62 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 23 Augustus 1892. VERORDENING op de invordering van het recht onder den naam van havengeld in de gemeente Leeu warden geheven. Art. 1. De invordering van het rechtdat onder den naam van ha vengeld wordt gehevengeschiedt door middel van openbare verpachtingtelkens voor een door burgemeester en wethou ders te bepalen tijdvakte houden op zoodanige voorwaarden als de raad op voorstel van burgemeester en wethouders zal vaststellen. De raad kan besluitende invordering bij gaardering te doen plaats hebben. Indien bij eene verpachting wegens ongenoegzaamheid van bodde pacht niet wordt gegundkunnen burgemeester en wethouders zich gemachtigd beschouwende invordering bij gaardering te doen plaats hebben. Ingeval van invordering door gaarderingwordt de instructie voor de gaarderszoomede de wijze van verantwoording door burgemeester en wethouders geregeldbehoudens mededeeling aan den raaddie de belooning der gaarders bepaalt. Door burgemeester en wethouders worden de namen van hendie als pachters of gaarders met de invordering zijn be lastter algemeene kennis gebracht. Art. 2. De gezagvoerders of schippers zijn verplicht dit recht te betalen of bij hunne afwezigheid te doen betalen door diegenen, welke alsdan in hunne plaats als zoodanig optreden. Indien meer dan één schipper op het vaartuig is geplaatst zijn allen hoofdelijk voor het verschuldigde aansprakelijk. Art. 3. De gezagvoerders of schippersdie niet in eene vaste beurt varen bedoeld bij art. 1 litt. f van het heffingsbesluitzijn verplicht bij hunne aankomst in deze gemeenteop de eerste aanvrage van de pachters of gaardersden meetbrief van hun vaartuig te vertoonen en vervolgens dadelijk het recht te vol doen. Indien de meetbrief niet in het vaartuig aanwezig is of op de eerste aanvraag van de pachters of gaarders niet wordt vertoond, bepalen deze den inhoud van het vaartuig bij bena dering. De gezagvoerders of schippers zijn gehouden zich aan deze bepaling te onderwerpen. Art. 4. De gezagvoerders of schippers die in eene vaste beurt va ren en eene vaste ligplaats hebben en hetzij dagelijkswe kelijks of op andere tijden meermalen in het jaarin deze gemeente aankomen bedoeld bij art. 1 litt. a, b, c, d en e van het heffingsbesluit, zijn verplicht om bij den aanvang van ieder jaar aan de pachters of gaarders den meetbrief van hun schip te vertoonen en opgave te doen, hoevele malen zij ver moedelijk in deze gemeente zullen aankomen. De vooruitbetaling van het recht, overeenkomstig art. 4 alinea 1 van het heffingsbesluitgeschiedt binnen de eerste veertien dagen van ieder kwartaal tegen quitantie van de pachters of gaarders. Voor trekschepen, barges en stoombooten bedoeld bij art. 2 laatste alinea van liet heffingsbesluitgeschiedt de berekening van het verschuldigde naar de beurtvaarten, die de gezamen lijke schippers, volgens de voor hunne diensten bestaande voor schriften, in het eerstvolgend kwartaal hebben te volbrengen. Art. 5. De eigenaren der schepen, bedoeld bij art. 1 litt. g van het heffingsbesluit zijn verplicht om bij den aanvang van ieder jaar of dadelijk na hunne aankomstaan de pachters of gaarders den meetbrief van hun vaartuig te vertoonen. Zij zijn tevens verplicht, iedere week het recht te betalen bijaldien zij geen gebruik maken van de bepaling, vervat in de 2e alinea van artikel 4 van het heffingsbesluit. Art. 6. Indien de eigenaren of begeleiders van houtvlotten deze in de wateren onder deze gemeente verlangen te doen vertoeven vragen zij daartoe vooraf de vergunning van burgemeester en wethouders. Na het bekomen der vergunning zijn zij gehouden dadelijk aan de pachters of gaarders opgave te doen van de hoegroot heid der houtvlotten in oppervlakte bij vierkanten meter en de belasting te voldoen over den tijd van verblijf, voor