72
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 September 1892.
vergete voorts niet, dat het hier alleen de binnenvaart betreft.
Ieder burgemeester is zeker genoeg doordrongen van het groote
gewicht der zaak, en men mag veilig aannemendat de burge
meesters elkaar terstond zullen bericht geven bij het geringste
vermoedendat een schipper het voorschrift der verordening
zou willen ontduiken.
Op uitnoodiging voorts van den minister van Binnenlandsche
Zakenzijn de burgemeesters van alle aan zee gelegen gemeen
ten aangeschreven een streng toezicht op de Zuiderzee bin
nenvarende schepen te doen houden. Spreker gelooft daarom,
dat deze verordening in haar preventief karakter niet verder
behoeft te gaan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Dit artikel zoomede de overige artikelen en de considerans
worden zonder discussie aangenomende laatste nadat op voor
stel van den heer Duparc het aangehaald art. 171 der gemeen
tewet is vervangen door art. 161. Eerstgenoemd artikel kan
volgens de bepaling der wet van 31 Augustus 1853 {Staatsblad
No. 83) op deze verordening niet van toepassing zijn.
Alzoo is vastgesteld navolgend besluit
De gemeenteraad van Leeuwarden
Overwegendedat de Cholera Asiatica zich op meer dan
één plaats ook in Nederland heeft geopenbaard en er vooral
door middel van schepen gevaar van overbrenging en versprei
ding dier ziekte naar deze gemeente bestaat
Overwegendedat het in het belang is der gemeentedat
gevaar zooveel mogelijk te voorkomen
Gelet op artt. 135, 161 en 174 der gemeentewet, zoomede
op art. 29 der wet van 4 December 1872 {Staatsblad No. 134);
Heeft beslotenvast te stellen de volgende
gaand artikel bedoeld verlof niet dan nadat hem uit eene schrif
telijke verklaring van een geneeskundige is gebleken dat zich
geen personen lijdende aan cholera of aan een ziekte die
verschijnselen van cholera vertoontaan boord van het vaar
tuig bevinden.
Art. 5.
Met de zorg voor de nakoming dezer verordening en het op
sporen en constateeren van de overtredingen er van zijn be
halve de in art. 8 van het Wetboek van strafvordering genoemde
ambtenarenbelast de brugwachters en de ambtenaren en
beambten van politie zulks op den eed of de belofte bij de
aanvaarding hunner bediening afgelegd.
Art. 6.
Ter verzekering van de naleving van art. 1 wordt aan de in
het vorig artikel genoemde beambten en ambtenaren de be
voegdheid gegeventen allen tijde de vaartuigenwaarop een
zieke wordt vermoed zich te bevinden ondanks de bewoners
binnen [te treden mits zij zijn voorzien van een schriftelijken
last en met inachtneming van de voorschriften der wet van 31
Augustus 1853 {Staatsblad No. 83).
Art. 7.
De overtredingen dezer verordening worden gestraft met eene
geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden of hechtenis van
ten hoogste zes dagen.
Art. 8.
Deze verordening treedt tegelijk met de afkondiging in wer-
VERORDENING ter voorkoming van kinS-
de overbrenging en verspreiding T/
van de cholera te Leeuwarden. JT bur9emefer e" ^houders in zakhet
aanschaffen van eene stoomboot voor het uitoefetien van een
buitengewoon politietoezicht op de wateren der prise d' eau van
de Leeuwarder Waterleiding.
(Zie bijlage No. 9 tot het verslag van 's raads handelingen).
Art. 1.
Onverminderd het bepaalde bij art. 10 der wet van 4 Decem
ber 1872 {Staatsblad No. 134), zooals dit art. is aangevuld bij
de wet van 28 Maart 1877 {Staatsblad No. 36), is ieder ge- j
zagvoerder van een vaartuig of die dezen vervangt die een j
zieke aan boord heeft onverschillig van welken aard de ziekte I
ook zij verplichtdaarvan bij aankomst aan de Potmargebrug,
de Verlaatsbrug de Noorderbrug de Verwersbrug of de Pop-1
pebrug aan den daarbij dienstdoenden brugwachter kennis te
geven.
Art. 2.
De brugwachter is gehoudenhiervan terstond bericht te
doen toekomen aan den burgemeester of aan een door dezen
aangewezen ambtenaar of beambte.
Art. 3.
Het is den gezagvoerder of hem die dezen vervangt, verboden
a. de brug door te varentenzij met daartoe verkregen
schriftelijk verlof van den burgemeester of van een door dezen
aangewezen geneeskundige.
b. eene andere ligplaats met zijn vaartuig in te nemen dan
hem door den burgemeesterden door dezen aangewezen ge
neeskundige olbij afwezigheid van dezen door den brugwach
ter is aangewezen
c. zich tenzij met schriftelijk verlof van den burgemeester
of van den door dezen aangewezen geneeskundigemet zijn
vaartuig van de daarvoor aangewezen ligplaats te verwijderen.
Art. 4.
