I
va
18
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 Februari 1891.
Mocht later werkelijk misbruik voorkomen, dan zou spr. kun
nen meegaan met een voorschriftdat het toezicht op het ver
richten van huiswerk door niet inwonende leerlingen den lee
raren alleen werd toegelaten met vergunning van curatoren
den rector gehoord en dat deze vergunning niet kon worden
geweigerd dan bij gemotiveerd besluitdat aan den leeraar
die de vergunning vroegzal worden medegedeeld.
De heer Buma verklaart dat hij zich nfet vereenigt met
het voorstel van burgemeester en wethouders maar zich ge
heel kan aansluiten aan de hee en van Sloterdijck en Duparc,
die omstandig hun stelselhetwelk ook dat van spr. is heb
ben ontwikkeld. Spr. kan hieraan weinig toevoegen. Alleen
komt hij nog terug op de vraag van den heer Duparc of de
raad bij het vaststellen in 1878 van het bestaande artikel 11
repressief dan wel preventief is te werk gegaan. Spr. was toen
zelf reeds langen tijd curator cn als zoodanig weet hijdat er-
toen reeds nu en dan zaken waren voorgevallen, die een repres-
sicven maatregel noodzakelijk maakten, en dit niet alleen wegens
redenen van meer algemeen paedagogischen aard, maar ook
als in verband staande met de zwakheid van de menschelijke
natuur.
Om terug te komen op het artikel in de „Vacature", moet
spr. er op wijzendat dit blad meer het belang van leeraren
op het oog heeft. Nu moge dat artikel niet uit Leeuwarden
zijn geïnspireerdhet bevat in ieder geval het gevoelen van
minder onzijdige personendie krachtens hunne betrekking
kunnen worden gerekend zich geheel te kunnen aansluiten aan
eene veroordeeling van het stelsel van curatoren. Burgemees
ter en wethouders hadden derhalve misschien voorzichtiger
gedaan zoo zij dat blad niet als een hunner hoofdargumenten
hadden geciteerd.
De heer Monalda heeft bij al den omhaal in deze zaak
gedacht aan een storm in een glas water. Hieraan hebben
misschien de curatoren zeiven wel een weinig schuld. De aan
hef van hun eerste missive toch klinkt bij eerste kennismaking
wel wat bar. Zij schreven daarin „Bij de toepassing van het
voorschrift in art. 11 hebben wij ons den regel gesteld om
geene vergunning te verleenen tot het geven van privaat on
derwijs aan leerlingen van het gymnasium. Meenen de leer
lingen of hunne ouders, dat privaat onderwijs in sommige vak
ken noodig is dan hebben zij dit te zoeken bij docenten die
tot het gymnasium in geene betrekking staan." Wanneer men
echter hunnen verderen gedachtengang volgt, bemerkt men, dat
dit erger klinkt, dan het gemeend is. Die gedachtengang is on
geveer deze: Het geven van privaat onderwijs aan leerlingen
van het gymnasium door leeraren, aan deze inrichting verbon
den mag niet geschieden zonder vergunning van curatoren
dit privaat onderwijs is niet noodzakelijkomdat in alle
klassen het onderwijs niet te veeleischend iszelfs niet voor
leerlingen van middelmatigen aanlegtoch maken vele leer
lingen hun huiswerk onder toezicht van leeraren en de grens
lusschen dit en privaat onderwijs is moeilijk te trekken
daarom wordt voorgesteld, dat toezicht gelijk te stellen met
privaat onderwijs. Ten slotte merken curatoren op dat zij
zonder te willen tegenspreken dat zich gevallen en omstan
digheden kunnen voordoen die het toezicht in den aangegeven
zin vorderen het niettemin uit meer dan één oogpunt in het
welbegrepen belang van ouders en leerlingen beiden achten
dat daartoe niet worde overgegaanzonder vergunning van cu
ratoren en na overleg met den rector.
Dit komt spr. het juiste standpunt voor. Op deze wijze komt
de zaak in handen van wie zij behoortzonder dat er sprake
kan zijn van curateele over de leeraren en de ouderszooals
door burgemeester en wethouders meer kras dan juist is be
weerd. Juist het overleg tusschen curatoren en rector waar
borgt een geregelden gang van het onderwijs aan het gymna
sium ook in verband met het huiswerk. Dit overleg zou blij
kens het aangehaalde schrijven van curatoren bij aanneming
van hun voorstel wel plaats hebben maar wordt daarin niet
voorgeschreven. Met eene kleine aanvulling hieraan tegemoet
komende zou spr. gaarne aan dat voorstel zijne stem geven
maar aan het voorstel van burgemeester en wethouders kan
j hij die niet verleenen.
