10G Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891. een post van 2000 zonder te kunnen weten hoe die gelden worden besteed. Om die reden is spr. voor royeering van dezen post. De Voorzitter deelt mede, dat het zoogenaamde plan be staat in eene opgaat van eenige straten die rioleering noodig hebben en van de kosten hiervan. Spr. acht een plan onnoo- dig. Is er in eene of andere straat behoefte aan een riool dan wordt den directeur der gemeentewerken opgedragen de kosten er van te berekenen en is er eene som op de begroo ting voor dergelijke werken uitgetrokken, het werk te doen uit voeren. Het is niet doenlijk om telkens eene teekening over te leggen van de richtingde wijdte der buizen enz. De heer Bekhuis is na de mededecling van den voorzitter nog sterker tegen dezen postwantals men op die manier werktkrygt men stukwerk daar waar eenheid noodig is. Het rioolstelsel in groote gemeenten is een der allermociclijkste vraagstukken. Hier geldt het dus eene belangrijke zaak waarbij eenheid in richting en bewerking volgens één plan, zeer wen- schelijk is. Zoo is en wordt dit ook overal opgevat. Als een voorbeeld dat hierbij ten minste eenigszins kan worden ver geleken wijst spr., dat men bij de verbetering van de straat- canalisatie voor de gasfabriek daartoe niet is overgegaan dan nadat een algemeen plan was opgemaakt. Volgens dat plan is die verbetering daarop stuksgewijze tot stand gekomen. De heer Reeling Brouwor vindt, dat dit wel mooi klinkt, maar hij stelt zich voordatwanneer burgemeester en wet houders met een plan, waarvan de uitvoering ongeveerƒ50000 zou moeten kostentot den raad waren gekomenzij weinig succes zouden hebben gehad. Het bezwaar van den heer Bek huis tegen het denkbeeld van burgemeester en wethouders be hoeft niet te zwaar te wegen. Was Leeuwarden eene stad zon der kanalen en grachten dan zou het water naar bepaalde bij een algemeen plan vastgestelde punten moeten worden af gevoerd maar, zooals de toestand hier is kan elke straat zeer goed op zich zelf worden verbeterd. Het zou spr. leed doen indien deze post niet werd aangenomen en men het mindere zou verwerpen waar men het meerdere niet kan krijgen. De Voorzitter is het met den heer Keeling Brouwer eens, dat, als het water naar één punt, bijv. naar eene rivier moest worden afgevoerd men dan in ééne richting moest werken maar thans is men gebonden aan grachten zoodat men bij de eigenaardige ligging van sommige stralen den afvoer uit eene straat vaak in verschillende richtingen moet leiden. In geen geval is eene rioleering te vergelijken niet eene canalisatie voor gasleidingen. De heer de la Faille zou in theorie wel met den heer Bekhuis willen medegaan maar deelt het gevoelen van den voorzitterdat men hier een exceptioneclen toestand heeft. Hij zal er verder niet over uitweiden, doch alleen wijzen op gebre ken die zich kunnen openbaren door stank, rioolgas, dat in de huizen dringt. Heeft men open goten, dan kan de kwaal spoe dig opgespoord en verholpen worden maar bij gesloten riolen is het kwaad verborgen. Spr. zou eene goede stankvrije afsluiting van de waterlossing in de huizen wenschen waardoor het ge vaar van opstijging van rioolgas wordt weggenomen. De Voorzitter deelt mede dat de afsluitingen binnenshuis niet van gemeentewege maar door de particulieren worden aan gebracht en bekostigd. Waar de gemeente er voor moet zor gen zijn voldoende stankafsluiters aangebracht. In drooge tij den kan het geheuren dat die afsluiters droog liggenmaar dan kan dit worden verholpen door er water in te gieten. Ook komt het voor zooals onlangs in de Oude Doelesteeg het ge val wasdat de deksels der groote zinkputten niet luchtdicht zijn. De stank die wel eens in de huizen zich voordoet is meestal een gevolg van een gebrek in de gasleidingzoodat de gaslucht in het riool komt. De beraadslagingen worden gesloten. De post sub volgno. 