104
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891.
sing te denken waar die geachte spreker doelde op een voor
stel van rapporteurs.
De heer Bekhuis heeft niet ontkenddat de peilstaten er
warenmaar hij zeide alleen ze niet te hebben kunnen vinden.
Nu de aandacht van burgemeester en wethouders is geves
tigd geworden op de ondiepten onder de bruggen, hoopt hij dat
het leiden zal tot eene opruimingdoch niet door afdamming.
Dit zou niet alleen te kostbaar maar ook niet gewenscht zijn.
Er zijn nog wel andere middelen te vinden.
De beraadslagingen worden gesloten.
De post onder volgn. 101 wordt onveranderd goedgekeurd.
Hierop wordt de vergadering tijdelijk met gesloten deuren
voortgezet.
Na heropening der openbare vergadering komt aan de orde
Volgn. 102, hetwelk evenals de volgns. 103 tot en met 121,
afd. i iv van hoofdstuk III onveranderd wordt vastgesteld.
De heer de la Faille was inmiddels ter vergadering versche
nen.
Volgn. 122, hoofdstuk III afd. IV kosten van de gasfabriek.
De heer Duparc wenschtmede namens zijne mede-rap
porteurs te bespreken het antwoord van burgemeester en wet
houders op de in hun verslag voorkomende opmerking betref
fende de gasfabriek. Burgemeester en wethouders verklaren
n.l.zich niet geheel met rapporteurs te kunnen vereenigen
waar dezetot hun genoegener op wijzendat de winst
der fabriek over 1892 eene som van 36,000 zal bedragen.
Volgens burgemeester en wethouders zouden rapporteurs daarbij
geen rekening hebben gehouden met de belangrijke uitgaaf van
ƒ30,000 in 1891, voor zes nieuwe ovens, en met eene gelijke
som die daarvoor in 1892 vermoedelijk benoodigd zal zijn, en
de verplichte aflossing op de leening die ten behoeve van de
fabriek is aangegaan. Noch het een noch het ander evenwel
kan volgens spr.hier gelden. De kosten der ovens toch wor
den als buitengewone uitgaafgevonden door geldleening. Op
de exploitatie-rekening komen zij daarom niet voor en bij gevolg
ondergaat het cijfer der bedoelde overwinst er ook niet de
minste verandering door. Spr. brengt hierbij nog in herinnering,
dat van het bedrag dal door de gemeente ten behoeve der
gasfabriek vroeger werd en nog wordt geleenduit de inkom
sten der fabriek eene rente van vijf pet. wordt genoten waar
mede de exploitatierekening wordt belast. Op de gemeente-
begrooting van 1892 is daarvoor ruim 30,000 uitgetrokken.
Voor de gemeente is dit een groot voordeelwantal lost de
gemeente van de geldleeningen ten behoeve der gasfabriek af
deze blijft voor het rentebedrag van het volle kapitaal dat van
den beginne af ten haren behoeve is besteed gecrediteerd.
De heer Troelstra zegt, dat men, sprekende van de winst
der fabriek in verband met deze begrooting, niet alleen vragen
moet naar de opbrengst der fabriekmaar ook naar wat er
tegenover staat. Welke uitgaven heeft de fabriek Niet alleen
dat voor dit jaar een uitgaaf van f 30000 noodig was voor nieuwe
ovensmaar ook in het volgende jaar zal een gelijk bedrag voor
nog zes nieuwe ovens moeten worden uitgegeven. Die som zal
tijdelijk worden opgenomen, om in 1892 te worden afgelost.
Men heeft hiermede rekening te houden en tevens met de gewone
aflossing op de geldleeningen voor de fabriek benevens de ver
schuldigde renten o p deze begrooting uitgetrokken tot een be
drag van 21,575.
De heer Duparc repliceertdat de fabriek de som van
f 30,000 voor rente betaalt omdat gerekend wordtdat de
fabriek thans zes ton schuldig is volgens rekening-courant. De aflos
sing geschiedt door de gemeente en daarbij is de gasfabriek
nooit gebaat. De gemeente ontvangt goede rente voor 't geen
ze aan de fabriek leenthoe meer zij daaraan leenthoe voor-
deeliger zelfswant zij berekent aan de fabriek voor rente
5 pet. en leent zelve voor 3£ pet.
Het artikel onder volgno. 122 wordt onveranderd goedgekeurd,
zoomede de overige artikelen van afd. V hoofst. III.
