108 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891. het verslag opgenomen en bij de vaststelling had geen van de beide rapporteurs eenige aanmerking tegen de mededeelingen over den onderwerpelijken post. Indien de heer van Sloterdijck daarom zegt dat hij in zijne sectie niet van eene „gevoelige" verhooging heeft gewaagd dan komt dit in het verslag ver melde woord geenszins voor rekening van spr. Maarzoo de heer van Sloterdijck dat woord al niet in de sectie heeft gesproken hij toont zich in elk geval thans toch ten hoogste gevoelig voor 't geen de Commissie van rappor teurs over de zaak heeft gemeend te moeten zeggen. Spr. vindt nochtans dat alle grond daarvoor ontbreekt. Afgeschei- den van de bezwarenontleend aan den tegenwoordigen toe stand der gemeente-fmanciën verklaart de commissie niets an ders, dan dat zij bezwaren tegen de verhooging heeft„tenzij althans eenige zekerheid kon worden gegeven dat dan inderdaad de gewenschte verbetering zou worden verkregen. Wat grie vends of wat ontraoedigcnds kan in deze woorden voor het mu ziekkorps zijn gelegen Spr. meent integendeeldat de Raad niet zou zijn verantwoord indien hijalthans zonder eenige zekerheidopnieuw eene verhooging van het subsidie toestond. Vroeger heette hetgelijk spr. reeds deed uitkomen dat het aan een es-clarinet haperde. Vóór twee jaren lag het aan de instrumenten. Nu wordt het euvel toegeschreven aan gebrek aan solisten meer in 't bijzonder aan de fluit en de hoboë. Men ziet het ook hierles idéés marchent. Spr. zal de eerste zijn om te erkennen dat ƒ4000 niet genoeg is voor een in alle opzichten goed muziekkorps. Doch dan zouden er verscheidene duizenden guldens jaarlijks meer noodig zijn en hij betwijfelt zeerof de Raad bereid zou zijn die gelden toe te staan. De heer van Sloterdijck heeft nader gewezen op de vele dien sten die het muziekkorps heeft te praesteeren. Spr. zal de laatste zijndit te ontkennen. Maar hij moet toch doen op merken dat het korps nog afzonderlijk wordt betaald voor de uitvoeringen in den Prinsentuin. Spr. hoort zich wel is waar toeroepen„dat komt in het potje"maar dit „potje" wordt dan toch onder de leden van bet korps verdeeld. Bovendien vergete men nietdat het korps als zoodanig ook nog bij meer dan één gelegenheid, zoowel hier als elders, van engagemen ten geldelijk voordeel geniet. De heer van Sloterdijck heeft in herinnering gebracht het bekende verkeerd begrepen woord „Kunst is geen regeerings- zaak.'' Niet alleen dat spr. het hierin volkomen met hem eens ishij gaat zelfs nog verderKunst is hier regeeringsplicht. Volgens de voorschriften op de schutterij toch moet de gemeente voor een muziekkorps bij dit wapen zorgen. Met toestemming van hooger gezag doet intusschen sedert 1864 het stedelijk mu ziekkorps als zoodanig dienst. Spr. zou het thans hierbij kunnen latenindien hij den heer van Sloterdijck niet nog had te beantwoorden op 't geen hij zou kunnen noemen een persoonlijk feit. Die geachte spr. van wien wij hier anders gewoon zijn dat hij steeds den goe den parlementairen toon weet aan te slaanheeft zich thans uitgelaten op eene wijzewaartegen spr. ernstig protest moet aanteekenen. Hij heeft toch wat in het verslag der Commissie van rapporteurs is vermeld in verband gebracht met de Leeu warder Ct.met de kennelijke bedoeling, om spr., die, wat een zoogenaamd publiek geheim is, tot de redactie dier cou rant behoort en óók tot taak heeft de bewerking van de ru briek „Kunstnieuws" te treffen. De beschuldiging, het verwijt, in dit opzicht tot spr. gerichtwerpt hij met al de kracht die in hem isvan zich af. Wat moet spr. dan toch telkens loven of prijzen Als het stedelijk muziekkorps voor den troep marschen uitvoertof Zondags eene uitvoering geeft in den Prinsentuin of om de 14 dagen op de Lange pijp speelt of, gelijk nu onlangs weerop Koninginnedag of wel bij andere volksfeesten zijne diensten leent Het is eigenlijk te dwaas om er van te spreken. Welke taak zouden dan wel de bladen hebben in onze groote steden, waar dag op dag zelfs de schoon ste concerten worden gegeven de lezing zou ten slotte zoo vervelend mogelijk