94 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 13 October 1891. burgemeester en wethouders gesteld ten tine van afdoening. Burgemeester en wethouders hebben toen den kommandant der schutterij over die kwestie geraadpleegd en van hem bij een schrijven waarvan spr. lecture geefthet bericht ontvan gen dat hij eene openbare aanbesteding niet wenschelijk acht, omdat men dan geene voldoende waarborg van deugdelijk laken en goede snit zou hebben. Burgemeester en wethouders hebben hierin aanleiding gevonden de zaak te laten rusten. De heer Duparc meent te mogen veronderstellendat het voorlezen door den voorzitter van den brief van den komman dant der schutterij is geschied met een zekere bedoeling n.l. om er op te wijzendat er althans volgens den kommandant, redenen bestaanom niet over te gaan tot de publieke aanbe steding van de schutterkleeding. Toen spr. in 1890 dit zelfde onderwerp besprak was hij er niet op voorbereidthans heeft hij als lid der commissie voor het onderzoek der begrooting voor de schutterij medegewerkt tot het doen van dit voorstel en ver oorlooft hij zich terstond tegen de zienswijze van den komman dant op te komen. Waar van wege het rijk de provincie de militaire autoriteit en verder alle mogelijke administratiën ook voor de schutterij in andere plaatsen alles in het openbaar wordt aanbesteed wat daarvoor slechts vatbaar iskan hij zich niet begrijpen wat hier daartegen kan zijn. Met al den eer bied, waarop ook de Leeuwarder schutterij* aanspraak mag ma ken zou hij willen vragen welk bezwaar er is om dien maat regel ook bij de levering van schutterkleeding toe te passen Er wordt eenvoudig een monster voor het te leveren laken ge deponeerd. Wordt niet binnen den gestelden tijd of niet vol gens dit monster geleverd dan heeft de aanbesteder hel rechtin de verdere levering ten koste van den aannemer te voorzien. Het hoofdbezwaar tegen openbare aanbesteding zou hier zijn, dat men dan geen waarborg heeft van een goede snit en vorm der uniformen. Indien er echter ook bij de Leeuwarder schut terij nooit iets anders dan dit zou haperen dan zou spr. onze stad in het bijzonder en het vaderland in het algemeen mogen geluk wenschen. In ieder geval acht de commissie dit argu ment niet overwegend genoeg om het tweede onderdeel der conclusie terug te nemen. De heer Troelstra zegtdat bij hem de vraag is gerezen, of de raad bevoegd is een besluit te nemen als sub 2 wordt voorgesteld. Hij gelooft nietdat de raad verder mag gaan dan de begrooting voorloopig vast te stellen en zich mag men gen in hetgeen eenvoudig een kwestie van uitvoering is die bij den schuttersraad berust. Meent de raad om de eene of andere reden dat deze posten te hoog zijn hij kan zijne goed keuring er aan onthouden en op verlaging er van bij den schut tersraad aandringen. Spr. zou er misschien vrede mede kunnen hebben, als dit punt in den vorm van een wensch ter kennis van den schut tersraad werd gebracht of aan dezen in overweging werd ge geven bedoelde goederen in het openbaar te doen aanbesteden, maar zooals het voorstel nu luidtvindt 't bij spr. bezwaar. De heer van Eijsinga moet naar aanleiding van de laatste woorden van den heer Troelstra doen opmerkendat het tweede onderdeel der conclusie geheel in diens geest is geredigeerd. Er staat „den schuttersraad uit te noodigenen hierin is geen opdracht te lezen. Mocht de schuttersraad aan die uitnoodi- ging op goede gronden niet kunnen voldoen dan zal de raad nog altijd kunnen overwegen of hij zich met die argumenten kan vereenigen. De heer van Sloterdijck is het met den heer Troelstra geheel eens, dat de raad de begrooting kan goedkeuren of wij zigen maar zich niet in de uitvoering mag mengen. De heer van Eijsinga schijnt geene inmenging er in te zien omdat het woord „uitnoodigen" gelijk zou staan met het uitspreken van een wensch. Dit is niet juist. Wanneer de raad zich in eene zaak als deze tot den schuttersraad wendt met eene uitnoodi- gingdan staat deze gelijk met een hevel want tusschen twee burgerlijke colleges spreekt men niet van hevelen maar van uitnoodigen waarmede toch hetzelfde wordt bedoeld. Is dit echter niet de bedoeling van de commissiedan zou 't beter zijn de wenschelijkheid van den maatregel uit te spreken of hem den schuttersraad in overweging te geven. De Voorzitter gelooftdat er werkelijk bezwaar tegen bestaatom de levering van het laken aan te besteden. Het laken, dat oogenschijnlijk aan het monster voldoet, kan zich eenigen tijd goed houden doch dan langzamerhand verschieten zoodat men dan allerlei tinten verkrijgt. Dit zou in de hand worden gewerktwanneer de levering werd aanbesteedhet eene jaar zou men laken verkrijgen uit deze fabriek een vol gend jaar uit eene andere. Hat is daarom te verkiezen het laken uit ééne fabriek te nemen. Spr. blijft er bijdat voor het verkrijgen van een nette ge lijke uniform het beter is de levering