Vergadering van Dingsdag 26 Augustus 1890. 84 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 12 Augustus 189U. nings-comtnissie verwachten dat behoorlijk zal zijn toegelicht en waarvan de beteekenis geen twijfel overlaat. Spr. moet nog met een enkel woord opkomen tegen de be wering in het adres dat door de bepalingen der verordening een monopolie eene bevoorregting voor de slagers in de ge meente tegenover die van elders zou worden geschapen. Dit beweren gaat niet opwaar de verordening alle slagers geldt, in de gemeente woonachtig die het hunne bijdragen in de ge meentelijke belastingen, terwijl de adressanten daarbuiten wonen en hunne aanspraken hoogstens kunnen gronden op een regt van gewoonte waaromtrent het de vraag kan zijn of men die wenscht te handhaven en te eerbiedigen al dan niet. De heer Troölstra gelooft niet dat de opvatting van den heer de la Taille die spr. uit diens woorden heeft gemeend te mogen opmaken als zou er geen vleesch dan in vierde deelen mogen worden ingevoerd juist is. Dit blijkt ook uit de woorden door den heer van Sloterdijek in de zitting van 25 Maart j.l. bij de behandeling der verordening gesproken. Deze zeide n.l.„Het eerste amendement geldt het bezwaar tegen art. 3 dat alleen van toepassing is op het in art. 2 bedoelde vleesch dat niet vooraf is goedgekeurd.'1'' Hieruit volgt dusdat vleesch ook in kleinere dan vierdedee- len mag worden ingevoerd mits het vooraf is gekeurd. Dit ook is de grond van de redenering van burgemeester en wet houders. De heer de la Faille stelt juist de vraaghoe zal die keuring plaats hebben In de aangehaalde raadszitting zeide hij datwanneer eene voorafgaande keuring kon worden ver kregen men een stap in de goede rigting zou doen. Maar het is hem een raadsel hoe er toe te komen. Voor slagers in de buurt zou het nog gaan maar hoe met hen die veraf wonen Spr. kan zich niet voorstellen dat burgemeester en wethouders controle kunnen uitoefenen buiten de gemeente. De Voorzitter geeft in bedenking, om met het oog op de vertragingdie deze zaak heeft ondervonden en hetgeen er ver der nog te doen valt vóór de inwerkingtreding der verordening, art. 17 te wijzigen en aldaar in plaats van l November 1890 te lezen 1 Januarij 1891. De heer van Sloterdijek heeft naar aanleiding van de aanhaling van het door hem gesprokene in de zitting van 25 Maart j.l dat tot explicatie van de verordening zou moeten dienen het woord gevraagdalleen om te kennen te geven dat het nu niet het geschikte oogenblik is om er over uit te weiden. Wanneer het gewijzigd voorstel van burgemeester en wethouders wordt aangenomen dan zal later een door de ver- ordenings-commissie in te dienen voorstel in behandeling komen en kan deze kwestie dan weder worden besproken en komt men dan niet lot een vergelijkmisschien aanleiding geven tot eene nieuwe wijziging. Wat de wijziging van den datum der inwerkingtreding van de verordening betreftdeze heeft, naar spr. meent, geen haast en kan wachten totdat omtrent het lot van de thans bedoelde wij ziging zal zijn beslist. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het gewijzigd voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders in zake de keu ring van tuigpaarden op 1 September e.k. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig de con clusie besloten burgemeester en wethouders te magtigen over de som van f 300 te beschikken tot het houden van keuringen van spannen tuigpaarden en enkele paarden, op den 1 September e.k., met opdragtlater voorstellen aan te bieden tot vinding der kosten. 7. Reclames teqen aanslagen in den hoofdelijken omslag, dienst 1890. In verband met de behandeling van deze wordt de openbare vergadering gesloten. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dingsdag 26 Augustus 1890. 85 Tegenwoordig 12 leden. Afwezig met kennisgeving de heeren Mr. J. DirksDr. N. Reeling Brouwer Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Slooten, R. H. Dijkstra J. F. H. BekhuisMr. J. L. van Sloterdijek G. MenaldaH. Kuipers en S. H. Hijlkema. Voorzitter de heer P. Lyklama k Nijeholt burgemeester., I. De notulen van de vorige op 12 Augustus j.l. gehouden vergadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt ter tafel gebragt een adres van H. Hagens, hou dende verzoek om de levering van uniformen voor de schut terij en het politiecorps in het openbaar te doen aanbesteden. De voorzitter stelt voor dit adres te stellen in handen van burgemeester en wethouders ter afdoening. De heer Duparc ziet hier een geval aanwezigjuist tegenovergesteld aan datwaarvan in de vorige vergadering sprake was. Toen gold het een adres, dat ter afdoening aan burgemeester en wethouders had moeten worden gerenvoijeerd, terwijl het om berigt en raad in hunne handen was gesteld geworden. Nu stelt de voorzitter afdoening door burgemeester en wethouders vooren zou spr. juist gaarne van dat col- legie inlichtingen ontvangen. De gemeentewet geeft in art. 142 aan den Raad de bevoegdheid, zich de vaststelling der plannen en voorwaarden van aanbesteding der leverantiën voor te behou den, en schrijft daar tevens voor, dat de aanbestedingen in het openbaar geschieden, behoudens de gevallen waarin, om bij zondere redenen onderhandsche aanbesteding in het belang der gemeente ware. Nu weet spr. nietof indertijd aan bur gemeester en wethouders is opgedragende in het adres