102
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891.
De heer Beucker Andrea© behoorde tot de 2e sectie
waarin de wenschelijkheid werd besproken om aan vele hon
denkarren een andere plaats aan te wijzen. Hij heeft er toen
op gewezen dat op de Nieuweburen het getal gestationeerde
hondenkarren tot 12 is gestegen welke ieder gemiddeld met
4 honden zijn bespannen. Hierdoor hebben de omwonenden
veel overlast en is vrij zeker de dood van onderscheidene Doo
rnen aan het veelvuldig bezoek dier honden toe te schrijven.
Spr. betuigt zijnen dank aan de rapporteurs voor de wijze
waarop zij het gesprokene in de sectie hebben gerelateerd. Hij
neemt gaarne aan dat burgemeester en wethouders getracht
hebben betere plaatsen te vinden, maar het komt hem vreemd
voor, dat die met zouden te vinden zijn. in 't belang van het
boomgewas zou spr. gaarne zien, dat burgemeester en wethou
ders nogmaals deze zaak ter hand namen.
De heer Dirks heeft zich over liet korte antwoord van bur
gemeester en wethouders verwonderd. Ook hem komt 't voor
dat er wel een betere plaats is te vinden. De meeste honden
karren staan vlak bij de Wirdumer- en Vrouwenpoorten en zoo
zou ook voor deze een volgens hem geschikte plaats zijn aan
te wijzen bij de gasfabriek buiten de Hoeksterpoort.
De Voorzitter geelt lecture van een advies van den com
missaris van politie naar aanleiding van een bij burgemeester
en wethouders ingekomen verzoek om aanwijzing van eene an
dere plaats voor de hondenkarren op de Nieuweburen. De com
missaris gaat daarbij onderscheidene plaatsen na o. a. bij de
gasfabriekdoch acht die voor het verkeer niet geschikt. De
hondenkarren hebben al zóóvele jaren op de Nieuweburen eene
plaats gehad dat het voor de eigenaren groot ongerief en voor
de omwonende neringdoenden een groote schade zou zyn in
dien ze naar elders werden verplaatst. Burgemeester en wet
houders hebben in dit advies aanleiding gevonden, om er geene
verandering in te brengen.
Den heer Dijkstra komt 't voordat de bestaande voor
de hondenkarren aangewezen plaatsen goed zijn. Zoo is door
burgemeester en wethouders behalve de thans gebruikt wordende
plaatsen ook aangewezen het Hoeksterpad langs den blinden
muur van de gasfabriek maar deze wordt er nooit voor gebruikt.
Ook de Nieuweweg aan de grachtszijde tegen de ijzeren leu
ning van de Huizumerbrug tot aan den toegang tot de pont is
geschikt. Er is daar weinig passage. Maar ook deze plaats
blijft steeds onbezet. Het ware dus beter, om de hondenkarren
over de aangewezen plaatsen te verdeelen en .voor elke kar een
vaste standplaats aan te wijzen evenals voor de schepen een
vaste ligplaats.
De heer van Sloterdijck zou ook nog de aandacht kun
nen vestigen op het terrein bij de herberg „de Bleek" maar
hij zal zich niet verder mengen in deze zaak die geheel bij
burgemeester en wethouders behoort.
Maar wel moet hij zijne verwondering er over te kennen geven,
dat naar aanleiding van den brief van den commissaris van
politie bij burgemeester en wethouders in deze regeling een
element dreigt binnen te sluipen, dat vermeden dient te worden.
Er wordt n.l. in overweging gegeven, de rechten in het oog te
houden van hen die uit de standplaatsen van karren voordeel
trekken van de bewoners der omliggende panden maar dan
zou de aanwijzing van standplaatsen al heel wat rechten ge-
laedeerd hebben van hen die van vroegere usurpatie van de
straat door karrijders voordeel hadden getrokken Spr. is van
oordeeldat uit dat misbruik geen recht konde ontstaan en
zoo dit anders ware zouden dan niet veeleer zij wie de ves
tiging van hondenkarren op aanwijzing van burgemeester en
wethouders hinder aandoetzich op vroegeren vrijdom kunnen
beroepen Dat de openbare straat wordt gebruikt, ja misbruikt
door het plaatsen van allerlei voorwerpen gaf onlangs spr. aan
leiding tot een voorstel door den raad aangenomen waar
bij burgemeester en wethouders onderzoek en rapport omtrent
den omvang van dat gebruik werd opgedragen.