De heer van Slotordijck wenscht nog een enkel woord
te zeggen naar aanleiding van het door den heer van Harinxma
besprokene. Diens opvattingals zou spr. met een conflict
hebben gedreigd is onjuist. Integendeel heeft spr. gezegd
dat hij èn als lid van den raad èn als curator geen conflict
wenscht en dat zeker zijne medecuratoren dit ook niet wen-
schen. Een conflict heeft hij niet in uitzicht gesteldmaar al
ware dit anders, hij zou zich nog wel tienmaal bedenken,
vóór dat hij dit als argument zou bijbrengenal zou het al
leen wezenomdat zoodanig dreigement armoede zou verraden
aan deugdelijke argumenten waaraan zeker geen gebrek is.
De heer van Harinxma onlkendedat burgemeester en wet
houders aan curatoren de bevoegdheid lot oordeelen op dit ge-
bied ontzeiden en hun toezicht buitensloten. Spr. geeft toe,
dat het niet met zoo veel woorden is gezegd maar het is toch
j uit het verband op te maken. Immers waar de curatoren het
verleenen van vergunningdus de controle over het toezicht
houden op het huiswerk aan zich willen brengen willen bur-
i gemeester en wethouders hen hiervan eenvoudig uitsluiten.
Diezelfde spreker wil voor de ouders het recht tot oordeelen
vindiceeren maar waar vraagt spr.staat geschreven dat
de curatoren de ouders niet zouden raadplegen? Hij gelooft
dat het gerust aan hen kan worden overgelaten om zich alle
mogelijke inlichtingen te verschaffen. De heer van Harinxma
wil wel aan de ouders de voorlichting van de curatoren geven,
maar het voorstel van burgemeester en wethouders geeft hier
voor geene gelegenheiddoor curatoren eenvoudig er buiten te
houden.
Nog een enkel woord naar aanleiding van de aanhaling van
hetgeen door spr. is gesproken in 1889. Hij weert elke con
sequentie van zich afdie uit die woorden zou kunnen wor
den getrokken, omdat het zaken betreft, die op dit punt totaal
niet met elkaar te vergelijken zijn. Bij het lager onderwijs
heeft men kinderen van 6 tot 12 jaar oud en talrijke klassen;
nu gaat het niet op, om de behoefte aan privaat onderwijs bij
het hooger onderwijs te vergelijken met dat bij het lager on
derwijs. Bij het laatste is voor vele leerlingen wegens de tal
rijkheid der klassen het volgen van het onderwijs moeielijk
hetgeen niet het geval kan zijn bij leerlingen op het gymna
sium waar klassen van ten hoogste 24 leerlingen zijn.
De heer dö la Faille zal zijne stem legen het voorstel
van burgemeester en wethouders uit te brengen gronden op
dezelfde argumenten als door den heer van Sloterdijck zijn
aangevoerd. Hij kan zich hier geheel bij aansluiten.
Alleen wil hij dit nog in het licht stellendat het belang
van het toezicht van curatoren hierin gezocht en gevonden
moet wordendat het een wenschelijk tegenwicht zal zijn
tegen een mogelijk overdreven ijver der leeraren zeiven. Er
wordt soms geklaagd over overlading van werk en die klach
ten zijn bij eene inrichting als het gymnasium niet altijd denk
beeldig maar nu is juist het college van curatoren samen
gesteld uit personen die zeiven ouders zijn daarom binnen
de bij de wet gestelde grenzen toezicht te houden en te wa
ken voor overdrijving. Dit is geen curateele, maar een ge-
wenschte maatregelwaarbij de curatoren in voeling blijven
met rector en leeraren en rekening kunnen houden met de
belangen van ouders en leerlingen.
De heer V8.ll S8riDXlH8 ttlO0 SlootöH wenscht nog
een enkel woord te zeggen. Uit de woorden van den heer
Meijer heeft spr. opgemaaktdat deze tot een eenigszins andere
slotsom komt als burgemeester en wethouders hij acht eene
regeling onnoodig en prematuur, en burgemeester en wethou
ders hebben uit de gevoerde correspondentie meenen te moe
ten afleidendat eene regeling wel noodig is. Op zich zelf
zou spr. ook wel het standpunt van den heer Meijer kunnen
innemen dat in den regel toezicht op huiswerk niet noodig is
en hij zou er dan ook niet tegen zijn geweestindien geen
voorstel tot aanvulling der verordening was gedaanburge
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 Februari 1891.
meester en wethouders zijn ook niet uit eigen bewegingdoch
naar aanleiding van het schrijven van curatoren tot dit voor
stel gekomen.
De heer Buma gaat in zijne appreciatie van het artikel in
de .Vacature" naar spr's meening de grenzen der billijkheid
te buiten waar hij dat stuk, waarin de aangelegenheid objec
tief wordt besproken niet onpartijdig noemt. Spr. heeft geen
schijn van partijdigheid daarin gevonden. Ook burgemeester
en wethouders niet, en daarom hebben zij gemeend, dat arti
kel te mogen aanhalen, omdat men zich op dit gebied door
paedagogen wel mag doen voorlichten.
