60
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 23 Augustus 1892.
De Voorzitter gelooftdat hiertegen geen bezwaar kan
bestaan. Het was de bedoeling van burgemeester en wethou
ders om in de nader door hen vast te stellen voorwaarden
eene bepaling omtrent het rasterwerk op te nemen zij zullen
dan daarbij nota nemen van het denkbeeld van den heer Me-
nalda.
Hierop wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan F.
Dalstra vergunning te verleenen buizen voor waterafvoer te
leggen in gemeentegrond.
Zonder discussie wordt besloten
behoudens goedkeurign van Gedeputeerde Staten aan F. Dal
stra vergunning te verleenen voor afvoer van water van zijn
perceelsectie G no. 3453 naar de Potmarge twee buizen te
leggen in het aan de gemeente behoorend perceel sectie G no.
5229 onder voorwaarde
1. dat die buizen uitsluitend moeten dienen tot loozing van
hemel- en menage water
2. dat die buizen moeten worden gelegd overeenkomstig de
door burgemeester en wethouders vast te stellen bepalingen
3. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente
op den grondwaarin de buizen zullen worden gelegd door
den adressant jaarlijks ƒ1,50 aan de gemeente moet worden
betaald.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot overdracht
van een stuk gemeentegrond aan II. Drijfhout.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan H. Drijf
hout timmerman alhiervoor de som van f 50 in eigendom
over te dragen het op de overgelegde teekening met roode
arceering aangeduid strookje grond ter oppervlakte van onge
veer 15 M2., deel uitmakende van het perceel ten kadaster be
kend gemeente Leeuwarden in sectie G no. 1213 gelegen aan
de St. Anthonystraatonder voorwaarde
a. dat het op het af te stane terrein staande urinoir van
gemeentewege op kosten van adressant zal worden verplaatst
b. dat de hoogte van den uit te breiden timmerwinkel met
verdieping niet meer mag bedragen dan 6.50 Meter;
c. dat de kosten vallende op de eigendomsoverdracht komen
ten laste van den adressanten
voorts op nader door burgemeester en wethouders vast te
stellen bepalingen.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot toekenning
van eene vergoeding aan den concierge van de Middelbare
Meisjesschool voor het gemis van eene kamer.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voorte be
sluiten
aan den concierge van de school van middelbaar onderwijs
voor meisjes eene schadeloosstelling te geven voor het gemis
van zijne kamer aan de Groote kerkstraat, berekend naar f 100
in het jaaringegaan den 1 Augustus 1892, onder voorwaarde,
dat hij daarvoor tevens aan de directrice der school het ge
bruik zijner kachel in die kamer late.
De heer van Slotordijck zal zich niet verklaren tegen
het toekennen van de voorgestelde vergoeding aan den con
cierge omdat deze een uitvloeisel is van een daad van bur
gemeester en wethouderswaartoe zij meenden eigener auto
riteit te moeten overgaan in het belang van het onderwijsn.l.
het aanbrengen van eenige veranderingen in de middelbare
meisjesschool. Spr. zal hierover geene bemerkingen maken
inlegendeelburgemeester en wethouders verdienen allen lof
voor hunne activiteit in dezenmaar toch heeft hij eene be
denking in 't midden te brengenomdat hij niet gaarne zou
willen dat dit geval zal strekken als antecedent voor het ver
volg. Indien een ambtenaar wordt benoemd op eene jaarwedde
en genot van vrije woningzooals met den concierge dezer
school het geval is dan kan hij geen bepaald recht doen gel
den op het gebruik der localiteiten die hem voor woning bij
den aanvang zijn afgestaan. Nu zal deze tijdelijk verstoken
worden van het gebruik van eene kamerwaarvoor burgemees
ter en wethouders hem eene vergoeding wenschen te doen ge
ven. Spr. herhaalt 'thij zal zich hiertegen niet verzetten
maar als antecedent verdient 't geen navolging. Tal van der
gelijke gevallen kunnen zich voordoen zonder dat er termen
zullen bestaan om eene vergoeding te geven. Spr. heeft deze
opmerking willen maken om zich te vrijwaren voor de conse
quentie in volgende gevallen.
De heer Reeling Brouwer doet opmerkendat het ver
lies van deze kamer voor den concierge niet gering is. Spr.
heeft gisteren den toestand opgenomen en daarbij is hem ge
bleken dat de concierge slechts de keuken overhoudtdus
weinig ruimte. Hij is 't met den heer van Sloterdijck eens
dat men in deze geen antecedent voor het vervolg moet stellen,
doch men vergete nietdatwanneer men genot van vrije wo
ning aan eene betrekking verbindthet dan ook werkelijk eene
woning moet zijn. Zooals de localiteit voor den concierge nu
na de veranderingen in het gebouw is gewordenzou die niet
als woning bij het aanvaarden der betrekking kunnen worden
aangeboden. De commissie van toezicht acht 't zeer wensche-
lijk, dat de concierge in het gebouw blijft wonenen met het
oog op een en ander stelden burgemeester en wethouders voor,
hem eene geheel tijdelijke vergoeding voor het gemis der ka
mer toe te kennen.