De Voorzitter vermeent, dat burgemeester en wethouders
geen rekening konden houden met geüsurpeerde rechten ook
de commissaris van politie spreekt niet v^n verkregen rechten
in den zin als de heer van Sloterdijck bedoelt. Burgemeester
en wethouders wijzen krachtens de verordening de plaatsen
aan en daardoor alleen verkrijgen de eigenaars der hondenkar
ren een tijdelijk recht.
Nu hebben enkele ingezetenen verzocht om verandering van
de plaats op de Nieuweburen. Er kan aan burgemeester en
wethouders geen verwijt worden gemaakt, dat zij bij de beoor
deeling van dat verzoek nota namen van de belangen van an
dere ingezetenendie door de verandering schade zouden on
dervinden in hunne neringen. Bij de beoordeeling van het
verlangen van den een mag men de belangen van anderen niet
voorbijzien ook zonder dat er sprake is van verkregen rechten.
Spr. geeft echter gaarne de toezegging dat burgemeester en
wethouders deze zaak nogmaals in overweging zullen nemen.
De heer Bekhuis gelooftmet allen eerbied voor de gedane
klachten dat hier en daar wel wat wordt overdreven. Hij ziet
het bezwaar, aan de aanwezigheid van die hondenkarren verbonden,
niet over het hoofd, maar hij acht 't van belang, dat deze tak van
nijverheid blijft men wijze er goede plaatsen voor aan maar
legge geen belemmering in den weg want naar hem is me
degedeeld heeft de kleinhandel veel voordeel van de honden
karren als middelen van goederenvervoer.
De heer Beucker Andreae heeft niet de belangen van
de omwonenden ter sprake gebracht maar alleen het oog ge
had op het behoud van gemeente-eigendom. Hem is door den
opzichter der beplantingen de stellige verklaring gegeven dat
de dood van eenige boomen op de Nieuweburen te wijten is
aan de vele honden. Spr. vermeent dat men volkomen het
recht heefthierop te wijzen en hij kan de verzekering geven,
datwanneer burgemeester en wethouders een andere plaats
kunnen vinden dit tot groot genoegen der omwonenden zal
zijn, die veel last van de karren hebben.
De heer Reeling Bronwer acht het kras dat de dood
dier boomen alleen aan de aanwezigheid der honden wordt toe
geschreven. Ieder weetdat in den laatsten winter niet alleen
in deze gemeente en ons landmaar in geheel Europa vele
boomen zijn gestorven en dat men overal gezocht heeft naar de
oorzaak. Hier schreef men 't toe aan het gasdaar aan riolen.
Het is dus een vrij zwak argument om den dood dezer boo
men alleen aan de honden toe te schrijven.
De heer Dijkstra bedoelt, evenmin als de heer Bekhuis, aan
het verkeer belemmeringen in den weg te leggen maar hij
sluit het oog niet voor de vermeerdering van het getal honden
karren. Het ligt voor de hand dat hierdoor last wordt veroor
zaakt en nu wenscht hij in tijds maatregelen er tegen te nemen,
door die zaak zoo goed mogelijk te ordenen.
De heer Menalda leest in het verslag van rapporteurs
dat in een der sectiën was geklaagd over de ruwe en brutale
houding van sommige voerlieden van hondenkarren tegenover
het publiek. Spr. heeft daar ze'f geen ondervinding van, maar
nu er toch over hondenkarren wordt gesproken wil hij de aan
dacht vestigen op de meer dan gewone vrijmoedigheid waar
mede de bepaling wordt overtreden, dat de bestuurder van een
hondenkar nevens of achter dat voertuig moet loopen. Dage
lijks kan men dat opmerken. Spr. heeft onder de hand reeds
meermalen de aandacht er op gevestigd en dringt er nu in 't
openbaar op aandat door de politie daar beter de hand aan
worde gehouden.
De heer Duparc kan, in aansluiting aan het door den heer
Menalda gesprokenemededeelenwat hem onlangs is over
komen. Hij zag n.l.dat de bestuurder van een hondenkar
niet naast of achter dat voertuig liep maar er op zat. Een
politieagentdie het mede aanzagdoch er verder geen notitie
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891.