142 wordt nu voor memorie uitgetrokken. Volgnos. 143 en 144 blijven onveranderd. Volgno. 445 sub bOnderhoud van de gebouwen in den Stads- of Prinsentuin en andere uitgaven ƒ3830.*' Rapporteurs stellen voor dit bedrag te verminderen met /'29U0 voor vernieuwing van het zomerhuis en met 100 voor aanschaffing van muzieklessenaars uitgetrokken. De heer Reeling Brouwer vraagtwat de bedoeling van rapporteurs is of zij van burgemeester en wethouders een an der plan van vernieuwing verwachtenwaarop geen tweede verdieping is aangebrachtdan wel ol zij in het geheel geene vernieuwing wenschen. De heer Buma zegt, dat rapporteurs eenvoudig hebben weergegeven, wat in de le sectie over dit punt is voorgevallen. Zooals zij in hun rapport hebben medegedeeldwerden veler lei denkbeelden geuitde een wilde eene eenvoudige herstel ling van de bestaande bekappinganderen wilden wel eene verbouwing overeenkomstig en in den stijl van de omgeving maar allen verklaarden zich tegen den kostbaren bovenbouw. Rapporteurs kunnen zich met het laatste denkbeeld vereenigen, maar omdat zij omtrent de kosten van eene dergelijke verbou wing geene opgaven hadden stelden zij voor voorloopig dezen post met 2900 te verminderen. De Voorzitter geeft de toezegging, dat burgemeester en wethouders deze zaak in nadere overweging zullen nemen. Intusschen kan de post voor memorie worden uilgetrokken. De heer Menalda heeft heden geleerd dat men voorzich tig moet zijn met het uittrekken van een memoriepost. Hij zal zoowel tegen een cijferpost als tegen een memoriepost voor dit werk stemmen. Een memoriepost acht hij niet noo dig omdat de zaak niet zoo ingewikkeld is dat de raad eerst in principe zou hebben te beslissenin afwachting van een nieuw plan van burgemeester en wethouders. Men kan ge rust aan dat college overlaten later een plan in te dienen keurt de raad dat goeddan kan een nieuwe cijferpost op de begrooting worden gebracht. De heer Duparc zegtdat er geen sprake kan zijn van een memoriepost waartoe rapporteurs dan ook het voorstel niet hebben gedaan. Het betreft hier een deel van een post, dat dus moeielijk voor memorie kan worden uitgetrokken. Overeenkomstig het voorstel van rapporteurs wordt besloten, den post met ƒ3000 te verminderen en derhalve uit te trek ken tot een bedrag van ƒ830. Volgnos. 14G tot en met 178 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 179 sub a. „Jaarwedden der docenten aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes 17G00" wordt op voor stel van rapporteurs met ƒ400 verhoogd als gevolg van de aanstelling van een leeraar in de dier- en plantkunde en van eene klassenleerares. Volgnos. 180 tot en met 191 worden goedgekeurd. Volgno. 192. „Kosten van het plaatselijk schooltoezicht" wordt omschreven als volgtToelage aan de commissie van toezicht op het l&ger onderwijs en kosten van verlichting en verwar ming van het lokaal voor het houden van vergaderingen". Dit volgno. wordt evenals de volgnos. 193 tot en met 196 zonder discussie goedgekeurd. Bij volgn. 197 „kosten van voorbereidend onderwijs" deelen Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Zaterdag 24 October 1891. 107 rapporteurs mededat zij zich niet kunnen vereenigen met een nader voorstel van burgemeester en wethouders om in dezen post eene som van ƒ150 uit te trekken voor het aanbrengen van eene houten bedekking tegen het ijzeren hek om het erf van de gemeente-bewaarschool no. 5 aan den Oostersingel. De heer Reeling Brouwer ondersteunt het denkbeeld 0111 dergelijke schutting aan te brengen, daar de leerlingen van de bewaarschool last hebben van de leerlingen van de aan grenzende school en van het publiek. Deze hinder is zóó groot, dat de commissie voor de bewaarscholen heeft getracht eene gelegenheid te vinden om de speelplaats te verplaatsen doch dit gaat met te veel bezwaren gepaard. De heer Meijer heeft het woord gevraagd om te voorkomen, dat men uit de woorden van den heer Reeling Brouwer, voor zitter van de commissie voor de bewaarscholen, zou opmaken dat de geheele commissie deze uitgaaf wenschte te voteeren. Om den misstand die eene schutting, als hier wordt bedoeld zal veroorzakenis de meerderheid der commissie er tegen. De heer van der Scheer hoopt, dat er dan iets anders op gevonden zal wordenwant de toestand is onhoudbaar. Nog onlangs werden in zijne tegenwoordigheid de leerlingen op ergerlijke wijze gehinderd en werd er zelfs diefstal gepleegd. Het denkbeeld om voor eene schutting ƒ150 uit te trekken wordt in stemming gebracht en verworpen met 16 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren v. d. Scheer, Reeling Brou wer en Troelstra. Volgns. 198 tot en met 215 worden onveranderd aange nomen. De heer Troelstra stelt voor naar aanleiding van het heden genomen besluitom eene tijdelijke geldopneming op den dienst van 1891 in 1892 af te lossen, den post sub volgn. 216 „ver schuldigde rente wegens geldleeningen en tijdelijk opgenomen kapitalen ƒ60673" te verhoogen met ƒ500. Hiertoe wordt besloten. Mede naar aanleiding van dat besluit wordt op voorstel van den heer Troelstra besloten in den post onder volgn. 218 sub a aan te brengen„aflossing van tijdelijk opgenomen gelden op den dienst van 1891 ƒ26000" en onder volgn. 219a een nieuw artikel „aflossing van tijdelijk opgenomen gelden voor de gas fabriek ƒ30000." Het hoofdstuk VIII wordt gewijzigd vastgesteld, nadat de post onder volgn. 221 „gratification en wachtgelden ƒ1083 met 50 was verhoogd wegens het aan de wed. M. v. d. Ven toegekend jaargeld. Volgnos. 222 tot 224 worden onveranderd goedgekeurd. Volgn. 225 „Subsidie ten behoeve van het stedelijk muziek corps 4000." De heer V&n Sloterdijck heeft in zijne sectie de wen- schelijkheid besproken om deze subsidie te verhoogendaar dit bedrag zóó beperkt is dat de commissie voor dat corps niet in staat is om alle partijen volledig te bezetten. Enkele partijenbijv. die van fluit en hoboë ontbreken en zijn hier niet te bezetten, en de belooning is te gering om krachten van elders hier heen te lokken. Dat andere hoofdpartijen slechts middelmatig zijn bezet, zoo als in het verslag vermeld staatis niet door spr. gezegd. Op dén ijver en de toewijding der leden van het korps is geen aanmerking te maken maar hunne belooning is niet evenredig aan hetgeen zij praesteeren. Gemiddeld verdienen zij ƒ100 per hoofd in 't jaaren daarvoor moeten zij dienst doen hij de schutterij en zijn zij verder verplicht tot medewerking bij 101 uitvoeringen op de straat10 in den Prinsentuin en 52 repeti tion. In verhouding hiermede mag hunne belooning uiterst schraal worden genoemd. Wegens den slechten stand van deze begrooting heeft spr. evenwel den moed niet gehad tot het doen van een voorstel tot verhooging der subsidie te meer niet, omdat in deze vergadering de machtspreuk „kunst is geen regee- ringszaak" steeds nog al invloed hadzeker zeer tegen de be doeling van hem van wien deze woorden zijn uitgegaan. Spr. moet tot zijn leedwezen zeggendat de kans op een voorstel van zijn kant tot verhooging der