«■tit
30
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 Maart 1891.
den de heeren MeijerBuma DirksBeucker Andrcae Bek
huis Menalda en Dijkstra.
Het artikel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De overige artikelen van het heffingsbesluitart. 7 zooals
dat nader door burgemeester en wethouders is gewijzigd wor
den zonder discussie aangenomenen daarna het besluit in
zijn geheel.
De verordening op de invordering leidt tot geene bespreking
en wordt onveranderd vastgesteld.
Alzoo zijn vastgesteld de volgende verordeningen
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat het wenschelijk is het besluitregelende
de heffing van schoolgeld voor onderwijs aan het gymnasium
vastgesteld den 30 December 1878 en gewijzigd bij besluit van
den 12 October 1882, door andere bepalingen te vervangen
Gelet op art. 24 der wet op het hooger onderwijs van 28
April 1876 (Staatsblad no. 102), gewijzigd bij de wetten van 7
Mei 1878 (Staatsblad no. 33)28 Juni 1881 (Staatsblad no.
107) en 15 Juni 1883 (Staatsblad no. 75),
Besluit vast te stellen de volgende
VERORDENING tot regeling van
het schoolgeld voor onderwijs
aan het gymnasium.
Art. 1.
Met ingang van 1 September 1891 bedraagt het schoolgeld
voor onderwijs aan het gymnasium ƒ84 per schooljaar en per
leerling.
Wanneer twee of meer kinderen uit hetzelfde gezin tegelijk
het gymnasium bezoeken bedraagt het schoolgeld voor den
tweeden en iederen verderen leerling ƒ50.
Het schooljaar begint telken jare met 1 September.
Het volle schoolgeld is verschuldigd voor alle leerlingen die
in of gedurende de maand September het gymnasium bezoeken.
Art. 2.
Voor leerlingen die met den lsten October of later tot het
gymnasium worden toegelaten, bedraagt het schoolgeld indien
de toelating plaats heeft
in de maand October, 9/10
November, 8/10
December, 7/10
Januari, 6/10
Februari, 5/10
Maart, 4/10
April, 3/10
a a a Mei, 2/10
a a maanden Juni-Aug.1/10
van het voor het geheele schooljaar verschuldigd bedrag.
Art. 3.
Het in de beide vorige artikelen bepaalde schoolgeld is ver
schuldigd door de ouders voogden of anderen die de leerlin
gen naar de inrichting zenden en wel bij den aanvang van het
schooljaar of, in het geval van tusschentijdsche toelating, met
het tijdstip waarop die toelating plaats heeft.
b. wanneer door vertrek van de ouders of voogd van den
leerling, deze het gymnasium verlaat
c. wanneer door langdurige ziekte van den leerling deze ge
durende het loopende schooljaar het gymnasium niet meer be
zoekt.
Art. 5.
De ontheffing of teruggave bedraagt
wanneer een der gevallen in het vorig artikel bedoeld ont
staat
in de maand September, 9/10
October, 8/10
November7/10
n December6/10
B Januari, 5/10
a it Februari, 4/10
a i9 Maart, 3/10
a a April, 2/10
Mei, 1/10
van het voor het geheele schooljaar verschuldigd bedrag.
Indien in de maand Juni of later een der gevallen als in art.
4 vermeld ontstaatwordt geene ontheffing of teruggave ver
leend.
Art. 6.
De aanvragen om ontheffing of teruggave van schoolgeld
moeten worden ingediend aan burgemeester en wethouders in
de gevallen bedoeld bij art. 4 litt. a en b binnen eene maand
na het ovelijden of het verlaten van het gymnasiumen in
het geval bedoeld bij litt. cvóór ultimo Augustus.
Art. 4.
Ontheffing of teruggave van schoolgeld wordt door burge
meester en wethouders op aanvraag van den belanghebbende
verleend
a. bij overlijden van den leerling
Art. 7.
Voor eiken toehoorder, die afzonderlijke lessen volgtis per
schooljaar verschuldigd ƒ20 voor elk vak, waarin hij onderwijs
geniet.
De arlt. 2—6 zijn mede van toepassing op de toehoorders
en het voor dezen verschuldigde.
Art. 8.
