98 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891. De heer Dirks moet er op wijzen dat tengevolge van die verhooging der contributie vele leden voor hun lidmaatschap hebben bedankt waardoor de voordcelen uit die verhooging be langrijk zijn gereduceerd. De heer van der Scheer is er mede bekenddat vele leden bedankt hebben. Misschien zullen er nog meerdere vol gen. Waar nu in het adres er op wordt gewezen dat men bij opheffing der Harmonie van vele genietingen zal versloken zijn mag men 't er voor houden dat zij die voor hun lid maatschap bedanktenniet veel om dat genot geven en er misschien niet tegen op zullen zien om zooals burgemeester en wethouders zeggen wanneer hier de gelegenheid om iets te zien en te genieten niet meer bestaat't elders te gaan zoeken. De heer Hijlkema erkentdat men vroeger hier ook wel wat te zien en te hooren kreegmaar de vraag is 'tof men toen niet met minder tevreden moest zijn. Want hadden hier vroeger tentoonstellingen en muziekuitvoeringen op dezelfde schaal plaats als tegenwoordig Spr. behoeft zeker niet te betoogen dat dit niet het geval is en dat men juist aan het bestaan der Harmonie heeft te danken, dat men meer en meer gelijken tred heeft kunnen houden met de steeds hooger wordende eischen op het gebied der kunst en nijverheid. De opmerking van den heer van der Scheer omtrent het ant woord door den president in de bewuste ledenvergadering ge geven is in zoover juist, dat deze gezegd heeft, dat het voort bestaan der vereeniging was verzekerd mits zij alle leden be hield. En dit is, zooals de heer Dirks terecht deed opmerken niet het geval geweest. Maar afgescheiden van alles mag men vragen of 't billijk is, dat eene vereenigingdie toch ongetwijfeld zoowel direct als in direct ook aan de gemeente belangrijke voordeelen bezorgt eene zoo hooge retributie moet betalen Spr. meent èn als raadslid èn als lid der vereeniging in ontkennenden zin te mo gen antwoorden. Men mag haar die last van de schouders nemen, en dat de directie zoo telken jare met een daartoe strek kend verzoek tot den raad komtis een gevolg, dat zij die last onbillijk vindt. De heer Buma kan zich evenmin als in de laatste jaren met een voorstel tot gedeeltelijke kwijtschelding der recognitie vereenigen. Hij moet echter opkomen tegen de opvatting van de Directie in het adres voorkomendeals zoude de raad zich aan inconsequentie hebben schuldig gemaakt door in 1886 en 1887 remissie toe te staan en die later steeds te weigeren. In 1886, toen voor het eerst een adres tot kwijtschelding inkwam, zat de Harmonie in schulden men wenschte deze te delgen, en ze zijn ook gedelgd door verhooging der contributie.. Ook werd aan den raad kwijtschelding verzocht. Deze toestand juist leidde er vele raadsleden toe om dat verzoek in te willi gen omdat zij meendendat dan voor goed aan den min gunstigen toestand een einde zou zijn gemaakt en de raad alle aanleiding zoude hebben de in zich zelve levensvatbare in richting met eenige remissie te steunen. De uitkomst is even wel anders geweestwant de financiën der vereeniging zijn steeds achteruitgegaan en het ledental is steeds afnemende. Nu de gemeente-linanciën ook alles behalve rooskleurig zijn, mag men er niet aan denken om de recognitie te verminde ren. Het gebouw zal wel blijven bestaan en wellicht met meer succes geëxploiteerd kunnen worden door de tweede hand, dan het deze vereeniging mogelijk is. Spr. brengt overigens hulde aan de directie voor haar beleid en de vele moeiten, die zij zich tot verzekering van het voortbestaan der vereeniging geeft. Den heer Van der Scheer is het niet te doen om de geringe som van ƒ300, door welk gemis de gemeente niet zooveel schade zal lijden maar om het beginsel is hij er tegen. Hij herhaalt, dat in de ledenvergadering ten vorigen jare door den president