Bij afd. VI van dit hoofdstuk „kosten van de gemeente-reini
ging" zegt de heer de la Faille dat in zijne sectie door hem
de vragen werden gedaanwelke door rapporteurs in hun ver
slag zijn overgenomen. Burgemeester en wethouders zegden in
hun antwoord toe de overlegging van een rapport van den di
recteur der stadsreiniging. Dit heeft bij de stukken ter visie
gelegen maar voldeed aan spr. niethet geeft niet geheel vol
doende inlichtingen en het zwijgt over enkele kwesties. Zoo
spreekt de directeur niet over het desinfecteeren van tonnen
door middel van stoom. Toch is dit een uitstekend middel
in net Koninklijk besluit van 24 Juli 1891 (Staatsblad no. 153)
staat het onder de ontsmettingsmiddelen bovenaan.
Spr. bracht in de sectie deze zaak in verbinding met een an
der punt, n.l. het stichten van een desmfectie-oven. Men wees
hem toen op de hooge kosten zoowel van aanleg als van on
derhoud en bediening maar dergelijke oven wordt meer en
meer een eisch des tijds en behoeft volstrekt geen schadepost
te zijn als men o.a. er mede combineert het desinfecteeren
der tonnen met stoom.
De inrichting behoeft ook niet zoo kostbaar te zijn voor den
dienst hier zou voldoende zijn een transportabel apparaat vol
gens een systeem van professor Overbeek de Meijer dat in het
ziekenhuis te Utrecht in gebruik is. Spr. gelooft weldat het
meer voor de hand ligt besmette goederen van minder gegoe
den te onteigenen en te vernietigenals zijnde in den regel
voorwerpen van minder waarde maar voor de meer gegoeden
is het wenschelijk dat zij hun goed tegen betaling kunnen la
ten ontsmetten. Een dergelijke ontsmettingsoven behoeft dus
geen schade op te leveren voor de gemeentete meer niet
daar hij waarschijnlijk ook wel in naburige gemeenten ten ge-
bruike zal worden gevraagd. Afgescheiden evenwel hiervan
kan het desinfecteeren der tonnen door stoom geschieden en
spr. dringt er ten sterkste bij burgemeester en wethouders op
aanom daaromtrent een onderzoek in te stellen.
Spr. heeft voorts in den brief van den directeur geen vol
doende toelichting gevonden over den verbrandingsovendeze
schijnt niet goed in orde te zijn zoodat gassen en rook pro
ducten van onvolkomen verbranding bijv. van afgekeurde runde
ren zich in de lucht verspreiden en een ondragelijken stank
veroorzaken. Of dit kwaad kan verholpen worden door ver
hooging van den schoorsteen kan de directeur gelijk hij
schrijftniet beoordeelenomdat dit een zaak van technischen
aard is. Spr. zou meenendat dit wel verbetering zal aan
brengen of dat de vuurhaard anders dient te worden ingericht.
De heer Duparc kan zich geheel aansluiten bij het door
den heer de la Faille gesprokene. Gelijk intusschen zoo me
nigmaal het geval is, heeft ook deze zaak twee handvatsels. In
het verslag van de commissie is er reeds met een enkel woord
op gewezen, dat hier twee min of meer strijdige belangen in
het spel zijn. Volgens art. 5 der wet van 4 December 1872
{Staatsblad no. 134) komen voor rekening der gemeente de
kosten van ontsmetting van de woning enz.waarin eene bij
die wet genoemde besmettelijke ziekte heeft geheerscht. De
goederen echter waarmede de lijder in aanraking is geweest
worden voor rekening van het rijk onteigend en vernietigd
indien dit door een geneeskundige noodig wordt geoordeeld.
De burgemeester weet het dat dit in de laatste jarenvooral
bij de roodvonk-epidemie, hel rijk voor deze gemeente'duizenden
guldens heeft gekost. Door dus een ontsmettingsoven aan te schaf
fen, wordt het rijk door de gemeente van de uitgaven der onteige
ning ontlast. Oppervlakkig beschouwd is 't dus in het geldelijk
belang der gemeente zich niet van zoodanigen oven te voor
zien. Toch schijnt het in het belang der gemeente dit wel
te doen. Van de onteigende goederen toch wordt slechts de
waarde vergoedwelke die goederen volgens taxatiehebben.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891.
