134
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 23 December 1890.
nen opmakendat burgemeester en wethouders tegen den
bloei van het gymnasium zijn. Deze schijn werd nog verhoogd,
waar door den heer van Sloterdijck er op gewezen werd, dat het
indirect belang van vele ingezetenen benadeeld werd door den
bloei van het gymnasium te benadeelen want hoe meer leer
lingen des te meer geïnterneerden.
Spr. kan namens het dagelijksch bestuur verklaren dat der
gelijke gedachten, die hetzij met het belang van ingezetenen of
met den bloei van het gymnasium in verband staan, bij 1: n wei
nig gewigt in de schaal hebben gelegd. Bij burgemeester en
wethouders hebben alleen op den voorgrond gestaan de finan
ciën der gemeente die verbeterd zullen worden door eene op
brengst aan schoolgeld van 3000 a 4000 meer dan in het
vorige jaar. Hieraan hebben zij de overweging verbonden, dat
het voor niemand van belang is dat er veel leerlingen op het
gymnasium zijnmaar wel dat zijdie het bezoeken niet
alleen den geheelen cursus doorloopen maar ook hunne stu
diën aan de Universiteit voortzetten.
Burgemeester en wethouders zijn van meening, dat het tech
nisch beheer van het gymnasium van weinig invloed is op deze
aangelegenheid en zij zijn door de gevoerde discussier, niet van
die meening afgebragt.
De heer Troelstra wenscht nog een enkel woord te spre
ken over de motie van den heer Duparc. Bij de weerlegging
van spr.'s bezwaren tegen die motievergeleek de geachte
voorsteller het collegie van curatoren met raadscommissiën.
Deze vergelijking gaatnaar spr.'s meening mank want die
commissiën zijn commissiën van bijstand, die den Raad in som
mige takken van dienst moeten voorlichten, terwijl het collegie
van curatoren het beheer en de zorg over een gemeentelijke
inrigting van onderwijs heeft.
Spr. betreurt het echterdat de heer van Sloterdijck gevoe
lig is over spr.'s woorden. Het was geenszins zijne bedoeling,
om de curatoren van eenzijdigheid te beschuldigen doch al
leen om te doen uitkomen, dat, gelijk ieder hem zal moeten
toegeven elk collegie dat het beheer voert over eene inrig
ting meer uitsluitend hare belangen op het oog heeft. Dit
betreft niet alleen de curatoren maar ook bijv. het bestuur
over het stads-ziekenhuis de commissie van toezigt op het
lager onderwijsen zoovele anderezelfs de directie der Har
monie. Spr. behoeft zeker geene voorbeelden aan te halen
voor zijne bewering dat zoo dikwijls in deze vergadering zaken
aan de orde waren van specialen aardbetrekking hebbende
op de genoemde inrigtingen of vereenigingen de leden die
ook tevens zitting hadden in den Raad de belangen van het
aan hunne zorg toevertrouwde bovenal op het oog hadden.
Spr. heeft zich bij het begin zijner redenering eenvoudig op
een algemeen standpunt geplaatst en als zijne meening uitge
sproken dat ieder lid a même isom ook zonder nadere voor
lichting over dit onderwerp te oordeelen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De motie van den heer Duparc wordt in stemming gebragt
en aangenomen met 13 tegen 3 stemmen die van de heeren
van Harinxma thoe Slooten Troelstra en Reeling Brouwer.
8. Reclames tegen aanslagen in de directe belasting op het
bikomen.
9. Het 2e suppletoir kohier der directe belasting op het
inkomen.
In verband met de behandeling van deze punten stelt de
voorzitter voor, de openbare zitting tijdelijk te sluiten.
Vooraf vraagt en bekomt de heer van Sloterdijck verlof
van de vergadering om te spreken over eene zaak vreemd
aan de orde van den dag, vreemd in den raad, doch niet er
buiten. Hij wenscht nl. naar aanleiding van het ijsvermaak
eene vraag te rigten tot burgemeester en wethouders en hun
iets in overweging te geven. Nu het ijs een middel is tot
vermaak en voor vervoer, en Leeuwarden het middelpunt van
de provincie is waarheen velen van elders zich begevenis
het van belangdat de toegangswegen over het ijs en dat in
de stadsgrachten in zoodanigen toestand zijn, dat het verkeer
bevorderd en uitgelokt worde. Spr. wil gelooven, dat burge
meester en wethouders er niet mede bekend zijn, maar tegelijk
verzekeren, dat de toestand van de bedoelde ijswegen slecht is.
