Vergadering van Dinsdag 7 April 1891.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 7 April 1891.
45
Tegenwoordig 17 leden.
Afwezig de heeren Mr. J. G. MeijerDr. J. Baart de la Faille,
Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Slooten en Mr. J. Minnema
Buma.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholtburgemeester.
I. De notulen van de vorige op 24 Maart j.l. gehouden ver
gadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen:
1. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd de raads
besluiten
tot wijziging der gemeentebegrootingdienst 1890;
tot wijziging der gemeentebegrootingdienst 1891
tot vaststelling van een plan van geldleening
tot het doen van af- en overschrijvingen op de gemeentebe
grooting dienst 1890
tot het ingebruikgeven van gemeentegrond aan den Stienser-
weg
2. eene dankbetuiging van Mej. A. Brons voor hare benoe
ming tot onderwijzeres in de handwerken
3. het verslag van het eind-examen aan de Burgeravond
school
4. dat door burgemeester en wethouders het terrein bij den
ouden verschwatervijver voor de maanden Mei en Juni a.s.
onder zekere voorwaarden in gebruik is afgestaan voor het
houden van pontonniers- en pioniers oefeningen door het garnizoen
alhier.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. eene voordracht voor de benoeming van een onderwijzer
aan de gemeenteschool no. 8.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot benoe
ming van stadsvroedvrouwen.
3. Alsboven tot het verleenen van eervol ontslag van den
heer N. Schuitemaker als hoofd der gemeenteschool no. 7.
4. Alsboven tot het verleenen van eervol ontslag aan den
onderwijzer J. Stoker.
De stukken sub 1 tot en met 4 hebben voor de leden ter
visie gelegen om heden te worden behandeld.
5. Een rapport der raadscommissie omtrent de rekening van
ontvangsten en uitgaven der stadsbank van leening over 1890.
6. Alsboven omtrent de rekening en verantwoording van de
dienstdoende schutterij over 1890.
7. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot verlen
ging van het rechtverleend aan E. J. de Vries tot het heb
ben van eene kiosk aan den Stationsweg.
8. Alsboven tot reorganisatie van de gemeenteschool no. 4.
De stukken sub 5 tot en met 8 worden ter visie gelegdom
in eene volgende vergadering te worden behandeld terwijl dat
sub 8 tevens zal worden gedrukt in de bijlagen tot 's raads
verslag.
9. Een voorstel van burgemeester en wethouders om over te
gaan tot den aanleg voor rekening der gemeente van een ver
bindingskanaal Leeuwarden—Tijnje.
De Voorzitter stelt voor dit voorstel in de sectiën te be
handelen en te bepalen, dat het onderzoek moet zijn afgeloo-
pen binnen tien dagen.
De heer Duparc vraagtof het voornemen bestaatom de
stukken te doen drukken.
De Voorzitter zegt, dat dit voornemen niet bestaat.
De heer Plantenga had dezelfde vraag willen doen als de
heer Duparc. Het antwoord van den voorzitter op die vraag
heeft hem teleurgesteld. Zooeven is besloten, het voorstel om
trent de reorganisatie van de gemeenteschool no. 4 met de be
trekkelijke adviezen te doen drukkendat is een belangrijk on
derwerp maar even belangrijk zoo niet van nog grooter be-
teekenis is het voorstel in zake het graven van het kanaal.
Na voorlezing van dit voorsteldat hem vrij gecompliceerd
voorkomtacht hij nog te meer het doen drukken er van wen-
schelijkten einde het k tête reposée te kunnen lezen en be-
oordeelen. Spr. stelt dus voor het voorstel te doen drukken.
De Voorzitter stelt na de ondersteuning, die het denkbeeld
van den heer Plantenga ondervindt voor het voorstel te doen
drukken waartoe wordt besloten.
De heer Bekhuis heeft met genoegen het voorstel van den
voorzitter vernomen om deze zaak in de afdeelingen te behan
delen maar hij kan zich niet vereenigen met den termijn van
tien dagen binnen welken het onderzoek zou moeten zijn af-
geloopen. Onmogelijk is 't toch om binnen dien korten tijd
deze zoo belangrijke en omvangrijke zaak van alle kanten te
bezien. Spr. wenscht op den voorgrond te stellendat het
onderzoek ernstig en grondig moet geschieden en daarom zou
hij de sectiën niet aan een bepaalden tijd willen binden. Hij
zou dus gaarne zien dat de voorzitter het tweede punt van
zijn voorstel introk.
De heer Duparc zou eigenlijk van het woord kunnen af
ziennu toch tot het doen drukken van het voorstel is besloten.
Hij wenscht echter op te komen tegen het denkbeeld van den
heer Bekhuis om de sectiën aan geen termijn voor het onder
zoek te binden. Dit is bepaald noodig wantis de raad hierin
geheel vrij dan zou het kunnen gebeuren dat de zaak niet
met den gewenschten spoed werd afgedaan en dat niet zou
kunnen worden voldaan aan den door Gedeputeerde Staten uit
gesproken wenschom in de aanstaande zomervergadering der
Staten de noodige voorstellen te doen. Indien men nu na het
in druk verschijnen van dit voorstel nog 14 dagen vaststelt
voor het sectie-onderzoek dan zal zich ieder lid wel op de
hoogte der zaak stellen en zich een oordeel vormen kunnen.
De Voorzitter stelt voor het sectie-onderzoek te doen
afloopen binnen 14 dagen nadat het voorstel in druk is ver
schenen.
De heer Reeling Brouwer doet opmerken dat het thans
nog niet geldt de uitvoering van het werk, de bepaling van de
richting enz. van het te graven kanaaldoch alleen de beoor
deeling of men overeenkomstig het laatste denkbeeld van Ge
deputeerde Staten in beginsel zal besluiten, om het kanaal te
doen graven door en voor rekening van de gemeente met eene
subsidie van de provincie. De raad behoudt zich hierbij voor
de nadere beslissing over de wijze van uitvoeringde rich
ting enz.
De heer van Sloterdijck acht wel is waar een termijn
van tien dagen ook te kortmaar hij vermeentdat in ieder
geval de termijn binnen welken het onderzoek moet zijn afge-
loopendient te worden vastgesteld. Een korte termijn komt
hem niet gewenscht voor, minder om den omvang van dit
voorstel, als wel om de uitgebreidheid van de bijbehoorende
stukken voornamelijk de gevoerde correspondentie. Hoewel
ieder lid met spr. er van overtuigd zal zijn dat het resumé in
het voorstel een juist overzicht geeft van de gewisselde stukken,
zal men toch gaarne zelf van die stukken inzage willen nemen,
waar het gewenscht voorkomt. De tijd van tien dagen zal dus
te kort zijn.
De heer Duparc denkt, dat de heer van Sloterdijck wel
op het oog zal hebben gehad het reglement van orde voor den
raad dat in art. G4 bepaalt dat telkens wanneer een on
derwerp naar de sectiën wordt gezonden, vooraf de dag wordt
bepaald, waarop het onderzoek moet zijn afgeloopen. Bij aan
neming van het voorstel van den voorzitter kan de beslissing
van den raad vóór Juni bij Gedeputeerde Staten komen en zal
dit tot het doen van voorstellen in de zomervergadering der