11 1
II
Vergadering van Dingsdag 9 September 1890.
v
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 9 September 1890.
93
Tegenwoordig 16 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren Dr. N. Reeling Brou
wer S. H. HijlkemaJ. van der ScheerMr. J. G. Meijer en
J. Theunisse.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 2 September j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld dat is ingekomen eene missive van
het bestuur van het Friesch genootschap houdende dankbe
tuiging voor de verleende subsidie.
Voor kennisgeving aangenomen.
III. Wordt ter tafel gebragt
1. Eene missive van den heer Mr. P. Gratama, houdende
verzoekdat hem wegens vertrek uit de gemeente ontslag worde
verleend uit zijne betrekking van Curator van het gymnasium.
De heer Gratama wordt eervol van gemelde functie ont
heven.
2. Eene aanbeveling van curatoren van het gymnasium tot
vervulling der door het ontslag van den heer Mr. P. Gratama
in hun collegie ontstane vacature.
In de volgende vergadering zal tot eene benoeming worden
overgegaan.
3. De ontwerp-gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1891.
Zal worden gedrukt in de bijlagen tot 's Raads verslag en
in de sectiën worden behandeldmet bepaling dat het onder
zoek binnen vier weken moet zijn afgeloopen.
4. Eene missive van de voogden van het Old Burgerwees
huishoudende mededeeling dat zij voor 1891 wederom eene
som van 5000 beschikbaar stellen ter tegemoetkoming in de
subsidiën aan inrigtingen van weldadigheid binnen deze ge
meente.
Hiervoor zal 's Raads bijzondere dank worden betuigd aan
de voogden voornoemd.
5. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het
doen amoveren en verbouwen van boerenhuizingen enz.
Zal in de volgende vergadering worden behandeld.
6. Alsboven om tegen G. W. TerpstraWed. E. J. Meijer
eigenares van den Dokkumertrekwegeene regtsvordering in te
stellen tot terugvordering van kosten wegens herstellingen aan
dien weg en daarin gelegen bruggen.
De voorzitter stelt voordit voorstel ter visie te leggenom
het in eene volgende vergadering te behandelen.
De heer Troelstra geeft hierop in overweging dit voorstel ten
fine van onderzoek en rapport te stellen in handen van eene
raadscommissie.
Door de heeren van Sloterdijck en Duparc wordt te kennen
gegevendat zij het advies eener commissie niet noodig oor-
deelenomdat toch een regtskundig advies bij het voorstel is
overgelegdwaartegen door de heeren Troelstra en van Ha
rinxma wordt aangevoerddat het hier eene feitelijke kwestie
geldt, van ver strekkende gevolgen en de commissie alleen de
vraag heeft te overwegenof tot eene vervolging zal worden
overgegaanniet of die met goed gevolg zal kunnen worden
ingesteldwelke vraag in het regtskundig advies wordt be
handeld.
Hierop wordt het voorstel van den heer Troelstra in stem-
ming gebragt en aangenomen met 9 tegen 7 stemmen, die van
de heeren Dirks Plantenga v. Sloterdijckv. Eijsinga, Duparc,
Menalda en Buma.
Alsnu overgaande tot de benoeming van eene commissieis
het resultaat der gehouden stemmingen, dat bij de eerste stem
ming de heer Mr. J. L. van Sloterdijcken bij de herstemming
de heeren Mr. J. G. Meijer en Mr. J. S. baron van Harinxma
thoe Slooten tot leden der commissie worden benoemd.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Voortzetting der behandeling van het verslag van rap
porteurs omtrent het onderzoek van het voorstel van burge
meester en wethouders tot wijziging van het besluit op de hef
fing eener directe belasting op het inkomen.
(Zie bijlagen no. 11 en 13 tot het verslag van 's Raads
handelingen.)
In de vorige vergadering hebben de stemmen gestaakt over
de 4e alinea van het voorgestelde nieuw artikel 8.
Daar geen der leden over dit punt het woord wenscht te
voerenwordt terstond tot eene nieuwe stemming overgegaan
met het resultaatdat met 12 tegen 4 stemmen die alinea
wordt verworpen. Vóór stemden de heeren Dirks Wijbrandi
Troelstra en van Harinxma thoe Slooten.
Nu komt aan de orde het voorstel sub c van de rapporteurs
betreffende het nieuw artikel 8.
Zij stellen voorin plaats van de voorgestelde 4e alinea te
behouden alinea 2 en de laatste zinsnede van alinea 3 van het
art. 9 oud.
De heer Troelstra heeft het woord gevraagdom een
amendement op dit voorstel van rapporteurs in te dienen. De
laatste zinsnede van art. 9 luidt aldus Indien na het opma
ken van het kohier mogt blijkendat het belastbaar inkomen
de daarvan gemaakte begrootmg overtreft, kan door den Raad
worden bepaald, dat slechts een zoodanig gedeelte van den
aanslag der belastingschuldigen zal worden ingevorderd als ver-
eischt wordtom na aftrek der vermoedelijk oninbare posten
de bij de begrooting geraamde som te bereiken.''
Het doel van burgemeester en wethouders met de nieuwe be
paling der 4e alinea beoogd, om de som op de begrooting zooveel
mogelijk te kunnen invorderen is nu niet bereikt. De bezwa
ren tegen die bepaling kwamen hoofdzakelijk hierop neer dat
alsdan het cijfer der percentage niet vooruit bepaald bekend
zou zijn en men het op de begrooting wilde behouden opdat
ieder belastingschuldige zal weten hoeveel hij zal hebben te
betalen. Nu is meermalen gebeurd, o.a. in de jaren 1886,
1887 en 1888, dat bij de vaststelling van het kohier het be
drag hiervan hooger wasdan het geraamd bedragzoodat
een aftrek van de aanslagen moest plaats hebben. Hiervan
was natuurlijk eene nieuwe berekening van de aanslagen het
gevolg.
Ten einde deze omslagtige bewerking te voorkomen, althans
te beperkenacht spr. het wenschelijk om in de verordening
eene speling op te nemenwaardoor men niet bij het minste
verschil tusschen het bedrag van het kohier en het geraamde
cijfer tot aftrek zal moeten overgaan. Men zal dan uit een
comptabel oogpunt eene verbetering tot stand brengen.
Spr. stelt dus voor, in de plaats van het onderdeel c der
Commissie te lezen het volgende
c. het in de plaats hiervan behouden van alinea 2 van het
art. 9 oud en de laatste zinsnede van alinea 3 van dat artikel
te doen vervangen door de volgende alinea
„Indien bij de vaststelling van het kohier blijktdat het to
taal der aanslagen meer dan 2 hooger is dan waarop dit
bij de begrooting is geraamd bepaalt de Raad hoeveel percent
van iederen aanslag zal worden ingevorderdmet dien ver
stande dat daardoor het totaal bedrag der belasting niet daalt
beneden het cijfer op de begrooting uitgetrokken, noch dit cijfer
met meer dan 2 °/0 overtreft.
De heer van Sloterdijck verklaartook namens zijne
mede-rapporteurs dat zij geen bezwaar tegen dit amendement
hebben.
Nadat op eene vraag van den heer Plantengaof het niet
beter wareom de door den heer Troelstra voorgestelde be
paling in een nieuw artikel op te nemen was te kennen ge
geven dat dit niet noodig is omdat het slechts eene kleine
wijziging van eene bestaande bepaling betreftdie toch ook in