saldo over te brengen op de rekening over 1890 en wel op de inkomsten van eenige bijzondere fondsenwaaraan een aangewezen bestemming is verbonden ieder voor zich gespe cificeerd aan het slot der rekening voorkomende 2. heeren voogden 's Raads dank te betuigen voor het over 1889 zoowel naauwkeurig als met gepaste zuinigheid en overleg gevoerd beheeronder toezending van een afschrift van het rapport of mededceling van den zakelijken inhoud daarvan aan dat collegie. De heer Tigler Wijbrandi heeft het woord gevraagd naar aanleiding va[n de door de commissie in het rapport ge maakte opmerking dat het haar minder regelmatig voorkomt dat aan den vader van het armhuis boven zijn tractement als zoodanig een bedrag van f 304 als bodeloon is uitgekeerd. Spr. kan verwijzen naar de toelichting op de begrooting voor 1887, waarin door de voogden wordt te kennen gegevendat zij op het behoud van dezen post prijs stelden. Den vader van het armhuis was toen eene goede betrekking in Amsterdam aan geboden en om hem aan de instelling te bindenwenschten zij hem eene meerdere toelage toe te kennen. Van het bedrag ad f 304 is slechts eene som van f 104 te beschouwen als bode loon. Evenwel is aan spr. medegedeeld, dat de werkzaamheden voor den vader in de functie van bode niet zijn vermeerderd zoodat hij daardoor niet verhinderd wordt, zijne werkzaamhe den als vader geheel naar behooren waar te nemen. Bij ver gelijking van de uitgaven door den vroegeren vader gedaan voor klceding en ligging, met die van den tegenwoordige, zal men zien dat de laatste belangrijk minder zijn dan de vroegere, zoodat het behoud van den tegenwoordigen functionaris door het I toekennen van eene extra toelage van f 200 zeer gewenscht was. De heer van der Scheer deelt als lid der commissie van onderzoek mededat deze niet bezwaar heeft tegen de uitgaaf als zoodanigdoch hiertegendat aan den vader tevens dc be trekking van bode wordt opgedragen. De heer Wijbrandi deelde zooeven mede en spr. wil dat gaarne aannemen dat de werkzaamheden als bode den vader niet in zijne laatstgenoemde I functie behoeven te hinderen maar dan ware het beterom i zijn tractement te verhoogen. De Voorzitter acht de opmerking van de commissie niet geheel onjuist. Niet alleen de vereeniging van twee betrekkin gen in een persoon zou tot het maken van die opmerking aanlei ding geven maar ook de omstandigheid dat op die wijze het tractement, dat bij verordening geregeld isbuiten die verorde ning om feitelijk verhoogd wordt. Wenscht de commissie de belooning voor den vader te verhoogen dan is het regelma tiger om de verordening waarbij zijn tractement is vastgesteld, te wijzigen. Dc geest der opmerking van de commissie is naar spr.'s opvatting dat deze wijze van eene verhooging der ver diensten van den vader geene regelmatige is terwijl zij ook bezwaar heeft tegen eene dergelijke cumulatie van functiën op één persoon. De heer van Harinxma thoe Slooten heeft in de toelichting op dezen post van uitgaaf gelezendat te dezen op- zigte wordt verwezen naar vroegere begrootingen, waarop tel kens een dergelijke post door den Raad werd gefixeerd. Spr. acht dus de opmerking der' commissie minder juist. Tegen het denkbeeld van den voorzitter, dat het regelmatiger ware, om de verordening te wijzigenheeft spr. deze bedenking, dat men dan bij eene benoeming van een opvolger van den tegenwoor digen vader aan het cijfer in de verordening zou gebonden zijn,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 1