uitdrukkelijk is gezegd, dat, wanneer de con tributie met f5 werd verhoogd, de vereeniging kon blijven be staan. Zijns inziens is verhooging der contributie de ware weg 0111 de vereeniging zoo noodig in stand te doen blijven. Spr. ziet evenwel volstrekt niet in dat bij het ophouden der ver eeniging het gebouw „de Harmonie" tevens zal verdwijnen. De heer Oosterhoff zal met volle vrijmoedigheid aan het voorstel zijne stem geven, ofschoon hij verwacht had, dat de directie nu met een ander verzoek voor den dag ware geko men, n.l. dat zij beproefd had, 0111 voor goed de recognitie met ƒ300 te zien verminderen. Hiertoe bestond volgens spr. wel aanleiding. Wanneer men toch nagaat, welke oppervlakte de Harmonie inneemtdan kan men met recht beweren, dat de grond aan de Harmonie is verhuurd en nog wel voor eene vrij hooge som in verhouding tot het belang dat de gemeente bij de vereeniging heeft. Dit klemt te meer wanneer men in aanmerking neemt, dat de vereeniging jaarlijks nog f 100 moet betalen aan de gemeente wegens werken door deze als gevolg van de stichting van het gebouw uitgevoerd. De heer Dirks doet nog opmerken dat men zich bij de oprichting van de Harmonie te veel illusie heeft gemaakt om trent de toekomst der vereeniging. Men heeft zich die voorge steld gelijk als die der Harmonie te Groningen die thans een orchest heeft, dat haar ƒ35000, ja ƒ40000 zooals men zegt, kosthetgeen natuurlijk voor eene plaats als Leeuwarden veel te veel iswaar te veel sociëteiten en lokalen zijn en de krach ten dus versnipperd worden. Het neemt niet wegdat men in die illusie verkeerendemeende later die recognitie van jaarlijks ƒ350 en ƒ100 gemakkelijk te kunnen betalen. Doch hierin is men teleurgesteld. De beraadslagingen worden geslolen. Het voorstel wordt in stemming gebracht en verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de heeren de Jonge Kon ter Dirks OosterhoffHijlkema Reeling Brouwer en van Sloterdijck. Dientengevolge wordt besloten het verzoek der directie om gedeeltelijke kwijtschelding der recognitie van de hand te wijzen. 8. Voorstel van burqemeester en weihouders naar aanleiding van een verzoek van O. Beer ends e. a. om verbetering aan te brengen m de bestrating op het Zaailand tusschen de Prins- Hendriks- en de Schoolstraat. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten dit verzoek te wijzen van de hand. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van een plan voor de verandering van de Korf'makerspijp Burgemeester en wethouders steil en voor te besluiten in 1892 over te gaan tot verandering van de Korfmakerspijp overeenkomstig het overgelegd plan en in verband daarmede op de gemeentebegrooting voor 1892 voor dat werk uit te trekken een post ad ƒ6300 en het cijfer der geldleening op die be grooting aan te brengen met dal bedrag te verhoogen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra zalevenals hij zich in 1890 tegen het aanbrengen van een memoriepost voor dit werk op de begroo ting verklaarde nu ook tegen de vaststelling van het overge legde plan zijne stem uitbrengen. Volgens spr's meening is de toestand van deze pijp ten op zichte van den rij- en den wandelweg niet van dien aarddat eene verandering noodzakelijk is. Door het amoveeren eenige jaren geledenvan het huis op den hoek van de Korfmaker- straat is de toestand belangrijk verbeterdmaar nog meer is dit het geval geworden sedert de demping van den Eewal en het Heerenwaltjewaardoor deze pijp als drukke verkeersweg zijn raison heeft verloren daar men langs die gedempte grach ten een veiligen en gemakkelijken rijweg heelt verkregen. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891. 