Üet werk der baanvegers is verre van onberispelijk weinig
of geen zorg wordt er aan besteed, om de ijsbanen in goeden,
bruikbaren staat te brengen en te houdende banen voor de
schaatsenrijders worden zelfs gebruikt voor het rijden met
sleden. Het gebruik van het ijs wordt op die wijze met den
ondergang bedreigd. De baanvegersdie het werk niet voor
hun genoegen doen, verdienen te weinig om met lust en veel
zorg de banen in orde te houden.
Spr. vraagt daarom aan burgemeester en wethoudersof zij
niet in overweging zouden wilen nemen om die baanvegers
eene toelage uit de gemeentekas te verleenen, zoodat zij min
der afhankelijk worden van het schaatsenrijdend publiekdat
uiterst karig is in het geven van baangeld. Indien burgemees
ter en wethouders dit in overweging willen nemen, dan is spr.
bereid het voorstel te doen om hun daartoe een crediet te
verleenen ten einde althans het bezwaar weg te nemendat
voor deze uitgaaf geen voldoende post op de gemeentebegroo-
ting is uitgetrokken.
De Voorzitter zal gaarne de vragen van den heer van
Sloterdijck beantwoorden.
Spr. geeft toe, dat er klagten over den toestand der ijsbanen
worden gehoord, doch het is niet doenlijk die altijd te voorko
men. De vaarwaters in en om de gemeente worden het langst
open gehouden en als de schotsen vastgevroren zijnkan er
alleen met veel moeite een ijsbaan verkregen worden. Als het
verkeer zoo druk is, als tegenwoordig, dan is het haast onmo
gelijk om die banen altijd schoon te houden. De commissaris
van politie heeft de opdragter op te doen toezien dat de
baanvegers hun pligt doen en spr. zal er voor zorgen dat er
ten gerieve van het publiek een naauwgezet toezigt worde ge
houden op de goede instandhouding der ijsbanen, voor zooveel
dit mogelijk is.
Bij een druk verkeer en het vallen van veel sneeuw hebben
de baanvegers de handen vol en dan is het vroeger herhaal
delijk voorgekomen, dat zij uit de gemeentekas eene tegemoet
koming ontvingen. Nu is onlangs weder een daartoe strekkend
adres ingekomen waaromtrent door den commissaris van po
litie een onderzoek wordt ingesteldna ontvangst van zijn ad
vies zullen burgemeester en wethouders een besluit nemen.
Op sommige plaatsen op het ijs verdienen, naar aan spr. is me
degedeeld, de baanvegers soms wel f 2,50 per dag, zoodat deze
wel geene tegemoetkoming noodig hebben. Wil men baanve
gers bezoldigendan moet men hun het vragen om geld van
het publiek geheel verbieden. Burgemeester en wethouders
hebben dit punt vroeger hier ter sprake gebragt, doch toen
meende deze vergadering met het oog op de kosten er niet toe
te moeten overgaan.
Onder volgno. 109 komt op de gemeentebegrooting wel eén
post van ƒ300 voor, voor het bestrooijen der straten met zand,
het bijlhakken en kosten wegens onderhoud van aanplakborden
en reddingsmiddelen bij ijs en aanleg en onderhoud van ijsba
nen, maar dit bedrag is te gering en wordt dikwijls overschre
den, zooals nu ook wel het geval zal zijn.
Wat het rijden met sleden over de ijsbanen betreft, hierin
kan worden voorzien door het aanleggen van twee banen vol
gens de verordening. Daartoe is nog geen last gegeven, om
dat de behoefte nog niet is gebleken.
De heer van Harinxma thoe Slooten vermeent, dat
de woorden van den voorzitter eenige rectificatie behoeven. De
door dezen besproken post ad 300 dient voor velerlei doel
einden als voor reddingsmiddelen verder materiëel het aan
brengen van planken bij bruggen enz.maar weinig of niet
voor het bezoldigen van baanvegers. Hiervoor zou trouwens
weinig overblijven. Daarom zou spr. wel kunnen instemmen
met een voorstelom aan burgemeester en wethouders een
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dingsdag 23 December 1890.
135
crediet te verleenen. Daar het echter moeijelijk iseen be
paald cijfer op te gevenzal het beter zijn het dagelijksch
bestuur uit te noodigen in den geestals door den heer van
Sloterdijck wordt bedoeldwerkzaam te zijn.
De heer Buma kan er zich geheel mede vereenigen dat
burgemeester en wethouders deze groote quaestie van den dag
tot zich nemen. Die verkeerswegen zijn in een treurigen toe
stand het zit hem niet alleen in 't vegen maar in het niet
aanwenden van een meer radicaal onderhoud. De Dockumer
Ee o.a. is zoo gevaarlijk en slechtdat zij met vegen alleen
niet in goeden staat te brengen is. Daarbij komt, dat zij die
de stad om rijden niet alleenmaar zelfs de wandelaars op
de singels steeds het vervelend geroep der baanvegers moeten
aanhooren terwijl het publiek niet of weinig geeft.