be doelde levering onderhands te gunnen. Spr. stemt het echter den adressant toedat het niet wenschelijk isdeze levering steeds in één hand te houdenen zou het liever ziendat ze werd aanbesteed of wel bij toerbeurten aan hendie zich daar voor aanmelden. Dc Voorzitter deelt mede dat de bestelling der bedoelde uniformen niet door burgemeester en wethouders geschiedt. Wat de schutter-uniformen betreftdaar zorgt de kommandant voor en die voor het politie corps worden door den commissaris van politie besteld. Bij laatstgenoemd corps bestaat een klee- dingfondsdat, onder verantwoording aan den burgemeester door den commissaris van politie wordt beheerd. Op de ge- meente-begrooting is voor eiken agent ƒ72 uitgetrokken, welk bedrag in het kleedingfonds wordt gestort. Ieder agent staat met het fonds in rekening courant. Wat hij van de 72 'sjaars overhoudt komt den agent toe. De bestellingen voor het laken enz. geschieden door den commissaris. Aanbesteding hiervan heeft niet plaats omdat dit bezwaarlijk zou gaan met het oog op de kwaliteit en de kleur van het laken. Aanbesteding daar van is ook nergens voorgeschreven. Er is geen sprake van vaststellen van voorwaarden, zoodat een beroep op art. 142 'gemeentewet niet opgaat. De heer Duparc betuigt zijnen dank voor de bekomen in lichtingen. Nu daaruit is gebleken dat de schutter-uniformen door de bemoeiing van den schuttersraad of den kommnndant worden geleverdzou de Raad bij de vaststelling van de be grooting der schutterij aan den schuttersraad de opdracht kun nen doenom de levering der uniformen bij openbare aanbe steding te doen plaats hebben. Hiertegen bestaat volgens spr. geen bezwaarlaken van goede kwaliteit en kleur zal toch ook wel bij anderen zijn te verkijgen. Spr. brengt in herinnering dat verscheidene jaren geleden soortgelijke begunstiging van enkelen plaats had door het de partement van oorlog ook al om hetzelfde argument, doch men daarvan later, op de daartegen gedane vertoogen, is moeten terugk omen. Spr. stelt voorhet adres om berigt en raad te stellen in handen van burgemeester en wethouders. De heer Troelstra is het met den heer Duparc niet eens, dat hel voorstel van den voorzitter ten opzigte van dit adres niet juist zou zijn. De voorzittter deed uitkomendat de leve ring van bedoelde uniformen buiten burgemeester en wethou ders omgaat. Het behoort evenmin tot de competentie van den Raad; hoogstens zou deze bij de vaststelling der begrooting voor de schutterij enkele wenken kunnen geven doch verder kan hij niet gaan. De schutterij-begrooting wordt niet eens door den Raad maar door Gedeputeerde Staten definitief vast gesteld De administratie der schutterij heeft voorts binnen de perken der begrooting de vrije hand. En wat de politie aangaat, de leden van dit corps ontvangen, zooals de voorzitter reeds zeide eene jaarlrjksche uitkeering voor hunne kleeding, welke bij verordening is bepaald op 72. Met het aanschaffen der kleeding hebben de Raad en burge meester en wethouders alweder mets te maken. Wilde men hierin verandering aanbrengen dan zou de ver ordening moeten worden gewijzigd. Het adres betreft dus zaken waarover de Raad niet te be slissen heeft, maar waarvan de uitvoering aan anderen is over gelaten. Daarover kritiek uit te oefenen, zal ook moeielijk gaan. Wordt intusschen het adres aan burgemeester en wethouders ter afdoening gezonden, dan kunnen deze de betrokken auto riteiten met de bezwaren van adressant bekend maken. Het verzoek van dezen acht spr. op zich zelf wel billijk- Burgemeester en wethouders handelen dan ook ten opzigte van de levering van de gewone artikelen ten behoeve van de ge meente in dien geestzoodat de levering geschiedt volgens een rooster. De heer Duparc begrijpt niet, dat er zooveel bezwaren tegen zijn voorstel worden ingebracht. Er is toch niets tegen, dat naar aanleiding van dit adres inlichtingen door burgemees ter en wethouders worden gegeven, waaruit welligt een of ander besluit van den Raad ten aanzien van de levering van artikelen aan de gemeente zou kunnen volgen. Er zou waarschijnlijk ook nog wel besparing van kosten uit kunnen volgen. De Voorzitter zegt, dat ten opzigte van de politie van geene besparing sprake kan zijn, daar de agenten eene vaste som van 72 ontvangen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den voorzitter, om het adres in handen van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoeningwordt in stemming gebragt en aangenomen met 9 tegen 3 stemmen die van de heeren Beucker AndreaeDuparc en Theunisse. III. Wordt nog ter tatel gebragt 1. Een rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der begrooting voor de dienstdoende schutterij, dienst 1891. 2. Alsboven omtrent het onderzoek van de begrooting voor de Stadsarmenkamer, voor het dienstjaar 1891. 3. Alsboven omtrent reclames tegen aanslagen in den hoof delijken omslag. Deze stukken worden voor de leden ter visie gelegdom in eene volgende vergadering te worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een onderwijzer aan de gemeenteschool no. 11 vacature R. C. Draaisma. Op de voordragt zijn geplaatst1J. Golmjon, te Surhuizum, 2. J. de Rooste Akkrum3. A. Zuiderveld te Wijtgaard, 4. H. van Daalente Leeuwarden en 5. P. U. Hofstra, te War- fum. Het resultaat der gehouden stemming is dat op J. Colm-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 1