99 Nimmer is door de omwonenden geklaagd over den ongun stige» toestand. Het verkeer is voor voetgangers niet gevaar lijker dan op de Kelders en het Nauw terwijl de ondervinding leert dat de voetgangers het best op gevaarlijke plaatsen voor hunne eigene veiligheid zorgen en zich wachten voor ongeluk ken. Een bewijs dat het verkeer daar niet gevaarlijk is is wel dat een groenteboer reeds rneer dan 25 jaren met zijne uitstalling eene plaats inneemt op de zijde van de pijpjuist tegenover den sterk hellenden weg die uit de Minnemastraat komt. Spr. acht het niet onmogelijk dat door de ontworpen veran dering van de pijp juist het tegenovergestelde voor de voetgan gers zal worden verkregen als wordt beoogd. Want nadat zij zal zijn verbreed zal zij meer dan nu worden bereden en zal er dus meer gevaar voor de voetgangers ontstaan. Ook de scheepvaart zal er niet bij winnen. Wordt deze al niet belemmerd toch zal er geene verbetering worden verkre gen door de meerdere overkruining van de gracht. Ten slotte zal ook de welstand niet worden verbeterd; inte gendeel het verband tusschen de lijnen der gracht en der hui zenrijen aan weerszijden dat thans hoogst eigenaardig is zal worden verbroken. Men zal verkrijgen een breede brug en een smalle straat, op het nauwste gedeelte slechts 21 meter breed, terwijl volgens den directeur der gemeentewerken die breedte nu 3 meter is. Een en ander geeft spr. aanleiding om zich tegen het plan tot verandering te verklaren De Voorzitter herinnert er aan. dat in 1890, door het brengen van een memoriepost op de gemeentebegrooting voor 1891, in principe tot het doen uitvoeren van deze verandering is besloten na ampele discussiën over de al of niet wensche- lijkheid van het werk. Dezelfde bezwaren zijn toen te berde gebracht, als nu door den heer Dijkstra zijn aangevoerd. Spr. wenscht derhalve in overweging te geven om de zaak zelve niet te veel weder tot een punt van bespreking te maken. Het is z.i. niet twijfelachtigol door de verandering eene verbete ring zal tot stand komen; er zal een pleintje worden gevormd, dat voor de veiligheid van het verkeer zeer bevorderlijk zal zijn. Nu is wel door den heer Dijkstra beweerd dat er nooit klach ten van de omwonenden zijn vernomen doch evenals in het vorige jaar kan spr. mededeelendat er indertijd adressen zijn ingekomenom verbetering in den toestand aldaar aan te bren gen. De heer van Sloterdijck is bij de behandeling in 1890 van de begrooting voor dit jaar niet tegenwoordig geweest. Hij zou zich anders krachtig tegen den memoriepost van dit werk hebben verzet. Hij weet weldat het aanbrengen van een memoriepost voor eenig werk eene principiëele beslissing in zich houdt en zal er dus burgemeester en wethouders geen ver wijt van makendat zij nu de vaststelling van een plan van uitvoering voorstellen. Zij konden niet wel andersmaar toch zal spr.de vrijheid nemen, zijne bezwaren er tegen in het mid den te brengen. Het komt hem voordat dit werk een luxe-uitgaaf is door de noodzakelijkheid niet geboden door de aesthetiek niet aan bevolen. Door den voorzitter is met een enkel woord herinnerd aan vroeger ingekomen adressen om verbeteringmaar de ouderdom dier adressen neemt het klemmende van het argu ment wegwant deze dateeren zeker uit den tijdtoen het huis van Lubach nog op den hoek van de Korfmakersstraat stond. Wil men verbetering aanbrengen door verlaging van voor het berijden gevaarlijke pijpenlaat men dan, znoals de heer Plan- tenga in het vorige jaar bij de behandeling van dit onderwerp deed opmerken beginnen met de Amelandspijp, die dan zeker eene verandering hoog noodig heeft. Dit acht spr. niet het ge val met de Korfmakerspijp. De heer Dijkstra wees er terecht op dat het verkeer van rij- en voertuigen niet meer over deze pijp plaats heeft sinds de demping van den Eewal; enkelen rij-, den er dagelijks overheen doch deze weinige leveren geen gevaar op voor de veiligheid der voetgangers. Het beste bewijs hiervoor is dat het meeste voetgaande