welken die vergunning aan hen is verleend. Indien zij geene vergunning hebben aangevraagdzijn zij niettemin het recht verschuldigd en gehouden, dit op de eerste aanvraag van de pachters of gaarders aan dezen te voldoen. Art. 7. Op aanvrage van de pachters of gaarders of andere daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen personenzijn de gezagvoerders of schippers in deze gemeente vertoevende verplicht de quitantie van het door hen betaalde recht te ver toonen. Art. 8. Indien gezagvoerders of schippers op aanvrage van de pach ters weigerachtig of nalatig zijnhet door hen verschuldigde recht te betalen geven de pachters van deze weigering of na latigheid terstond kennis aan den ambtenaar bedoeld bij art. 261 der gemeentewet, ten einde door dezen van die weigerign of nala tigheid, zoo zij hem blijkt, overeenkomstig art. 275 dier wet proces verbaal wordt opgemaakt. Dit procesverbaal wordt door hem overgebracht ten kantore van den gemeente-ontvanger, die als dan onmiddellijk overgaat tot de maatregelen voorgeschreven bij de artt. 258, 259 en 260 der gemeentewet. De artt. 261 262 269 tot en met 273 dierzelfde wet zijn hier mede van toepassing. Geschiedt de invordering door gaardering dan zijn de gaar ders bevoegdbij weigering of nalatigheid in het voldoen van het gevorderde rechtzelf hiervan procesverbaal op te maken op hunnen ambseed. Zij brengen dit over ten kantore van den gemeente-ontvangerdie daarmede handelt als boven is aange geven. Art. 9. Bij verschil van gevoelen nopens de richtige toepassing de zer verordening tusschen de pachters of gaarders en hen die het recht verschuldigd zijn, beslissen burgemeester en wethou ders. Art. 10. Deze verordening treedt in werking te gelijk met het besluit tot het heffen dezer belasting. 12. Nader voorstel van burgemeester en wethouders tot af- wijzing van een verzoek van den heer A. J. E. Lucardieom verplaatsing van het pontveer over de Willemsgracht. Onder intrekking van hun voorstel van 12 Juli jl. stellen burgemeester en wethouders nu voor, te besluiten aan den heer A. J. E. Lucardie e. a. te berichten dat het verzoek tot vérplaatsing van het pontveer over de Willems gracht bij de Schoolstraat naar het gedeelte van die gracht tus schen de Zuider- en Baljeestraten met kan worden ingewilligd en derhalve wordt gewezen van de hand. Verslag der'^andelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 23 Augustus 1892. 63 Zonder discussie wordt hiertoe besloten. 13. Het le suppletoir kohier der directe belasting op het inkomen, en 14. Reclames tegen aanslagen in de directe belasling opliet inkomen. In verband hiermede wordt de openbare vergadering tijdelijk gesloten. Na heropening der vergadering wordt vastgesteld navolgend besluit De raad der gemeente Leeuwarden Gezien het door burgemeester en wethouders opgemaakte eerste suppletoir kohier der directe belesting op het inkomen ten behoeve der gemeente Leeuwarden over het dienstjaar 1892 Gelet op art. 264 der gemeentewet Gelet op het besluit tot heffing der bedoelde belastingzoo als dat laatstelijk gewijzigd is vastgesteld bij besluit dezer ver gadering van den 9 September 1890, goedgekeurd bij konink lijk besluit van 7 November 1890, no. 44; Gelet voorts op het raadsbesluit van 27 October 1891, no. 4, I waarbij is bepaald, dat over het dienstjaar 1892 4,50 ten hon- j derd van het belastbaar inkomen zal worden geheven Besluit a. het eerste suppletoir kohier der belasting op het inko men ten behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1892 vast te stellen op een belastbaar inkomen van f 59613.86 en het totaal der aanslagen ten bedrage van f 2682.65. b. de aanslagen invorderbaar te stellen in drie termq nenvervallende den 15 October, 15 November en 31 De cember 1892. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1892 | | pagina 3