worden. Zoo ook hier. Als er evenwel de eene of andere bijzondere gelegenheid is, en het korps heeft zich inder daad slechts eenigszins naar behooren van zijne taak gekweten, dan blijft de erkenning daarvan door spr. in zijne genoemde qualiteit nimmer achterwege evenals dit ook geschiedt van het andere muziekkorps alhier. Om echter steeds, maar altijd door, de loftrompet te steken gelijk men schijnt te verlangen neen daarvoor zal spr. ook in 't vervolg nimmer zijn te vinden. Spr. begrijpt wel, en 't is door de rede van den heer van Sloterdijck opnieuw bewezen dal hij daardoor bij deze of gene een gevoel van ontstemming kan veroorzaken maar dit zal hem niet kun nen deren. Ook uit eigen jarenlange ervaring weet spr. hoe uiterst gevoelig artisten van alle slag zijn als men niet altijd goedkeurt of zich zelfs maar de geringste aanmerking op hun werk veroorlooft. Wie zich echter daarnaar zou willen richten, zou der wezenlijke kunst den slechtsten dienst bewijzen. De wijze waarop de heer van Sloterdijk over genoemde cou rant heeft gesproken, blijve eindelijk geheel voor zijne rekening. De door hem betoonde gevoeligheid zou intusschen bewijzendat men toch nog niet geheel onverschillig is voor de gunsten ook van deze „oude vrouw". Eindelijk moet spr. zich nog de op merking veroorlovendat naar zijne bescheiden meening eene vergadering van den Gemeenteraad allerminst de plaats is om zich dergelijke uitvallen te veroorloven. De heer van Slotördijck geeft in antwoord op de vraag van den heer Duparchoeveel de commissie dan wel noodig zou hebben om het muziekkorps goede muziek te doen maken hoe onaangenaam ook al gedaan te kennen dat hij zich daar over niet zal uitlatennu de staat van de begrooting geene verhooging toelaat en de heer Duparc toch geen cent meer zou willen toestaan. Ook moet spr. opkomen tegen de mededeeling in het verslag, alsof spr. van eene „g(*voelige" verhooging der subsidie zou hebben gesproken. Hij heeft dat woord in de sectie niet ge bruikt maar al ware 't zoo dan zou hij toch de deductie van den heer Duparc ongepast vinden, om uit dat woord te distil- leeren dat artisten „gevoelig" zijnen dit als 't ware op spr. toe te passen. Spr. herhaalt 'tdat de leden van het korps niet worden beloond overeenkomstig hunne diensten en door de commissie niet hooger kunnen worden beloond wegens de te beperkte subsidie. Hij moet er nog op wijzendat de verdiensten we gens uitvoeringen in den Prinsentuin niet door de leden van het korps boven hunne bezoldiging worden genoten maar in de kas worden gestort, waaruit die bezoldiging hun wordt betaald. Dit is niet het geval met de verdiensten, die het korps heeft bij andere extra gelegenheden of van concerten die het bui tendien geeft. De heer Duparc zou wel eene vraag tot den heer van Slo terdijck wenschen te richten deze n.l. Wat kan hem hebben bewogende zaak in de sectie ter sprake te brengen veel meer nog, met welk doel er een zoo onverkwikkelijk debat over te openenwaar hij zelf moet hebben ingezien dat in elk geval zijn verlangen met het oog op den toestand der ge meente-fmanciën toch niet tot eenig practisch resultaat zou kunnen leiden En nog eene andere vraagWaarom is de commissie voor het stedelijk muziekkorps zelve niet met een behoorlijk gemotiveerd voorstel voor den dag gekomen indien er inderdaad zoo groote behoefte was aan versterking van het korps Hoe voorts de heer van Sloterdijck nog een oogenblik heeft kunnen mecnen dat spr. hem op het oog zou hebben gehad toen hij van „artisten" sprakis hem inderdaad onbe grijpelijk. Spr. houdt zich overtuigd dat dit geachte lid ge voel en liefde voor de kunst heeftmaar artistHet kwam niet in spr. gedachten op dat woord op hem toe te passen Mocht spr. eene onderstelling wagen uit te spreken 't zou deze zijndat de heer van Sloterdijck als lid van de muziek- commissiedoor zijne voortdurende aanraking met dit korps niet vrij is gebleven van de gevoeligheidwaarop spr. doelde want hij was geheel de echo van de reclames diehij zegt het noode in het openbaar maar hij wordt er door den heer van Sloterdijck toe gedwongen herhaaldelijk