De heer van Sloterdijck betuigt zijnen dank voor de
bekomen inlichtingen. Nu het is gebleken dat de concierge
bijna geen ruimte voor woning overhoudt, vraagt spr., of dit
geen beletsel had moeten zijn tegen de aangebrachte veran
deringen in de schoolofschoon hij natuurlijk hulde brengt
aan de poging van burgemeester en wethouders om de voor
het onderwijs hoogst gewenschte veranderingen op eene zóó
zuinig mogelijke wijze te doen aanbrengen. De concierge blijft
nu in het gebouw wonen en heeft dus eenige woonruimte noo-
dig. Ligt 't nu niet voor de handdat hij andere localiteiten,
dan die voor zijn gebruik bestemd zijnzal in gebruik nemen?
De heer Reeling Brouwer kan nog mededeelendat de
concierge verklaard heeft, zich met het gebruik van de keuken
alleen te zullen tevreden stellen. Mocht de woning voor den
concierge *geheel onvoldoende blijken te zijndan zou een voor
stel kunnen worden gedaan tot eene kleine verbouwingten
einde in dat gemis te voorzien. Burgemeester en wethouders
hebben gemeenddat de veranderingendie nu zijn aange
bracht op de zuinigste wijze in de behoefte aan meerdere
ruimte voor de lessen zullen voorzien en dat men voorloopig
hiermede kan volstaan.
Hét voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek van den pachter van het havengeld om
wijziging van de verordening op de invordering van havengeld.
De pachter heeft verzocht, in deze verordening bijv. eene
bepaling op te nemendat geene schepen in de gemeente zul
len mogen vertoeven welker gezagvoerders het verschuldigde
havengeld niet op de eerste vordering hebben voldaan of iets
dergelijks.
Burgemeester en wethouders stellen voordit verzoek als
niet voor inwilliging vatbaar, te wijzen van de hand.
Hiertoe wordt zonder discussie besloten.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het vast
stellen van een besluit op de heffing en eene verordening op
de invordering van havengeld.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 23 Augustus 1892.
-u» ..«„„oor» naar et
61
I Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
I opnieuw onveranderd vast te stellen
I a. het overgelegd besluit tot heffing van eene belasting on-
I der den naam van havengeld vastgesteld den 13 Augustus 1889,
I goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 11 September d.a.v. no.
I 15 met de daarbij behoorende memorie van toelichting
Ij b. de bij het sub a genoemd besluit behoorende verorde-
I ning op de invordering van het recht onder den naam van ha-
I vengeld vastgesteld mede bij raadsbesluit van 13 Augustus 1889.
Diensvolgens is vastgesteld navolgend besluit
I De raad der gemeente Leeuwarden
B Gelet op het koninklijk besluit van 11 September 1889 no. 15;
Overwegende dat er noodzakelijkheid bestaat om het besluit
tot het heffen van een recht onder den naam van havengeld
opnieuw vast te stellen
I Gelet op de artikelen 238240 en 254 der gemeentewet
Besluit
f Vast te stellen navolgend
BESLUIT tot heffing eener belasting
onder den naam van havengeld.
Art. l.
vaartuig de overgenomen vracht vervoert naar eene andere
plaats dan diewaarvoor het hoofdschip is bestemd.
3. Wegens vaartuigen niet vallende onder letter g van art.
1 van minder dan 5 kubieke meter inhoudmits niet in eene
vaste beurt varendeen voor alle vaartuigendie aan of op
een der scheepstimmerwerven worden hersteld ot in aanbouw
zijn.
4. Wegens vaartuigen rechtstreeks in gebruik voor den ge
meentedienst hetzij voor de gemeentewerken de reiniging of
anderszins.
5. Wegens houtvlottendie de gemeente binnen gekomen
vóór den nacht in particulier water worden opgeborgen.
Wegens de trekschepenbarges of stoombooten die gebe
zigd worden in vaste trekveren of stoombootdiensten wordt
wanneer in den dienst door de gezamenlijke schippers vierma
len of meer in de week wordt gevarenvoor l van het recht
vrijstelling verleend.