De burgemeester zeide zooevendat als een enkele baan
veger ƒ2,50 per dag verdient er geene verdere toelage noodig
is. Spreker moet er aan twijfelen of dat bedrag door de baan
vegers buiten de stad ooit verdiend wordt. Hem is verzekerd
dat op een der beste banen, bij de Gouden bal, de vegers soms
niet meer verdienen dan 40 a 80 cent te zamen de rijders
geven niet meer. Wanneer men naar buiten rijdt en ieder
kwartier eens een baanveger ontmoetdan welmaar op de
grachten heeft men ieder oogenblik oponthoud en wordt het
geven te lastig.
Daarom zal het raadzaam zijn, de vegers om de stad te be
zoldigen want dan vervalt een groote last voor het publiek
en ontvangen de vegers eene voldoende belooning. Spreker
wenscht burgemeester en wethouders in overweging te geven
de baanvegers op de grachten om de stad te bezoldigen.
De Voorzitter vindt den post onder volgno. 109 ook wel
laagmaar deze is altijd voor dit doel gebruikt en kan wor
den aangevuld.
Spr. zal verder gaarne het denkbeeld van den heer Buma
om de baanvegers te bezoldigen bij burgemeester en wethou
ders ter sprake brengen, Intusschen vertrouwt hij dan, dat te
zijner tijd door de vergadering de daarvoor aan te brengen
post var. uitgaaf of de overschrijding van den genoemden be-
grootingspost zal moeten worden goedgekeurd. Als niemand
der leden zich tegen de uitvoering van het aangegeven denk
beeld verklaarthebben burgemeester en wethouders de ver-
eischte magtiging.
De heer VEIL Slotördijck had aanvankelijk het voorne
men aan den Raad voor te stellen in den vorm van een cre
diet den wensch te kennen te geven, dat burgemeester en wet
houders de belangen van het ijsverkeer zullen behartigen, doch
na het door den heer van Harinxma en den Voorzitter ge
sprokene erkent hij de moeijelijkheidom een cijfer vast te
stellen voor het crediet. Spr. zal zich dus bepalen tot de door
hem gedane opmerking en nogmaals doen uitkomendat naar
zijne opvatting van den zin der discussie de raad er op gesteld
is dat door burgemeester en wethouders de meeste zorg worde
gewijd aan de belangenzoowel van bezoekers van buiten als
van de ingezetenen zeiven.
De heer MenaldE acht in de gegeven omstandigheden ook
het nemen van maatregelen in die rigting moeijelijk te vermijden.
De heer Buma wees op het vervelende voor de schaatsenrijders,
om de baanvegers gedurig om „een kleinigheidje" te hooren roe
pen. Spr. gelooft echter, dat vele rijders het zoover gebragt
hebben in eene kunstmatige doofheiddat zij het niet meer
hooren. Althans er wordt weinig gegeven, hetgeen almede
zijn oorzaak hierin vindt, dat het publiek veelal in de meening
verkeert, dat de baanvegers door de gemeente bezoldigd wor
den. Die meening kan na de wijze waarop de zaak in deze
vergadering is besproken, nog uitgebreid worden en het is dus
noodig dat de maatregelen tot verbetering spoedig worden ge
nomen.
De Voorzitter geeft de verzekering, dat de verlangde
maatregelen binnen den kortst mogelijken) tijd zullen worden
uitgevoerd.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
De vergadering wordt nu tijdelijk met gesloten deuren voort
gezet.
Na heropening van de openbare vergadering wordt vastge
steld navolgend besluit
De raad der gemeente Leeuwarden
Gezien het door burgemeester en wethouders opgemaakte 2e
suppletoir kohier van de directe belasting op het inkomen, ten
behoeve dezer gemeente, dienst 1890.
Gelet op art. 264 der gemeentewetzooals dat is gewijzigd
bij de wet van 28 Junij 1881 (Stbl. no. 102),
Gelet op de bepalingen van het heffmgsbesluitgewijzigd
goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 30 November 1885
no. 18,
Gelet op het besluit dezer vergadering van den 16 Novem
ber 1889, waarbij is bepaald, dat over het dienstjaar 1890 4.30
ten honderd van het belastbaar inkomen zal worden geheven.
Besluit
a. het 2e suppletoir kohier van de directe belasting op het
inkomen, ten behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1890
vast te stellen op een belastbaar inkomen van 42202.30 en
het totaal der aanslagen op 1814.73.
b. de aanslagen invorderbaar te stellen in drie termijnen,
vervallende op den 30 Januarij, 16 Februarij en 30 Maart 1891.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden