ft
ft
ft
ft
ft
ft
124
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 9 December 1890.
Het amendement van den heer Troelstra op art. 6 (nieuw)
wordt in stemming gebragt en verworpen met 14 tegen 5 stem
men. Vóór stemden de heeren BekhuisBeucker Andreae
Reeling Brouwer, Dirks en Troelstra.
De heer de la Faille wenschtalvorens over art. 6 zal
worden gestemd de vraag te doen hoe men dit artikel zal
hebben te verstaan wat betreft de aanwijzing van een plaats
van slagting. Spr. leest met den heer Troelstra in dit arti
kel, dat een dergelijke plaats vooraf zal worden aangewezen.
Hij zou dus gaarne zien dat vooraf de opinie van den Raad
omtrent dit punt werd uitgelokt.
De Voorzitter stelt zich voor, dat door stemming over
dit artikel eene beslissing te dier zake zal worden verkregen.
Uit de discussie is voldoende bekend geworden welke de be
doeling van de commissie is. Wordt het aangenomen dan
kan er bij de uitvoering geen verschil in opvatting beslaan.
De heer de la Faille meentdat men op die wijze niet
tot eene volkomen juiste stemming zal komen. Zijns inziens
zal eerst de prealabele kwestie moeten worden uitgemaaktof
er vooraf eene bepaalde slaglplaats zal worden aangewezen
dan wel in elk bijzonder geval door den burgemeester.
De heer Buma gelooft, dat de Raad zich hieromtrent al
reeds heeft uitgesproken, door te bepalen, dat de burgemees
ter de plaats zal aanwijzen natuurlijk telken malewanneer
het gevraagd wordt.
De Voorzitter vernam van den heer de la Faille dat
deze oorspronkelijk in art. 6 een stap in de goede rigting had
gezien. Bedoelde dit geachte lid hiermede de oprigting van
een abattoir dan moet spr. er hem aan herinneren dat om
trent deze zaak nog altijd een onderzoek door eene commissie
aanhangig is. Deze aangelegenheid kan niet bij wijziging dezer
verordening worden beslist en het lag ook geenszins in de be
doeling der commissie om hiertoe zijdelings het voorstel te
doen.
De zin van deze bepaling is nietom vooraf eene vaste
plaats van slagting aan te wijzen maar dat de burgemeester
telkens wanneer het noodig is voor de slagting van een wrak
stuk veeeene plaats hiertoe zal aanwijzen.
De heer Hijikema verlaat de vergadering
De heer de la Faille keurt het goed, dat, wanneer op
een gegeven oogenblik een plaats moet worden aangewezen
dit door den burgemeester zal geschieden maar hij kan nog
niet zijne opvatting van de redactie van dit artikel vaarwel
zeggen. Spr. had in geenen deele de oprigting van een abat
toir op het oog, doch zag in deze bepaling een stap in de
goede rigting dat verdacht vee onder toezigt en op eene goede
plaats geslagt en na de slagting onderzocht worde.
De heer van Sloterdijck vermeentdat het niet opgaat,
om over eene toelichting van een artikelzij 't dan ook eene
officiële, te stemmen. Die toelichting zou dan door aanneming
evenals het artikel kracht van wet krijgen waarvoor zij niet
is bestemd.
De zwarigheid kan eenvoudig hierdoor worden opgelostdat
men, het met de toelichting niet eens zijnde, tegen het arti
kel stemt.
De Voorzitter meent, dat als men op grond van de toe
lichting tegen eene bepaling ishet op den weg van de tegen
standers ligt, om eer. ander voorstel in te dienen. Dit is niet
geschiedzoodat spr. niet anders dan het voorstel van de
commissie aan stemming kan onderwerpen.
De heer de la Faille verklaart, dat hij zich niet verder
zal verzetten tegen eene stemming over het voorgestelde ar-
ikel 6.
Dit artikel, zooals het nader is gewijzigd door de commissie,
wordt nu in stemming gebragt en aangenomen met 15 tegen
3 stemmen die van de heeren Beucker AndreaeTroelstra
en de la Faille.
Art. 5 (nieuw) wordt hierop gewijzigd in dien zin dat de
woorden „burgemeester en wethouders" worden vervangen door
„den burgemeester."
Voordat tot de stemming over het nieuw art. 11 wordt over
gegaanvraagt de heer Troelstra wat de bedoeling is van
de bepalingdat de wijze van onderzoek door burgemeester en
wethouders zal worden vastgesteld. Het is hem niet duidelijk,
hoe burgemeester en wethouders dit zullen moeten doen of
welke voorschriften zij zullen hebben te geven.
De heer van Sloterdijck zou zich van een antwoord op
de vraag hoe burgemeester en wethouders de verordening
moeten uitvoeren en waarmede de commissie als zoodanig zich
niet heeft te bemoeijen kunnen excuserenmaar wil toch met
een enkel woord zijne gedachte hieromtrent mededeelen. Inde
door burgemeester en wethouders vast te stellen verordening
/.al b.v. kunnen worden omschreven de wijze van keuring van
liet geslagte dier in- en uitwendigwanneer een aan ziekte
gestorven beest moet worden geschouwd zal daarbij op den
toestand van de aangedane deelen en op alle omstandigheden
en teekenen moeten worden geletdie kunnen worden geacht
van invloed te zijn op de hoedanigheid van het vleesch.
De Voorzitter zegtdat welligt ook voor sommige geval
len bijv. ten opzichte van worsteen microscopisch onderzoek
kan worden voorgeschreven. In ieder geval zal de gemeente
veearts worden geraadpleegd die alligt een norm kan aangeven.
Het artikel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangeno
men.
De verdere onderdeelen van het voorstel worden zonder dis
cussie goedgekeurd.
Wordt besloten de inwerkingtreding van deze verordening
laatstelijk bepaald op 1 Januarij 1891 vast te stellen op 1
Julij 1891.
Alzoo is besloten
De verordening regelende de politie op den in- en vervoer,
den verkoop en de keuring van vleesch visch en vruchten
vastgesteld bij raadsbesluit van den 8 April 1890 (Gemeente
blad no 9) gewijzigd bij raadsbesluit van den 14 October 1890
(Gemeenteblad no. 10) nader te wijzigen als volgt
a. Art. 2 te doen vervangen door de volgende bepaling:
„Het is verboden, bij dag waaronder worden verstaan die
„gedeelten van ieder etmaal, welke naar artikel 1 niet als nacht
„worden aangemerktvan buiten de gemeente afkomstig versch
„vleesch niet voorzien van een bewijs van goedkeuring van
„den veearts der gemeente, waaruit het afkomstig is, in de
„gemeente in te voerente vervoerente verkoopenaf te
„slaan, ten verkoop voorhanden te hebben of aan te bieden, af
„te leveren of ten geschenke te geven. Aan slagers en aan
„vleeschverkoopers is het bovendien verboden vleesch, als in het
„eerste lid van dit artikel is bedoeld, in hunne winkels, berg-
plaatsen, woningen of op hunne erven voorhanden te hebben.
„De bepaling van het eerste lid van dit artikel is niet van
„toepassing ten aanzien van enkel voor doorvoer bestemd vleesch
„mits in niet kleinere dan vierdedeelen van het geslagte dier/'
b. art. 3 te doen vervallen en als gevolg hiervan de latere
artikelen te vernummeren en de in de verschillende artikelen
voorkomende aanhalingen van artikelen hiermede in overeen
stemming te brengen.
c. in art. 6 (nieuw 5) de woorden „burgemeester en wet
houders" te doen vervangen door „den burgemeester".
d. art. 7 (nieuw 6) te doen vervangen door
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 9 December 1890.
125
„Het is verboden, stieren, die beneden 70.ossen, koeijen,
„of vaarzen, die beneden ƒ90.—, pinken, die beneden/"GO,—of
„kalveren, die beneden ƒ15.— en wat nuchtere betreft,die be-
„neden 3.— voorde heffing van de belasting op het geslagt
„zijn aangegeven, of in het algemeen vee, hetwelk door een der
gemeentelijke keurmeesters of den gemeente-veearts wordt ver-
„klaard van verdachte hoedanigheid te zijn, in de gemeente te
„slagten anders dan op eene door den burgemeester aan te
„wijzen plaats en onder toezigt van een der gemeentelijke keur
meesters of den gemeente-veearts.
„Het is bovendien verboden vleesch van dieren als in het
eerste lid van dit artikel zijn bedoeld, te vervoeren van die slagt-
plaats te verkoopen af te slaan, ten verkoop voorhanden te
„hebben of aan te biedenaf te leveren of ten gesshenke te
„geven, zonder dat het door een der gemeentelijke keurmeesters
„of den gemeente-veearts onderzocht en goedgekeurd en van het
„door burgemeester en wethouders bepaalde kenmerk hiervan
„voorzien is.
„Aan slagers en aan vleeschverkoopers is het bovendien ver-
„boden, vleesch als in het tweede lid van dit artikel is bedoeld,
„niet voorzien van het kenmerk van goedkeuring in hunne win-
„kels bergplaatsen, woningen of op hunne erven voorhanden
„te hebben."
e. in art. 8 (nieuw 7) alinea 2 het derde woord „of' te
doen vervallen.
art. 9 (nieuw 8) alinea 1 te doen vervangen door
„Iederdie vleesch, visch of vruchten in de gemeente invoert,
„vervoertverkoopt afslaatten verkoop voorhanden heeft of
„aanbiedt aflevert of ten geschenke geeft is verpligt, die
„voorwerpen aan de gemeentelijke keurmeesters, den gemeente-
veearts of de beambten van politie op hunne aanvraag te ver-
„toonen en het onderzoek en de keuring daarvan toe te laten".
g. Art. 12 (nieuw 11) te doen vervangen door
„Het bewijs van goedkeuring, in artikelen 2 en 6 bedoeld
„de plaats en de wijze van het in de artikelen 3 4 en 6 be -
„doeld onderzoek door den gemeente-veearts en de gemeentelijke
„keurmeesters het kenmerk van goedkeuring en de wijze van
„gebruik hiervan worden door burgemeester en wethouders vast
gesteld en bepaald bij verordening in het Gemeenteblad op te
„nemen en tegen betaling van de kosten verkrijgbaar te stellen."
ih. Art. 15 (nieuw 14) alinea 2 te doen luiden
„Het veehet vleeschde visch of de vruchten waarmede
„overtreding wordt .gepleegdworden dadelijk in beslag geno
men en, indien het gebruik er van volgens deze verordening
„is verklaard schadelijk voor de gezondheid te kunnen zijn
„op last van den burgemeester vernietigd of begraven bij
„veroordeeling worden ze door den regter verbeurd verklaard
„voor zoover zij den veroordeelde toebehoorden."
i. het le lid van art. 17 (nieuw 16) te doen lezen als volgt
„Deze verordening treedt in werking den 1 Julij 1891."
Met dit besluit de adressanten H. Ramkema en H. Span c.s.
in kennis te stellen.
15. Voorstel van 'e commissie voor het ontwerpen van straf
verordeningen tot wijziging an de verordeninghoudende al-
gemeene bepalingen van politie.
(Zie bijlage no. 21 tot het verslag van 's raads handelingen)
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform dit
voorstel besloten
in de verordening, houdende algemeene bepalingen van po
litie voor de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit
van 28 Junij 1887 (gemeenteblad no. 7) gewijzigd bij raads
besluit van 28 Januarij 1890 (gemeenteblad no. 3) op te ne
men het volgend nieuw artikel 59a
„De eigenaar of gebruiker van een kluis, kelder, onderaardsch
lokaal of ruimte, waarvan de toegang of opening uitkomt op
een terrein dat van de openbare straat voor een ieder toe
gankelijk is, die dezen toegang of deze opening niet behoorlijk
afsluit, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien
gulden."
1G. Voorstel van burgemeester en wethouders tot overneming
van het bestuur van het St. Anthony-gasthuis van eene strook
weilandtevens toegangsweg naar het exercitieveld der ge
meente.
Conform de cenclusie van dit voorstel wordt zonder discussie
besloten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten van het St.
Anthony-Gastliuis onderhands aan te koopen den toegangsweg
loopende van het Kalverdijkje naar het exercitieveld ter grootte
van ongeveer 35 arezooals die weg reeds door een sloot is
afgescheiden van het perceelten kadaster bekend gemeente
Leeuwarden in sectie F no. 2098van welk perceel het deel
uitmaaktzulks tegen eene koopsom van f 296.48 en verder
op voorwaarden
a. dat de gemeente de sloot, loopende langs de zuidzijde
van den weg ten haren koste moet verbreeden tot drie meter
en verdiepen tot 60 centimeter beneden gewoon polderpeil.
De verbreeding van de sloot moet geschieden aan de zijde
van den weg terwijl de uitkomende specie ten bate der ge
meente is.
b. dat de kosten van overdragt komen ten laste der gemeente.
17. Voorstel van burgemeester en icethouders tot aankoop
van eene zathe en landen Achter de Hoven, van den heer J.
Bieruma Oosting te Oranjewoud.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te beslui
ten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderhands
van den heer Johannes Bieruma Oosting, grondeigenaar en lid
van den Raad der gemeente Schoterland te Oranjewoud aan
te koopen de vastigheden ten kadaster bekend gemeente Leeu
warden in sectie G nummers
3134
weidland
groot 2 H.A. 45
A.
10
c.A.
3135
9
2
90
30
3136
n
1
39
50
3137
1
77
9
40
9
3139
1
9
29
n
40
3623
tuin
0
17
n
10
n
3624
weidland
1
60
50
3625
huis en erf
0
33
70
3626
weidland
0
30
n
80
3627
1
90
30
3628
2
15
n
50
3599
0
56
60
s
5185
9
1
83
30
Te zamen 18 H.A. 69 A. 50 c.A.
en gemeente Huizum in sectie B nummers
892 weidland groot 1 H.A. 70 A. 70 c.A.
893 1 72 90
894 0 22 90
Te zamen 3 H.A. 66 A. 50 c.A.
en zulks tegen eene koopsom van f 1400 per 36.74 are of
ƒ85,238.43 en verder op voorwaarden door burgemeester en
wethouders nader vast le stellen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Plantenga beschouwt dit voorstel geheel in ver
band met de onderhandelingendie met Gedeputeerde Staten
zijn gevoerd over het graven van een verbindingskanaal tus-
schen den Grachtswal en de Tijnje. Hoewel spr., toen die
zaak bij den raad in behandeling was er zich tegen verklaarde,
zou hij er zich nu bij neêrleggen wanneer die onderhandelin
gen het gewenschte resultaat hadden gehad en zich ver
pligt rekenen mede te werken om aan de zaak uitvoering te
geven. Nu die kanaalkwestie voorloopig is uitgesteld, staat spr.
op een geheel vrij standpunt en zal hij zich tegen dit voorstel
verklaren. Hij is ook nu nog geheel tegen het kanaalplan hij
beschouwt het te veel als eene illusie dan dat de gemeenteschuld
met de hoogst belangrijke kosten die het maken van het ka-