niet te doen aanbesteden, al moge 't waar zijn, dat door het rijk, de provincie en aller lei administratiën alles wat daarvoor vatbaar is wordt aan besteed. Dit zal echter wel niet van toepassing zijn op parti culieren zooals de heer Duparc zeide. De heer Duparc zou op het voorbeeld van burgemeester en wethouders dieblijkens een der heden behandelde stuk ken, aan een ambtenaar hadden gevraagd, of zij naar aanleiding van zijn schrijven aan ernst dan wel aan kortswijl hadden te denken geneigd zijn dezelfde vraag aan den voorzitter te doen met het oog op zijne vraag, of particulieren ook hunne kleedingstukken publiek aanbesteden. Bij eenig nadenken zal echter de voorzitter zelf moeten erkennen dat het beter ware geweestindien hij zijne vraag had teruggehouden. Spr. acht het in elk geval ten eenen- male overbodigop zoodanige vraag een antwoord te geven. De heer Bekhuis deelt volkomen de zienswijze der com missie. Zijne veeljarige ondervinding heeft hem geleerd dat alles vatbaar is voor publieke aanbesteding dan heeft men den meesten waarborg dat men den minsten prijs en de beste voorwaarden zal bedingen. Hiertegen is als bezwaar ingebrachtdat niet ieder unifor men met goede snit kan leveren. Dit moge het eerste jaar het geval zijnmaar in het vervolg kan men 't gerust aan de con currentie overlaten dat men zich op de hoogte zal stellen en dat bezwaar oplossen. In ieder geval acht spr. den raad be voegd om het stelsel van aanbesteding toe te passen op eene leveringdie uit de gemeentekas wordt betaald. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het onderdeel sub 1° wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Het tweede onderdeel wordt in stemming gebracht en aan genomen met 10 tegen 8 stemmen die van de heeren Troel stra .DijkstraDirksvan Harinxma thoe SlootenReeling Brouwer BumaMeijer en van Sloterdijck. 5. Voorstel van burgemeester en ivethouders tot het verlee- nen van eervol ontslag aan den onderivijzer T. Fierstra. Wordt overeenkomstig de conclusie besloten met ingang van 1 November 1891 aan T. Fierstra overeen komstig zijn verzoek een eervol ontslag te verleenen als onder wijzer aan de gemeenteschool no. 10. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand- sclie verhuring van strooken grond ten zuiden van den versch- watervijver aan den Oostersingel. Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te besluiten behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten voor den tijd van vijf jaren in huur af te slaan een door demping van eene sloot verkregen strook grond gelegen langs de noord zijde van de perceelen kadastraal bekend in sectie G nos. 2305, Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 13 October 1891. 95 23062307 2308 en 4483 en ten zuiden van het terrein om den verschwatervijver aan den Oostersingel en wel aan 1. Ticheltje A. de Jong vrouw van K. J. Wielinga voor zoover die strook grenst aan hare perceelen sectie G no. 2305 en 2306, ter grootte van 71.75 centiare. 2. de Wed. E. Beerends die, gelegen langs de noordzijde van haar perceel sectie G no. 2307 ter grootte van 30 cen tiare. 3. H. C. Riepma wed. H. Holleman de strook grond ge legen langs de noordzijde van haar pand sectie G no. 2305 ter grootte van 40 centiare. 4. E. Jongstravoor zoover die is gelegen langs de noord zijde van zijn perceel sectie G no. 4483 ter grootte van 135 centiare en zulks onder voorwaarde a. dat jaarlijks vóór den 1 Januarivoor het eerst vóór den 1 Januari 1892 ten kantore van den gemeente-ontvanger als huursom worde betaald, door de persoon sub 1° genoemd f 2. de personen sub 2° en 3° ieder 1 en den persoon sub 4° aan geduid ƒ3.— b. dat het aan ieder afgestane gedeelte grond door middel van een houten hekwerk ter hoogte van 1.50 meter boven den grond behoorlijk worde afgescheiden van het terrein om den vijver c. dat die grond bezood of op eene andere wijze beplant worde en de hekwerkenzoowel als de grond ten genoegen van het gemeentebestuur op behoorlijke wijze worden onder houden d. dat op dien grond behalve de bovengenoemde hekwerken, geene gebouwen of getimmerten mogen worden aangebracht, en e. dat burgemeester en wethouders zich het recht voorbehou den omzulks noodig achtendede huur gedurende den huur- tijd te doen eindigenmits van hun voornemen daartoe kennis gevende aan de huurders door eene eenvoudige minstens zes weken voorafgaande waarschuwing en onder bepalingdat in dit geval de huurders geen aanspraak kunnen doen gelden op schadevergoeding of korting op de huursommen. Den heer van Harinxma thoe Slooten is het eigen lijk ontgaandat de voorwaarden waarop deze grond in huur zal worden afgestaandoor den raad zullen worden vastgesteld, zoodat elke wijziging, daarin aan te brengenook aanfde goed keuring van den raad moet worden onderworpen. Onder meer wordt in de voorwaarde sub b bepaald dat ieder huurder het hem af te stane gedeelte door