publiek zich bij voorkeur beweegt op de Voorstreekook op het engste deel hiervan bij de Korfmakerspijp. Uit de teekening heeft spr. gezien dat door de verlenging van de pijp de scheepvaart zal worden benadeeld. Den tegen- woordigen toestand heeft hij niet kunnen vergelijken met den nieuwenmaar wel heeft hij opgemerktdat de nieuwe pijp veel lager zal worden dan de Vischmarkts- en de Brolspijp. Er zal dus eene belemmering voor de scheepvaart zoo niet geboren worden, dan toch in stand blijven. Spr. zal dus tegen het voorstel stemmen en zou dit ook doen, al ware hij voor den memoriepost in 1890 geweest omdat de gemeentebegrooting voor 1892 nog armoediger is dan die voor 1891. De heer Beucker Andreae zal ook tegen het voorstel stemmen en wel op dezelfde gronden, door hem in het vorige jaar aangevoerd bij gelegenheid van de behandeling der begroo ting voor 1891. Men staat voor dezelfde bezwaren als toen. Eene uitgaaf als deze zou misschien wel wenschelijk zijn te noemen maar kan zeker niet als noodzakelijk worden aange merkt. De Voorzitter ontkent, dat de nieuwe pijp eene belem mering zal zijn voor de scheepvaart. Vergelijkt men den nieu wen toestand met den bestaandendie op de teekening is aan gegeven dan ziet men dat de nieuwe pijp in den tóp iets lager maar breeder en aan den kant hooger zal zijn dus voor de schepen die deze gracht bevaren beter. De verandering van de pijp zal dus in ieder opzicht eene verbetering zijn. Nu moge het waar zijn, dat tegenwoordig het nauwst gedeelte bij de pijp het drukst bezocht wordt, zoo- als de heer van Sloterdijck aanvoerde om te bewijzen dat de toestand weinig gevaarlijk is, maar dit bewijst voor spr. niets het drukke verkeer aan die zijde van de gracht is toe te schrij ven aan de aanwezigheid van vele verlichte winkels en men loopt daar veiligomdat er geen verkeer van rijtuigen is. Spr. geelt toedat er nog andere punten in de stad zijn, waar eene verandering wenschelijk zou zijn maar burgemeeeter en wethouders kunnen niet alle verbeteringen tegelijk voorstellen. De uitgaaf zou dan te groot worden. De heer Buma was bij de behandeling van de gemeente begrooting voor 1891 ook niet tegenwoordig, zoo ja, hij zou zich dan ook tegen den memoriepost voor dit werk hebben verklaard en wel om financiëele redenen. Nu de toestand der gemeente-financiên zoo treurig is mag hij zijne stem met ge ven aan eene uitgaaf voor een werk, dat niet noodig doch zui ver luxe iseen uitgaaf die niet uit de gewone middelen kan worden bestreden maar waarvoor geleend moet wordon. Met andere leden zou hij den memoriepost willen behouden in af wachting dat de toestand der financiën gunstiger wordt. Voor het oog van een vreemdeling biedt deze stad met hare veelvuldige grachten en pijpen vele gevaren voor het verkeer ën toch hebben er weinig of geen ongelukken plaats een be wijs dat de toestand werkelijk niet gevaarlijk is. Er bestaat dan ook volstrekt geen aanleiding, om in het belang van de veiligheid van het verkeer deze pijp te veranderen. Verder zijn er andere zakenwaarvan de verbetering veel noodzakelijker is bijv. de demping van de Tweebaksmarktde verlaging van de Amelandspijp enz. De heer Duparc moet met een enkel woord opkomen tegen de opvattingdie bij enkele leden schijnt te bestaan om trent het wezen van een memoriepost. Door den voorzitter is terecht gezegd dat in het vorige jaar au fond eene beslissing is genomen burgemeester en wethouders hadden een cijferpost voor dit werk op de begrooting voorgestelddoch op grond van verschillende overwegingen werd die in een memoriepost ver anderd. Welke beteekenis heeft nu dergelijke post? Dat de raad in beginsel voor de uitvoering is, maar bij gebreke van een plan nog niet kan bepalenhoeveel het werk zal moeten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1891 | | pagina 2