103
van nammaakte spr. er attent opdat die persoon zich aan
overtreding van de verordening schuldig maakte. De agent
antwoordde, dat het noodig was, dat die persoon op den wagen
zatomdat anders het evenwicht niet kon worden bewaard.
Hieruit blijkt dus dat er bij dezen agent geen juist begrip
bestond omtrent de beteekenis van de verordeningen.
De heer Dirks kan in tegenstelling met het geval door
den heer Duparc aangehaaldmededeelen dat ook hij eene
dergelijke overtreding zag plegen, maar dat toen door een politie
agent den persoon werd gelast van de kar te gaan en zijn naam
en woonplaats werden opgeschreven. Die agent stond eenigszins
verdekthetgeen meer moest geschieden, een eind weg buiten
de stad bij de kleine Bontekoe.
Dc Voorzitter weet wel dat er natuurlijk vele overtre
dingen worden gepleegd die moeten worden tegengegaan. Het
toezicht evenwel is niet gemakkelijk. De gemeente is verdeeld
in acht wijkendie door 8 politiedienaren worden gesurveil
leerd. Het is dus omnogelyk dat overal een agent aanwezig
is. Wilde men op alle wegendie buiten de gemeente voe
ren een politieagent plaatsen om tegen overtredingen te wa
ken dan zou het corps wel verdubbeld moeten worden. Er
bestaat echter geen middel om overtredingen geheel en al te
voorkomen.
Spr. zal er overigens den commissaris van polttie op wijzen,
dat met de meeste gestrengheid tegen overtredingen worde
gewaakt.
De heer Duparc heeft niet geklaagd over te weinig toezicht,
maar dat het toezicht zelf niet naar behooren wordt uitgeoefend.
Als men toch van een politiedienaar een antwoord krijgt
als aan spr. werd gegeven dan mag men gerust aannemen
dat die beambte niet op de hoogte was van de verordeningen.
Dc Voorzitter heeft wel het verhaal van den heer Duparc
gehoordmaar dat geval heeft zich misschien lang geleden
voorgedaanzoodat alle omstandigheden dien geachten spreker
wellicht niet meer duidelijk voor den geest staan. Het kan
toch zijndat wel de bestuurder van de kar er naast liep
maar dat er bovendien een persoon op de kar zat om het even
wicht te bewaren. De bestuurder moet er bijloopenmaar
een verbod voor andere personen om op de kar te zitten
komt in de verordening niet voor.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 101. „Onderhoud van vaarten, waterleidingen enz."
ƒ8130.
De heer Bekhuis kan zich volkomen vereenigen met een
onder dezen post uitgetrokken bedrag van 2200 voor het uit
baggeren van de binnengrachten. Hij heeft steeds aangedron
gen op betere uitbaggering en gelooft ook dat in de laatste
jaren daarin verbetering is aangebracht. Geheel beoordeelen
kan hij 't evenwel thans nietdaar hij hoewel vroeger de
toezegging is gedaan dat bij de begrooting vèrzamelstaten der
gedane peilingen zouden worden overgelegd hij deze toch
niet heeft kunnen vinden.
Hij roert dit punt even aan omdat hij klachten heeft ver
nomen over ondiepten onder enkele bruggen die eene belem
mering in de scheepvaart geven. Hierop vestigt hij de aan
dacht van burgemeester en wethouders met verzoek te doen
onderzoeken of die klachten gegrond zijn. Het baggeren met
den beugel met langen stok is onder de bruggen niet doenlijk.
Wellicht kan eene andere wijze van baggeren worden gevonden
met werktuigen die het uitdiepen ook onder de bruggen en
pijpen gemakkelijker maken.
De heer Dirks heeft met verwondering eene opmerking van
rapporteurs gelezen over verhooging van bruggelden. De brug
gen toch zijn niets dan eene belemmering voor de scheepvaart
en de schepen moeten voor het doorvaren er van nog dikwijls
eenig bruggeld betalen maar spr. zou er sterk tegen zijn om dat
tarief te verhoogen. Spr. zou toch wel willen vragen of de
bruggen er zijn ten gerieve der schepen of voor de voetgangers
en rijtuigen. Zeker ten behoeve der laatsten de eersten heb
ben er niets dan last en onkosten van en de anderen gebruiken
ze hier kosteloos.
