56
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 Augustus 1892.
gebeurenzoo zij daartoe niet overgaan. Straks is echter door
den heer Meijer gezegd, dat wat het le kanaalpand betreft
burgemeester en wethouders het wenschelijk zouden achten
dat de gemeente meesteres werd van de aangrenzende terreinen,
om hetgeen niet voor het kanaal noodig is als bouwterreinen
te kunnen verkoopen. Een ieder zal het duidelijk zijn dat dit
van groot belang is. Het grootste gedeelte is reeds in het be
zit van de gemeente gekomen en zij heeft ook het exercitie
terrein van de schutterij. Nu is het streven van burgemeester
en wethouders om zooveel mogelijk de andere gedeelten ook
bij minnelijke schikking te verkrijgen. Dan staat men op zui
verder terrein. Het is moeielijkden stand der onderhande
lingen thans hier mede te deelen. Er zijn pogingen aangewend,
om van terreinen aan de zuidzijde van het kanaal meester te
worden hetgeen op geschikte en billijke wijze door ruiling van
land zou kunnen geschieden wat zelfs voor den eigenaar zeer
aannemelijk schijnt. Maar wanneer nu overdreven eischen
worden gestelddan komt in overweging, niet dadelijk den wal-
muur door te trekken althans nietwanneer het een gedeelte
mocht betreffen aan het einde van het le kanaalpand gelegen.
Ofschoon de dadelijke voltooiing der walmuren zooals spr.
zeidein de bedoeling ligt achten burgemeester en wethou
ders om de opgegeven redenen de voorgestelde reserve wen
schelijk. Het spreekt van zelfdat burgemeester en wethou
ders van deze bevoegdheid niet dan in de uiterste noodzake
lijkheid zullen gebruik maken.
Spr. deelt de vrees van den heer Duparc nietdat deze re
serve bij de regeering bezwaar zou opleveren. De grond is er
eenmaal voor bestemd en dan zal de regeering niet in aan
merking nemen of de walmuren dadelijk of eerst later zullen
worden gemaakt.
Wat de subsidie betreft spr. meentdat oorspronkelijk be
sproken was, een gedeelte walmuur aan te brengen en in verband
daarmede de subsidie is verleend maar dat later toen men hel
wenschelijke van dadelijke geheele uitvoering inzagovereen
gekomen is hiertoe over te gaan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer van Sloterdijck wordt nu in
stemming gebracht en verworpen met 9 tegen 5 stemmen.
Vóór stemden de heeren Kuipers Dijkstra van Sloterdijck
Duparc en van der Scheer.
De heer van Eijsinga had inmiddels de vergadering verlaten.
Onderdeel III en daarna hel voorstel in zijn geheel worden
onveranderd vastgesteld.
V. De heer Duparc bekomt verlof van de vergadering, om
van burgemeester en wethouders inlichting te vragen over de
uitvoering der verordening regelende de politie op den in- en
vervoer, den verkoop enz. en de keuring van vleesch en andere
levensmiddelen.
Het zal den leden zeker niet onbekend zijn gebleven zegt
spr., dat onlangs het was Zondag den 17 Juli onderschei
dene officieren nadat zij het middagmaal aan hun gewone ta
fel hadden gebruikt, min of meer vrij ernstig ongesteld zijn ge
worden.
Het vermoeden rees dadelijk dat de ongesteldheid zou zijn
veroorzaakt door het gebruik van vleesch (beafstuk), afkomstig
van eene zieke koe.
Van hetzelfde vleesch was bij den kok nog eene kleine hoe
veelheid voorhanden.
Het deskundig onderzoek van dit restantje bevestigde het ver
moeden waarvan spr. gewaagde
Denzelfden dag en een dag daarna werden ook verscheidene
onderofficieren na het gebruik van vleesch ongesteld, zoomede
de leden van enkele burgergezinnen. Hier had echter geen
deskundig onderzoek plaats. Opmerkelijk is het echter, dat
gelijk spr. uit betrouwbare bron heeft vernomende enkele le
den van die gezinnen, die niet van het bewuste vleesch hadden
genuttigdgezond zijn gebleven.
Spr. heeft zich, met het oog op den algemeenen gezondheids
toestand aan de zaak gelegen laten liggen. Wat is hem bij
een nauwkeurig onderzoek gebleken
Dat Donderdags te voren in een niet ver van Leeuwarden
gelegen dorp eene koe aan bloeddiarhoea gestorven en daar bij
een slager geslacht is en verder dal dit beest moet zijn ge
kocht door een Leeuwarder slager die op zijne beurt
vleesch dezer koe heeft verkocht aan een anderen slager alhier,
die het vleesch voor de officierstafel levert.
Van wie het vleesch der onderofficierstafel afkomstig wasis
spr. ook bekend. Of echter ook dit vleesch van de bewuste
koe afkomstig was Op de vraag van spr. hiernaar moest men
nog het antwoord schuldig blijven.
Vier weken te voren is mede het geval voorgekomen dat
enkele personen na het gebruik van vleesch ongesteld werden.
Heeft nu het feit zich inderdaad voorgedaan, dat vleesch v;
eene elders tengevolge van ziekte gestorven koe in deze g»
meente is ingevoerd, dan is, zegt spr., gehandeld in strijd me.
het le lid van art. 7 der genoemde verordening waarbij zoo
danige invoer uitdrukkelijk is verbodenen zij die dit vleesch
hebben verkochtafgeslagen en afgeleverd hebben mede ir
strijd met deze bepaling gehandeld.
Is dit een en ander geschied, dan bewijst dit, volgens spr.:
1. dat geen behoorlijk toezicht op de stipte naleving der
verordening wordt uitgeoefend
2. dat de keuring van het vleesch te Leeuwarden te wen-
schen overlaatin weerwil dat de Raad verleden jaar strenge
voorschriften hiervoor heeft vastgesteld.
Zijn echter de door spr. bekomen inlichtingen wat betreft
den invoerniet juist geweesthij herhaalt echter dat hij
alles uit eene betrouwbare bron heeft geput, dan blijft in
elk geval het tweede punt van krachtn.l. dat de keuring van
het vleesch te Leeuwarden onvoldoende is.
Dat spr. met andere leden van den Raad reeds jaren lang
dit gevoelen was toegedaan, is bekend. Voor keurmeesters van
vleesch moet men hebben wetenschappelijk gevormde mannen,
die ook een microscopisch onderzoek weten in te stellen maar
geenszins zooals hiereen vroegere slager en wat nog erger
iscommiezen van 's rijks belastingenfiscale beambten die
alléén verstand kunnen hebben van de waarde van het vee.
Er is echter meer.
Naar van meer dan één zijde aan spr. is medegedeeld zou
den onze zoogenaamde keurmeesters in het denkbeeld verkeeren
dat in deze gemeente ingevoerd versch vleesch als het is voor
zien van het bij het le lid van art. 2 der verordening voorge
schreven bewgs van goedkeuring van den veearts der gemeente
waaruit het afkomstig is dan verder aan hun onderzoek is ont
trokken. Dat dit zou strijden met de verordeningzal spr. wel
niet behoeven uiteen te zetten. Het zou intusschen eenigszins
verklaren, waarom het slechte vleesch, waarvan hij in den be
ginne sprakniet is afgekeurd en dus in consumtie kon wor
den gebracht.
Spr. heeft reden te veronderstellen, dat de door hem ge
noemde feiten, zoo niet geheeldan toch grootendeeis aan het
college van burgemeester en wethouders niet onbekend zijn ge
bleven. Hetzij dit echter al of niet het geval is spr. heeft het
na ook in de gisteren avond gehouden vergadering van de ge
zondheidscommissie nog het een en ander over het gebeurde te
hebben vernomen, evenals het geachte medelid, de heer Baart
de la Faille, zijn plicht geacht, de zaak hier ter sprake te
brengen en hij veroorlooft zich tot burgemeester en wethou
ders het beleefd verzoek te richten, om naar de door hem me
degedeelde feiten een nauwkeurig onderzoek in te stellen of te
doen instellen.
Mocht daaruit blijken dat werkelijk de verordening is over
treden dan zal naar spr. vertrouwt, eene gerechtelijke vervol
ging der overtreders niet acherwege blijven en zullen deze
zoowel als andere slagers daardoor worden afgeschriktvoor
taan weder vleesch in te voeren waardoorgelijk nu onlangs
de gezondheidzoo niet het leven der menschen in ernstig
gevaar wordt gebracht.
Ten slotte nog dit. Hij heeft zich onthouden hier, in het
openbaarnamen van personen en plaatsen te noemen
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 9 Augustus 1892.
57
doch is volgaarne bereiden zeker is dit ook de heer Baart
de la Faile die namen na afloop der vergadering aan bur-
gemeester en wethouders op te geven ten einde voor hun col
lege zooveel noodig het in te stellen onderzoek te vergemak-1
kelijken.
De Voorzitter kan den heer Duparc antwoorden dat de
door hem ter sprake gebrachte zaak niet eerder officieel ter
kennis van burgemeester en wethouders is gekomendan he
den morgen. Spr. heeft vóór zich een schrijven van heden
van de vereeniging ter bevordering van volksgezondheid, waarin
mede op ditzelfde geval wordt gewezen. Ook aan spr. als
waarnemend burgemeester is officiéél niets er van bekend.
Toen spr. het voorgevallene in de courant las liet hij den
-meester van vleesch, Bijlsma bij zich komen, teneinde
hem zooveel mogelijk te worden ingelicht,
let is hem toen geblekendat, volgens het oordeel van
jlsmahet vleesch waarvan hier sprake isvan buiten is
^gevoerd gewordenderhalve vleesch dat vooraf door een
•meente-veearts is gekeurd geworden. In verband hiermede
jet spr. terugkomen op het door den heer Duparc gesprokene.
:ze vond in dit feit aanleiding om minachtend over de keur
meesters te sprekenen nogmaals zijne denkbeelden te ont
wikkelen over de wetenschappelijke vormingdie keurmeesters
van vleesch enz. z. i. moeten hebben. En juist het vleesch
dat wordt ingevoerd, moet onderzocht zijn door een gemeente
veearts derhalve door een wetenschappelijk man. Betrof het
geen ingevoerd vleeschdan kon de heer Duparc misschien
reden hebbenop dien toon over de keurmeesters te spreken.
Nu is hij volgens spr., onbillijk in zijn oordeel.
Intusschen is 't spr. geblekendat bij de keurmeesters een
dwaalbegrip bestaat. Zij meenen n.l., dat als vleesch wordt
ingevoerddat natuurlijk gedekt is door eene verklaring van
een deskundige't niet op hunnen weg ligt om het vleesch
aan eene nieuwe keuring te onderwerpen. Spr. heeft aan Bijl
sma gezegd, dat zij daarin dwaalden en dat zij zelfs verplicht
warenom bij twijfel zich tot den gemeente-veearts alhier om
bijstand te wenden.
Burgemeester en wethouders zullen de zaak nader doen on-
derzoeken.
De heer Duparc zou niet weder het woord hebben ge- j
vraagd indien de voorzitter hem daartoe nietals ware het
had gedwongen. Met een zekeren pathos toch wilde de voor
zitter verkondigen dat spr. een minachtenden toon had aan
geslagen over ambtenaren door burgemeester en wethouders
I aangesteld. De hierin opgesloten beschuldiging meent spr.
1 van zich te moeten afwerpen. Het verschil tusschen den voor
zitter en spr. ligt eenvoudig in de wijze van appreciatie oi
liever van beoordeeling van 't geen in een keurmeester van
vleesch en andere levensmiddelen wordt vereischt. De voor
zitter en met hem de andere leden van het dagelijksch be
stuur, zijn van oordeeldat een gewezen slager en commiezen
van de belastingen wél de noodige bekwaamheid bezittenom
1 de betrekking van keurmeester te kunnen waarnemen terwijl
spr. en meer anderen dit steeds blijven ontkennen. Voor het
onderzoek waarvan hier sprake isisgelijk spr. reeds deed
opmerken, dikwijls ook microscopisch onderzoek noodigen
nu vreest spr. geen tegenspraakvan wien ook te zullen on
dervinden als hij beweert dat aan de bedoelde personen
vooral ook voor zóódanig onderzoek elke bekwaamheid moet
1 worden ontzegd. Dat nu keurmeesters als welke men te
Leeuwarden heeft, er tegen opzien, om ingevoerd vleesch ge
dekt met eene verklaring van een rijksveeartsnog eens te
keurenis licht verklaarbaar. Doch spr. moet er nog wel op
wijzen dat de rijksveearts dien ook de voorzitter op het oog
heeftwel is waar gelijk aan spr. is medegedeeld, de
j koe had goedgekeurd doch er moet hebben bijgevoegddat
'het vleesch spoedig moest worden geconsumeerd. En wat is
nu gebeurd De keuring had Donderdags plaats en Zondags
1 daarna werd het vleesch voor de bedoelde officierstafel afge
leverd, en dit nog wel in de maand Juli. Is het dan te ver
wonderen dat de gevolgen niet zijn uitgebleven
De heer de la Faille gelooftdat men voor het oogenblik de
keurmeesters en hunne geschiktheid verder buiten bespreking kan
laten. Men heeft nu alleen met het bericht te doen, dat vleesch
van eene ten gevolge van ziekte gestorvene koe is ingevoerd
en daardoor art. 7 der verordening is overtreden. Spr. is 't nu
I met den heer Duparc volkomen eensdat een nader streng
onderzoek moet worden ingesteld en de schuldigendie het
vleesch in consumptie hebben gebrachtmoeten worden ver
volgd.
I De Voorzitter herhaaltdat burgemeester en wethouders
aan de opdracht zullen voldoenen na een nauwkeurig onder
zoek zoo noodig tot eene vervolging overgaan.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed le Leeuwarden.