lot spr. komen als er niet genoeg lof aan dat korps wordt toegezwaaid. Spr. zal de vergadering niet verder vermoeien met nog te Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 24 October 1891. antwoorden op alles wat de heer van Sloterdijck in zijn twee den termijn heeft gemeend te moeten aanvoeren èn tegen de Commissie van rapporteurs èn tegen spr. persoonlijk. Het geenszins door hem uitgelokte debat heeft reeds veel te groote proportion aangenomen. Hij zou anders de nieuwe beschuldi ging van „ongepastheid" en wat al niet meer op den heer van Sloterdijck zelf kunnen doen neerkomen. Hij zal te eerder na laten dit te doen omdat het strijdt met zijn begrip van 't geen de waardigheid van den Raad vordert. Doch waartegen hij nog maals met al de krachtdie in hem is moet opkomen is de niet teruggenomen beschuldiging alsof hij ten aanzien van het stedelijk muziekkorps zou worden gedreven door een gevoel van partijdigheid of hoe het geachte lid het verkiest te noemen. Waar die beschuldiging in het openbaar tegen spr. is gedaan, sommeert hij mede in het openbaarden heer van Sloterdijck, om die beschuldiging met bewijzen te staven. Spr. kan dit met volkomen gerustheid doenomdat hij weetdat zoo iets den heer van Sloterdijck onmogelijk zal zijn. Maar dan zullen zijne geachte medeleden en ook het publiek welen hoe vol komen ongemotiveerd en ongerechtvaardigd dit geachte lid in deze zaak is opgetreden. De bespreking over dezen post wordt hierop gesloten en deze wordt onveranderd vastgesteld. De post voor onvoorziene uitgaven wordt aangehouden tot na de vaststelling der inkomsten. Hierop wordt overgegaan tot de behandeling der inkomsten Hoofdst. I, II, afd. I—VIIIvolgno, 1 tot en met 17 wor den onveranderd goedgekeurd. Bij volgno. 18. „Opbrengst van schoolgelden voor onderwijs aan scholen voor lager onderwijs f 17400" stellen rapporteurs voor dezen post met f 4400 te verminderen welk bedrag ver tegenwoordigt een meerdere opbrengst als gevolg van eene verhooging der schoolgeldenwaartoe wel door burgemeester en wethouders het voorstel zal worden gedaan maar nog niet door den raad is besloten. De heer Bekhuis had wel eenige bedenking tegen deze verlaging van den post maar om het vormelijk bezwaardoor rapporteurs aangevoerd, zal hij met hen medegaan. Spr. hoopt, dat spoedig een voorstel tot wijziging der heffing van school gelden den raad ter overweging zal worden aangeboden. De heer Duparc kan mededeelendat dit onderwerp bij de commissie van toezicht in behandeling is geweest en nu afgedaan iszoodat binnen weinige dagen het advies bij bur gemeester en wethouders kan worden ingewacht. Volgno. 20 sub c „pacht van de zathe Achter de Hoven" wordt op voorstel van burgemeester en wethouders gewijzigd zoodat in de plaats van 1800 wordt uitgetrokken f 1928. Volgno. 21 sub i „huur der woning aan den Stienserweg f93,GO" wordt geroyeerd, tengevolge van het besluit tot ver koop van deze woning. In verband hiermede wordt de post onder volgno. 58 „verkoop van gebouwde en ongebouwde eigendommen", nu voor memorie uitgetrokken in een cijferpost tot een bedrag van 1000, zijnde de verkoopsom, veranderd. Volgnos. 22 tot en met 56 blijven onveranderd. Op voorstel van den heer Troelstra wordt mede naar aanlei ding van het heden genomen besluit tot wijziging van de ge- meentebegrooting dienst 1891 en tot aflossing in 1892 van eene tijdelijke geldopneming op den dienst van 1891, besloten, volgno. 57, „opbrengst van eene aan te gane geldleening f 10000" te wijzigen als volgt„Geldleening ter bestrijding van uitgaven voor buitengewone werken en aflossing van tijdelijk opgenomen gelden f 35,500" en onder volgno. 57a een nieuw artikel aan te brengen luidende „opbrengst van eene geldleening voor aflossing van tijdelijk op genomen gelden voor de gasfabriek f 30000". De overige posten der inkomsten worden onveranderd vast gesteld. Hierop wordt besloten de definitieve vaststelling der begroo ting tot eene volgende vergadering aan te houden. De voorzitter sluit de vergadering. Boekdrukkerij van A.. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1891 | | pagina 7