subsidie door de com missie van rapporteurs onvriendelijk is begroet. De bewoor dingen van het verslag doen denken alsof het uit het bureau van de Leeuwarder Courant is overgenomen die oude vrouw toch die voor allerlei muziek-uitvoeringen steeds lof en prijs overheeftlaat zich over die van het stedelijk muziekkorps niet anders dan in afkeurenden of in bespottenden zin uit, of wel bewaart daarover het stilzwijgen. De rapporteurs schijnen allen lezers van die courant te zijnen aan haren invloed schrijft spr. deze episode in het verslag toe. Rapporteurs wijzen op eene verhooging der subsidie ten vori- gen jare voor aanschaffing van nieuwe instrumenten ten einde „gelijke stemming" en betere harmonie te verkrijgen en nu er sprake is van eene verhooging der belooning zeggen zij vrij ironisch, dat zij er geen bezwaar tegen zouden hebben „als hun eenige zekerheid kon worden gegevendat dan inderdaad dc gewenschte verbetering zou worden verkregen." Spr. heeft een en ander te kennen willen geven niet om daaraan nu een voorstel tot verhooging van de subsidie vast te knoopenmaar om in het licht te stellen .dat dergelijke beoor deeling niet bemoedigend isallerminst voor de leden van het korpsdie met eene schrale belooning zich toch zooveel moeite geven. De heer Duparo zou wel een beroep willen doen op het herinneringsvermogen van zijne geachte medeleden ten aanzien van 't geen nu 26 jaren geleden in de Raadsvergadering van 9 November 1865, waarvan hij het officiëele verslag vóór zich heeft liggen eveneens over hetzelfde onderwerp is voorgevallen, doch 't zou hem weinig baten, daar van allen, die destijds lid van den Raad waren spr. nog de eenige isdie daarvan hier is overgebleven. Hij acht zich daarom verplichthet verhan delde van toen in het kort te releveeren. Een jaar te voren waster vervanging van het muziekkorps der stedelijke schutterij het stedelijk muziekkorps opgericht. Eene jaarlijksche toelage uit de gemeentekas van ƒ2200 werd daartoe voldoende geacht. Reeds een jaar daarna echter werd eene verhooging aangevraagd die noodig werd geoordeeld„om al de partijen naar eisch te kunnen bezetten." Meer in 't bij zonder verklaarde de commissiedat er behoefte bestond aan een es-clarinet. De Raad was evenwelmet het oog op den toestand van de financiën der gemeenteongenegen de ver hooging toe te staan. Intusschen is de 2200 allengskens op geklommen tot ƒ4000. En dit niet alleen. Twee jaren gele den kwam er weder eene aanvrage om meer geld voor het stedelijk muziekkorps ten bedrage van 860 niet echter tot bezoldiging der leden, maar voor het aanschaffen van nieuwe instrumenten van „gelijke stemming", daargelijk ook in het verslag van de Commissie van rapporteurs in herinnering is ge bracht de „uiteenloopende stemming" van de bij het korps in gebruik zijnde instrumenten de Aoo/tfoorzaak heette te zijn van de soms minder volkomen harmonie bij de uitvoering. Toen zoowel als vroegerbehoorde spr. steeds tot hen die de aan gevraagde sommen toestonden. Wat daarom den heer van Sloterdijck aanleiding kan hebben gegeven tot den uitval tegen het verslag van de Commissie van rapporteurs begrijpt spr. inderdaad niet. „Commissie van rapporteurs" zegt spr.doch ieder zal terstond hebben begrepen dat de uitval meer recht streeks aan het adres van spr. was gericht. Daartegen moet spr. al dadelijk opkomen. Het verslag is geheel voor rekening van al de drie rapporteurs en spr. heeftals algemeen rap porteur slechts opgesteld wat zijne beide mede-rapporteurs hein uit hunne sectiën hebben overgebrachtdit is getrouw in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1891 | | pagina 6