105
Het ontvangen bedrag is daardoor veel minder dan de kosten zijn,
gevorderd voor het aankoopen van nieuwe goederen. Dit houdt
wel eens deze of gene terugal de goederen op te geven
waarmede de lijder in aanraking is geweest. En het gevolg
is dat dan de bron van smetstof niet geheel wordt vernietigd
en verdere verspreiding der ziekte plaats vindtten nadeele
allereerst van den plaatselijken gezondheidstoestand. Heeft men
een ontsmettingsoven waarin alle goederen op devolgens
het door den heer de la Faille aangehaalde Regulatiefworden
ontsmetdan voorkomt men dit gevaar, en dit mag der ge
meente toch wel eenigc geldelijke opoffering waard zijn. Be
vreemdend mag het intusschen worden genoemd, dat de Regeering
steeds blijft weigeren omin weerwil van de vertoogen van
het geneeskundig staatstoezichthetzij voor een gemeente
of wel voor meer gemeenten te zameneen desinfectie-oven
aan te schaffen hetzij eene rijkstoelage te vcrleencn aan de
gemeentendie dit voor eigen rekening wenschen te doen.
Misschien ware het niet ondienstig dat door ons gemeente
bestuur eens een. stap bij de Regeering werd gedaanom
de zaak op de bedoelde wijze gemeenschappelijk te regelen.
De Voorzitter gelooft, dat de directeur niet spreekt over
het desinfecteeren door stoom, omdat er toch geene gelegenheid
bestaat om stoom te produceeren en bovendien de tegenwoordig
gevolgde wijze van desinfectie goed is. Spr. was in de sectie
tegenwoordig, toen de heer de la Faille zijne denkbeelden ont
wikkelde omtrent het desinfecteeren met stoom en het inrichten
van een ontsmettingsoven, waartegen spr. eenige bezwaren in
bracht. Nu spreekt de heer de la Faille over een transporta
bele ontsmettings-machinedeze zal toch ook bij het gebruik
in de huizen bezwaar opleveren.
Wat de verbrandingsoven aangaat deze is, naar de directeur
schrijft, in 1879 gemaakt en na dien tijd verbeterd. Het is
echter niet te verwonderendatwaar runderenvarkens
bedden en andere voorwerpen in dien oven worden verbrand
eenige stank wordt waargenomen in de lucht, doch asch kan
er weinig of niet ontsnappen.
De beraadslagingen worden hierop gesloten en de afdeehng
wordt onveranderd aangenomen.
Bij afd. VII van hoofdst. III „kosten van de veemarkt" vestigt
de heer Buma de attentie van burgemeester en wethouders
op het gebruik dat van de veemarkt wordt gemaakt en waar
voor die niet bestemd is. Hij bedoelt n.l. het spelen van kin
deren in de hokken, voor de varkens en schapen bestemd, voor
zeker tot groote schade van dat materieel. Gaarne zou hij zien,
dat de marktmeester hierop werd gewezen en hem werd opge
dragen er tegen te waken. De veemarkt is niet bestem^ voor
speelplaats der jeugd en toch kan men er niet passeeren of
men ziet die voor dat doel gebruiken door talrijke knapen en
meisjes.
De Voorzitter wil gaarne aan het verzoek van den heer
Buma voldoen doch moet er dezen op wijzen, dat het toezicht
niet gemakkelijk is, daar de veemarktplaats aan alle kanten open
en toegankelijk is.
De heer Monalda vestigt de aandacht op eene geregelde
werkverschaffingdie in deze gemeente bestaat. Hij heeft 't
oog op de hekken langs den weg achter de veemarkthet ge
meentebestuur doet de hekken plaatsen en hel publiek vernielt
die. Zij worden hersteld maar ook even spoedig weder ver
nield. En zoo gaat 't door. Dat het houtwerk of de construc
tie gelijk beweerd isniet duurzaam genoeg zoude zijn kan
niet gezegd worden want men heeft die nog nimmer den tijd
gelaten om daarvan de proef af te leggen. Spr. zou dus meer
der politietoezicht wenschelijk achten.