De heer van Sloterdijck meentdat het relaas in het
verslag van rapporteurs niet volkomen juist is. Spr. heeft in
zijne sectie de in het rapport gereleveerde opmerking gemaakt
naar aanleiding van de pacht van de Vlietsterbrugdie 1,—
per jaar bedraagt. Het heeft zijne aandacht getrokkendat
voor de bruggen bij de oostelijke toegangen tot de gemeente
op anderen voet bruggeld wordt gehevendan bij de overige
bruggenwaar onderscheid wordt gemaakt tusschen beurt- en
andere schepen. Voor eerstgenoemde bruggen is het bruggeld
voor elk schip gelijkvoor de Wirdumerpoortsbrug echter 10
cent voor beurtschepenvoor anderen 20 centvoor de Prins-
Hendriksbrug respectievelijk 5 en 10 centterwijl bij de hef
fingen aan de Harlingervaarts-, Vrouwenpoorts- en Noorder-
bruggen dergelijke onderscheiding bestaat. Het denkbeeld nu
van spr. was niet om algemeene verhooging van tarief, maar
om ook voor de bruggen aan de oostzijde een verhoogd tarief
te stellen voor schependie niet als beurtschepen geregeld
terugkomen. Zonder te groote belemmering zou men hierin
leene niet onbelangrijke tegemoetkoming in de onderhoudskosten
vinden. Het onderhoud toch van de Vlietster- en de Booms-
bruggen is niet onbelangrijk en hunne vernieuwing in 1872
heeft ƒ21943 gekost.
De heer Dirks heeft gevraagdof de bruggen voor de sche
pen of voor de voetgangers zij'n. Het gaat hiermedezegt spr.,
als met de kwestiewat het eerst geweest is de kip of het
ei. Maar dit staat toch vastdat de beweegbaarheid der brug
gen waarvoor het bruggeld eigenlijk wordt geheven in het
belang van de scheepvaart is.
De Voorzitter deelt mede dat het denkbeeld van den
heer van Sloterdijck door burgemeester en wethouders is be
sproken maar dat deze er zich niet meê konden vereenigen,
omdat zij eene verhooging der helling van bruggelden niet in
het belang van het scheepvaart-verkeer achten. Wellicht ware
eene betere regeling te maken doch hieromtrent kunnen zij
zich nog niet uitspreken.
Den heer Bekhuis kan spr. mededeelen dat de peilstaten
in zijne sectie ter tafel zijn geweestzij waren dus zeker ook
wel in de andere sectien bij de stukken en zouden desgevraagd
te vinden zijn geweest. Spr. erkentdat onder de pijpen niet
het gewone peil isomdat men met de lange stokken moeielijk
daaronder baggeren kan. Vroeger is er over eene baggermo
len gesproken maar daar deze in de binnengrachten niet te
gebruiken is werd den directeur der gemeentewerken opgedra
gen een ander werktuig te vindendoch dit is hem nog niet
gelukt. Intusschen zal zijne aandacht er nogmaals op geves
tigd worden.
Het beste ware 'tindien de gracht bij bruggen en pijpen
werd afgedamdmen kon dan den bodem behoorlijk uitgraven
en tevens de walmuren en fundeeringen der bruggen onderzoe
ken doch dit zou iets meer kosten.
De heer Theunisse die rapporteur was der sectie, waar
van ook de heer van Sloterdyck lid is heeft wel niet geheel
volledig weergegeven de opmerking van dien geachten spreker
omtrent de heffing van bruggelden, maar onjuist is 't niet te
noemen. Hij heeft geene cijfers genoemddaar hij dit niet
noodig oordeelde en hij meende dat uit hetgeen daarvan over
genomen is voldoende de gedachtengang van den heer van
Sloterdijck blijkt.
De heer Buma moet den heer Dirks doen opmerken, dat
rapporteurs zich hebben bepaald tot het weergeven van het
denkbeeld van een lid der 3e sectie doch geen voorstel hier
omtrent hebben gedaan. Men heeft dus zeker aan eene vergis-