Met den lsten September 1891 vervalt het besluitregelende
de heffing van schoolgeld voor onderwijs aan het gymnasium
vastgesteld den 30 December 1878 en gewijzigd bij besluit van
den 12 October 1882.
VERORDENING op de
invordering van het school
geld geheven voor onderwijs
aan het gymnasium.
Art. 1.
Op den eersten werkdag van October van elk jaar zendt de
rector van het gymnasium eene door hem deugdelijk verklaarde
lijst van de over het loopende schooljaar verschuldigde school
gelden aan burgemeester en wethoudersingericht overeen
komstig het door hen vast te stellen model.
Art. 2.
De in art. 1 bedoelde lijst wordt door burgemeester en wet
houders vastgesteld en ter invordering van de daarop uitge
trokken schoolgelden aan den gemeente-ontvanger gezonden.
Van het ter hand stellen der lijst aan den gemeente-ontvan
ger geschiedt openbare kennisgeving.
Art. 3.
Op den eersten werkdag van iedere volgende maand zendt de
rector eene gelijke lijst als in art. 1 bedoeld aan burgemees
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 Maart 1891. 31
ter en wethouders in wegens de in den loop der vorige maand
nader verschuldigd geworden schoolgelden.
Op deze lijsten is art. 2 mede van toepassing.
Indien in eenige maand geene schoolgelden verschuldigd zijn
gewordendoet de rector daarvan op den eersten werkdag der
volgende maand mededeeling aan burgemeester en wethouders.
Art. 4.
Na ontvangst van een lijst van verschuldigde schoolgelden
zendt de gemeente-ontvanger onverwijld een aanslagbiljet aan
de schoolgeldplichtigennaar het daarvoor door burgemeester
en wethouders vast te stellen model.
Art. 5.
Het schoolgeld, op de in art. 1 bedoelde lijst uitgetrokken, is
vorderbaar in vier gelijke termijnen. De eerste termijn ver
valt den 15 November; de tweede den 15 December de derde
den 1 Februarien de laatste termijn den 1 April.
Art. 6.
Het schoolgeld op de lijsten bedoeld bij art. 3 uitgetrokken,
is vorderbaar in twee gelijke termijnenwaarvan de eerste
vervalt den 30sten dag nadat de betrekkelijke lijst aan den
gemeente-ontvanger is ter hand gesteld en de tweede termijn
30 dagen later.
Art. 7.
Wanneer het schoolgeld niet op de vastgestelde tijdstippen
is voldaan, geschiedt de invordering overeenkomstig de voor
schriften van de artt. 258 tot en met 262 der gemeentewet.
Tevens wordt hiervan door den gemeente-ontvanger aan bur
gemeester en wethouders mededeeling gedaan.
Art. 8.
Leerlingen of toehoorders, voor wie het verschuldigde school
geld niet binnen de daarvoor vastgestelde termijnen is betaald
geworden worden van het gymnasium verwijderd en niet eer
der weder tot de lessen toegelaten dan nadat het verschuldigde
is voldaan.
Art. 9.
In de gemeente-rekening wordt I van het totaal bedrag
van de lijst in art. 1 bedoeld verantwoord over het jaarwaarin
die lijst is vastgesteld en f over het volgende dienstjaar.
Art. 10.
(OVERGANGSBEPALING.)
Van het schoolgelduitgetrokken op de lijst welke op den
eersten werkdag van de maand October 1891 moet worden in
gezonden wordt voor die leerlingen en toehoorders welke
mede voorkomen op de lijst, opgemaakt over het 3e kwartaal
van 1891, een derde van het bedrag, op laatstbedoelde lijst
voorkomendeafgetrokken.
Art. 11.
Deze verordening treedt in werking tegelijk met het op he
den vastgestelde heffingsbesluit en vervangt alsdan die van 30
December 1878.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het toeken
nen van eene personeele toelage aan den heer J. H. Menkema
commies ter secretarie.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voorte besluiten
aan den heer Jan Hermanus Menkemacommies ter secre
tarie dezer gemeente bij gelegenheid van zijn dertig-jarigen
dienst als ambtenaar ter secretarie als blijk van waardeering
voor zijne buitengewone verdiensten met ingang van 1 Maart
1891 eene jaarlijksche persoonlijke toelage van 200 boven zijn
tractement toe te kennen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienovereen
komstig besloten.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.