De VoorzittGr deelt mede, dat oorspronkelijk die hek
werken van sparrenhout waren gemaakt. Dit bleek zeer bros
te zijn en minder geschikt voor dit doelomdat het vaak ge
beurt dat het vee ontsnapt en tusschen dit hekwerk en het
ijzeren hek om de veemarkt kruiptwaaruit het met kan wor -
den verwijderd, dan na verbreking van dit houten hek. Er
is nu een solieder hek aangebrachtdoch ook dit kan worden
vernield waartegen niet altijd is te waken.
Volgnos. 134 tot en met 141 worden onveranderd aangenomen.
Volgn. 142 „Voortzetting der werken tot verbetering van rio
len f2650". Rapporteurs stellen voor, dezen post te rojeeren.
De VoorzittGr deelt in antwoord op eene in het verslag
overgenomen vraagof voor die verbetering eenig stelsel aan
genomen of een algemeen plan vastgesteld ismededat van
een stelsel geen sprake is. Indertijd is aan den directeur der
gemeentewerken opgedragente rapportecren welke straten
nog open goten of op de straat afwaterende wanden hadden en
op welk cijfer de kosten voor eene verbetering door hem wer
den geraamd. Hij heeft toen bericht, dat het ƒ50,000 zou kos
ten indien men alles in eens wilde verbeteren. Burgemeester
en wethouders meenden hiertoe niet het voorstel te moeten doen,
maar jaarlijks eene som op de begrooting te brengen om een
deel er van uit te voeren. Zoo is in dit jaar eene rioleering
aangebracht iu de Oosterstraat, de oude Doelesteeg en in de
Hoogstraat; voor 1892 wordt voorgesteld riolen te leggen in de
Amelandstraat en op de Groeneweg. Indien nu elk jaar f 2000
wordt besteed, dan zal men geleidelijk reiner en netter straten
verkrijgen.
De heer RGGÜng BroUWGr zou het betreuren voor de
reinheid der stadindien deze post geheel van de begrooting
verdween. Daar de uitgaaf niet uit de gewone middelen kan
worden bestreden en er veel tegen is om voor soortgelijke wer
ken te leenen, zou spr. voor een memoriepost zijn. Rapporteurs
zeggen weldat „de ervaring nog niet heeft geleerdof niet
ook aan het nieuw gevolgde stelsel gebreken kleven" maar
dit bezwaar zal wel altijd blijven bestaan. Er zal wel geen
stelsel zijn of het heeft zijne gebreken.
De heer Buma zegtdat dit punt ook in de le sectie is
besproken en men daar ook tegen deze uitgaaf was omdat
hoe nuttig de verbetering ook zijde ervaring nog niet vol
doende de deugdelijkheid van het stelsel heeft aangetoond.
Hier en daar hebben zich gebreken geopenbaard in het stel
sel èn door het binnendringen van rioolgas in de huizen èn
door het misbruik dat de nabijwonenden van de roosters maak
ten door daarop allerlei zaken te werpendie onreine lucht
veroorzaken. Bovendien gold nog voor rapporteurs dit argu
ment datbij aanneming van hun voorstel om den post voor
schoolgeld op de lagere schoten met f4400 te verminderen,
daartegenover ook de uitgaven moesten verlaagd worden en zij
meenden op bovenstaande gronden dat dit ook op dezen post
kan worden toegepast. Spr. zal met het denkbeeld van den
heer Reeling Brouwer medegaan om dezen post voor memorie
uit te trekken.
De heer Bokhuis zegtdat zijne aandacht is gevallen op
het woord „voortzetting". Voor het eerst kwam een dergelijke
post op de begrooting voor 1891 voor, en afgaande op de me
morie van toelichting zou hij thans niet denken aan eene voort
zetting van een werk in 1891 begonnen.
Hij erkentdat aanleg van riolen tot afvoer van goten en
wanden wenschelijk ismaar toch acht hij 't gevaarlijk, dezen
post uit te trekken. Er schijnt een schema van een algemeen
plan van verbetering der riolen bij den directeur der gemeente
werken te bestaan waarvan de uitvoering op pl.m. 50000 wordt
geraamd. Nu wenschen burgemeester en wethouders elk jaar
een klein gedeelte te doen uitvoeren. Liever zou spr. zien dat
zij in eens een voorstel tot vaststelling van een geheel plan
deden en dan naarmate van den stand der financiën en van de
behoefte aan verbetering dat plan steeds bij gedeelten deden
uitvoeren. Hij zal 't beter kunnen beoordeelenwanneer hij
het geheele plan vóór zich heeft, dan telken jare te staan voor