20
15
10
Voor het gebruik of genot van de openbare gemeentewer
ken ten behoeve van de scheepvaartwordt onder den naam
van havengeld een recht geheven van de gezagvoerders of
schippers, wegens de vaartuigen, waarmede zij in de wateren,
grachten en kanalen dezer gemeente, gelegen binnen de gren
zen, vermeld in art. 5, liggen, naar het volgend tarief
a. voor zeil- en stoomschepen van 2G kubieke meter inhoud
en daarbovenin eene vaste beurt varende en vaste ligplaat
sen hebbende, wegens iederen kubieken meter inhoud Ij cent.
b. voor schepen alsboven van 20—25 kubieke
meter inhoud, per schip
c. voor schepen alsboven van 15—20 kubieke
meter inhoud, per schip
d. voor schepen alsboven, van 5—15 kubieke
meter inhoud, per schip
e. voor trekschepen of bargesper schip
f. voor schepen, die niet in eene vaste beurt va
ren van 5 kubieke meter en daarboven wegens
iederen kubieken meter inhoud
g. voor pramen, jachten en booten, die in de ge
meente het geheele jaar door vertoevenwegens
iederen kubieken meter inhoud
h. voor houtvlotten, wegens iedere 15 vierkante
meter oppervlakte
Door inhoud wordt verstaan de ruimte der vaartuigen, be
doeld bij 2 van tabel XVI der patentwetvastgesteld bij de
wet van den 22n April 1852 (Staatsblad no. 61).
Behoudens de vrijstellingen is het recht verschuldigd door de
gezagvoerders of schipperstelkens en terstond bij de aan
komst van hun vaartuig binnen de in art. 5 aangewezen gren
zen in de gemeente.
Bij gebreke van gezagvoerder of schipper is de eigenaar van
het vaartuig het recht verschuldigd.
Art. 2.
Art. 3.
Wegens de vaartuigen, genoemd in art. 1 sub letter a e
is het recht slechts eenmaal verschuldigdongeacht den duur
van het verblijf in de gemeente.
Wegens de vaartuigen, genoemd in art. 1 sub letter f is,
indien zij langer dan vier weken achtereen in de gemeente
ligplaats hebben het recht na afloop van ieder tijdvak van
vier weken op nieuw verschuldigd.
Wegens vaartuigen genoemd in art. 1 sub letter g alsmede
voor houtvlottenis het recht verschuldigd voor iedere week
van het verblijf in de gemeentehet gedeelte van eene week
voor een geheele gerekend.
1
10
Geen recht is verschuldigd
ut ..nm.tiiirron (liC
1. Wegens vaartuigendie uitsluitend aan wallen niet in
onderhoud bij de gemeente laden of lossen of ligplaats hebben.
2. Wegens vaartuigendie zonder oponthoud en zonder te
laden of te lossen de gemeente enkel doorvaren
als oponthoud wordt niet beschouwd een verblijf van minder
dan 24 urende Zondag wordt niet medegerekendals laden
wordt niet beschouwd het innemen van winkelwaren voor eigen
huishoudelijk gebruik der gezagvoerders
als lossen wordt niet beschouwd het tijdelijk overladen van
een gedeelte der vracht in een ander vaartuigindien dit noo-
dig blijkt te zijn om den lagen waterstandtenzij het lichter-
Art. 4.
Het recht kan bij wijze van abonnementwegens schepen
in art. 1 sub letters a tot e genoemd telkens drie maanden
vooruit worden betaaldonder korting van 20 procent van het
vermoedelijk gedurende dat tijdvak te betalen bedrag
voor schepen genoemd in art. 1 sub letter gkan het recht
bij abonnement voor één jaar vooruit worden voldaantegen
betaling van 20 cent per kubieken meter.
Art. 5.
Als grenzen der gemeentewaterenbuiten welke het recht
niet is verschuldigdworden aangemerkt
wat de Dockumer-Ee betreft, het brugje op Camstraburenbij
de woning no. 133
wat het Vliet betreftde Poppebrug
wat de Potmarge aangaat, de lijn, getrokken van de zuide
lijke grens der slootten zuidwesten van het aschland tot
den zuidwestelijken hoek van het perceelwaarop de stroo-
cartonfabriek is gesticht
wat de Harlingervaart betreftde lijn getrokken van de west
zijde van het huis „de Sneekerstal" genaamd, plaatselijk bekend
Sneekertrekweg no. 11, tot het daartegenover gelegen gedeelte
van den Harlingertrekweg.
Art. 6.
Door burgemeester en wethouders wordt opgemaaktaange
houden en gepubliceerd een staat van alle, in de gemeente
binnen de in art. 5 aangeduide grenzen gelegene wallen, waar
van het onderhoud niet ten laste van de gemeente is.
Art. 7.
Dit besluit treedt in werking met ln Januari