Spr. blijkt den heer van Sloterdijckwaar deze over een
conflict sprak volgens diens zeggen verkeerd te hebben ver
staan het schijnt dat zijne opvatting van diens woorden on
juist is en hij zal dit punt dan ook niet verder aanroeren.
Maar waar die geachte spreker vroeg, waar het geschreven
staat', dat de ouders door curatoren niet zullen worden ge
hoord verwijst spr. hem naar den eersten brief van curato
ren, waarin zij perlinent verklaren, dat zij zich als regel heb
ben gesteld om geene vergunning tot het geven van privaat
onderwijs te verleenen en dat de oudersdie iets dergelijks
verlangen, dien steun hebben te zoeken bij lieden, die tot het
gymnasium in geen betrekking staan. Het vermoeden is der
halve gewettigd dat als het verleenen van vergunning tot het
toezicht houden op huiswerk aan curatoren wordt overgelaten,
in denzelfden zin door hen zal worden beslist.
Ten slotte meent de heer van Sloterdijck dat de curatoren
zullen worden voorbijgegaan indien het toezicht alleen aan
den rector wordt opgedragen. Spr. gelooftdat dit geachte
lid en hij niet ver van elkaar staan. Spr. vindiceert het recht
voor de ouders, om te oordeelen, wat goed is voor hunne kin
deren en voor de leeraren om hun vrijen tijd te gebruiken
zooals zij willenmaar spr. zou er geen bezwaar tegen heb
ben als eventueel in het voorstel van burgemeester en wet
houders zoodanige wijziging werd gebracht, dat de ouders zul
len worden voorgelicht door de curatoren, den rector gehoord,
maar hij gelooft niet dat de invloed van curatoren hierdoor
zou winnen. Het is spr. echter te doen om het recht der
ouders en dat deze van bevoegde zijde zullen worden voorge
licht en daartoe acht hij den rector voldoende.
De heer Dijkstra wenscht, ir. verband met de heden ge
houden discussiën en met de stemmen buiten den raad ge
hoord, zijne stem in dezen te motiveeren. Spr. acht het moei
lijk een grens te trekken tusschen privaat onderwijs en toe
zicht op het verrichten van huiswerk. Bestaat er onderscheid
hiertusschen, dan is het in ieder geval wenschelijk, dat beide
een groote uitzondering blijven, volgens het denkbeeld van cu
ratoren. Spr. kan zich dan ook geheel aansluiten aan het door
den heer Meijer gesprokenedie het in het belang van de
paedagogie achtdat liet huiswerk door de leerlingen geheel
zelfstandig worde gemaakt. Spr. acht liet toezicht van docen
ten op het huiswerk van enkele leerlingen nadeelig ook voor
andere leerlingen, omdat het invloed kan hebben op den gang
van het onderwijs op school.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt in stem
ming gebracht en verworpen met 16 tegen 4 stemmen. Vóór
stemden de heeren Bekhuis van Harinxma thoe Slooten, den
Voorzitter en Keeling Brouwer.
De heer Plantenga vraagt of de zaak hiermede uit is, en
zoo jadan zou hij als lid van den raad wel willen voorstel
len het voorstel van curatoren aan de orde te stellen.
De voorzitter zegtdat de heer Plantenga hiertoe het
recht heeftmaar volgens het reglement van orde zijn voor
stel schriftelijk moet indienen waarmede dan gehandeld zal
worden zooals omtrent het onderzoek van alle andere inge
komen stukken is bepaald.
5. Benoeming van eene commissie van onderzoek van be-
zwaarschriften tegen aanslagen in de directe belasting op het
inkomen voor het dienstjaar 1891
Tot leden der commissie worden benoemd uit de le sectie
de heer R. H. Dijkstra met 13 stemmen, uit de 2e sectie de
heer G. Menalda met 14 stemmen en uit de 3e sectie de lieer
F. Plantenga met 13 stemmen.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand-
sche verhuring van een gedeelte van het terrein bij de Snee-
kerkade.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
voorbehoudens goedkeuring van de Ged. Staten aan den lieer
Aug. Bovijn te Gent een gedeelte van het terrein gelegen
tusschen de Sneekerkade en de Kortemarktstraatter opper
vlakte van ongeveer 200 centiare in huur af te staanom
daarop een loods te plaatsen tot berging van afbraakmateria
len van de tentthans staande op het plein vóór het Paleis
van Justitie en zulks tegen eene huursom van dertig gulden
per maand en voorts onder voorwaarden en bepalingen door
burgemeester en wethouders nader vast te stellen.
De vergadering wordt hierop gesloten
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.