een hekwerk ter hoogte van 1.50 meter van het terrein om den vijver moet afscheiden. Wanneer nu later mocht blijken dat om de eene of andere omstandig heid b.v. om misstand te voorkomen het wenschelijk isom die hoogte te verminderendan zou men aan deze voorwaarde gebonden zijn of van den raad eene wijziging moeten verzoe ken. Spr. acht het daarom beter om de bepaling der hoogte van de hekwerken over te laten aan burgemeester en wethou ders die dan nog nader kunnen te rade gaan met de belangen der huurders en den welstand. Hij stelt derhalve voor, sub b in de plaats van „ter hoogte van 1.50 meter" te lezen: ter hoogte door burgemeester en wethouders te bepalen. Dit amendement wordt door burgemeester en wethouders over genomen. De heer Dijkstra heeft tegen het aldus gewijzigde voorstel geen bezwaar. Hij vraagt of de gemeente nu niet het eerste gedeelte van de gedempte slootdat niet zal worden verhuurd, van het terrein om den vijver moet afscheiden. De Voorzitter deelt mede, dat dit niet noodig is. Het eerste pand heeft geen uitgang op dien grond en de volgende perceelen zullen nu een uitgarïg verkrijgen op den grond ieder voor zooveel aan hem in huur wordt afgestaan en dat gedeelte door een hekwerk afscheiden. De heer Dijkstra bedankt voor de bekomen inlichting. Hij deed de vraagomdat hij meendedat de adressanten een uit gang wenschten langs de gedempte sloot naar Vijversbuurtin welk geval ook het eerste gedeelte van den grond diende te worden afgescheiden van het terrein om den vijver. De Voorzitter gelooft wel, dat de adressanten het ver krijgen van een dergelijken uitgang bedoeld hebben maar daar aan kan niet worden voldaan. Zij verkrijgen alleen uitgang op het gedeeltedat hun in huur wordt afgestaan. Blijkens eene kantteekening op een der stukken bestaat er bij een der leden twijfel op wiens kosten de hekwerken moeten worden aangebracht. Spr. gelooftdat uit de voorwaarden sub b en c duidelijk isdat die hekwerken op kosten van de adres santen moeten worden geplaatst en verder onderhouden. De huursom is zóó laag gesteld dat die kosten voor de huurders geen bezwaar zullen opleveren. Het gewijzigd voorstel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verkoop van eene woning met grond aan den Stienserweg. De conclusie van dit voorstel luidt 1. behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten aan L. Fonk en S. Fonk voor eene som van f 1000 in eigen dom over te dragen den opstal der voormalige tolgaarderswo- ning plaatselijk bekend Stienserweg no. 3 en een gedeelte van den bijbehoorenden grond ten kadaster bekend gemeente Leeu warden in sectie D nos. 578 en 516, op ue situatieteekening met roode arceering aangeduid onder voorwaarde 1. dat die woning door en op kosten van de adressanten moet worden afgebroken 2. dat op dien grond woningen met het front naar den Stien serweg worden gesticht langs de op de teekening aangegeven roode lijn en in stijl en grootte niet minder dan de ten noorden gelegen panden. 3. dat vóór de woningen tuintjes of bleekvelden worden aan gelegd en met ijzeren hekwerk van den publieken weg geschei den in gelijke lijn met de afsluiting vóór de aangrenzende per ceelen. 4. dat de woningen moeten worden gebouwd op het door den directeur der gemeentewerken aan te geven peil. 5. datvóór dat met den bouw wordt aangevangen zoowel de situatie- als de gevelopstand-teekeningen aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders moeten worden onderworpen. II. den grond met blauwe arceering op de teekening aan gegeven te voegen bij den Stienserweg. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra heeft met ingenomenheid dit voorstel be groet. Hij zal er gaarne zijne stem aan geven wantnaar het hem voorkomtzal nu zonder groote opoffering van den kant der gemeente eene belangrijke verbetering worden aangebracht dooi de amotie van het voormalige tolhuis dat na afschaffing van de tol geen raison d'etre meer heeften zelfs een misstand te weeg brengt. Tevens zal door de bij de voorwaarden verplichte wijze van bebouwing een minder fraaie aanbouw op het ach tergelegen terrein voor een deel aan het gezicht worden ontrok, ken. Het ligt zeker in de bedoeling van burgemeester en wet houders om het voetpad iangs den Stienserweg, dat nu door het tolhuis onderbroken wordtna de amotie er van door te trekken. Zoo nietdan wenscht spr. er de aandacht op te vestigen. De Voorzitter deelt mede, dat het in de bedoeling ligt, om de boomenrei en den wandelweg door te trekken. De heer Bekhuis had aanvankelijk niet het voornemen over dit voorstel het woord te voeren. Hij is er zeer mede in genomen maar nu het toch in debat is gebracht wenscht spr. van deze gelegenheid gebruik te maken om in het openbaar daarover eene korte opmerking te maken. Bij de gevoerde onderhandelingen werd aanvankelijk de prijs

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1891 | | pagina 2