De burgemeester verleent het bij letter a en c van het voor-1
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor
aan Gedeputeerde Staten van Frieslandin antwoord op
hunne missive van 23 dezer No. 1 3e afd., mede te deeien
dat de gemeenteraad bezwaar maakt om de kosten voor een
stoomboot ter uitoefening van het rijkspolitietoezicht op de
vaarwaters de Pikmeerde Peanster Ee en de wijde Ee voor
rekening der gemeente te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Bokhuis heeft met genoegen vernomen dat bur
gemeester en wethouders met loffelijken ijver reeds drie weken
geleden pogingen in het werk hebben gesteld om te doen wa
ken tegen verontreiniging van de wateren der prise 'd eau. De
hulp van de regeering voor het instellen van een verscherpt
politietoezicht is daartoe ingeroepen. De Minister van Bin
nenlandsche Zaken heeft echter medegedeeld, dat hij in over
weging zal nemen het doen uitoefenen van rijks-politietoezicht,
maar dat z.i. de gemeente de kosten moet dragen van de aan
schaffing van eene stoomboot en zeker ook van de bemanning.
De vraag is gedaan of de gemeente die kosten op zich wil
nemen en ter beantwoording hiervan stellen burgemeester en
wethouders voor te berichten dat de raad daartegen bezwaar
heeft.
Het komt spr. met alle bescheidenheid voor dat toen vóór
drie weken burgemeester en wethouders zich te dezer zake
tot de regeering wenddenzij 't te hoog zochten en dat zij
zich direct tot den directeur der waterleidingmaatschappij had
den moeten wenden. Deze maatschappij toch heeft de verplich
ting om deugdelijkzuiver water te leveren en volgens art. 2
der concessie-voorwaarden rust op de maatschappij elke risico.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 September 1892.
Voorts zegt art. 3 datindien gedurende den gclieelen duur
der concessie het water te eeniger lijd niet aan de gestelde
eiselten voldoetde concessionaris verplicht is ten spoedigste
op zijne kosten zoodanige werken te maken en zoodanige maat-
regeien te nemen als noodig zullen zijn om daarm te voorzien.
Indien de concessionaris in gebreke blijlt ten spoedigste bedoelde
werken uit te voeren of de oereischte maatregelen te nemen
hebben burgemeester cn wethouders de bevoegdheid die te doen
uitvoeren op kosten en risico van den concessionaris.
Voor dit geval slaat men thans. Het is te vrcezen dal het
water der prise d' eau zal worden verontreinigd geschiedt dit
dan voldoet het water niet meer aan de gestelde eischen. De
concessionaris moet dus alles in het werk stellen om de ver
ontreiniging te voorkomen en de kosten van alle te nemen
maatregelen dragen want op hem alleen rust elke risico. Blijft
hij in gebreke, dan hebben burgemeester cn wethouders de
bevoegdheid daarin te voorzien.
De heer DuparC wenschtafgescheiden van de door den
heer Bekhuis aangevoerde kwestie, te wijzen op eene zinsnede
in het voorstel van burgemeester cn wethouders. Deze hebben
duidelijk aangetoond dat bedoeld toezicht geen speciaal Leeu
warder belang is maar hebben daartoe een argument bijge
bracht, dat nog wel eens eene opmerking van den Minister
van Binnenlandsche Zaken zou kunnen uitlokken. Zij zeggen
n. 1., dat de genoemde wateren zijn gelegen buiten het territoir
van deze gemeente en van harentwege aldaar dus geen het
minste toezicht kan worden uitgeoefend. Dit spreekt van zelf,
en de Minister heeft dan ook niet gevraagd dat Leeuwarden
dat toezicht zou uitoefenen. Hij heeft geschreven dat het rijk
wel toezicht wil doen houden mits de gemeente de kosten der
stoomboot drage.
De conclusie van burgemeester en wethouders is juistmaar
zij hadden kunnen volstaan te zeggen dat er voor de gemeente
geene aanleiding bestaat, dat toezicht te bekostigen.
De Voorzitter verwijst naar de missive van den Minister
van Binnenlandsche Zaken waarin wel degelijk gesproken wordt
van eene uitgaaf wegens het politietoezicht, üc Minister schi ijlt
in overweging te zullen nemen het voorstel van den Minister
van Justitie om door een buitengewoon politietoezicht op de
wateren in de naaste omgeving van de prise d' eau eene stipte
handhaving te verzekeren van de voorschriften door de verschil
lende gemeentebesturen uitgevaardigd tot voorziening tegen be
smettelijke ziekten. Het komt hem echter voor, dat de aan
schaffing van een daartoe noodige kleine stoomboot niet ten
laste van het rijk kan worden gebracht. Dat woordje .daartoe
slaat op het uitoefenen van politietoezichtwaarvan de kosten,
zooals de Minister verder schrijftten laste van deze gemeente
moeten komen.
Met het oog hierop hebben burgemeester en wethouders de
door den heer Duparc gewraakte woorden geschreven. De
eenige concessie die zij zouden kunnen doen zou bestaan in
eene vervanging van het woord „uitgeoefend" door„bekos
tigd."
De heer Troelstra kan weinig gewicht hechten aan het
bezwaar van den lieer Duparc. Burgemeester en wethouders
zeggen dat de genoemde vaarwaters zijn gelegen buiten het
territoir van de gemeente Leeuwarden en van harentwege al
daar dus geen het minste toezicht kan worden uitgeoefend,
maar dat toezicht zich zal moeten bepalen tot het naleven van
verordeningen door de aan de vermelde vaarwaters liggende
gemeenten uitgevaardigd, ook in het belang har er ingezetenen.
Het eerste gedeelte dezer zinsnede kan hoogstens overtollig
worden genoemdonjuist is het zeker nieten het laatste ge
deelte is volstrekt niet overbodig. Het komt alleen trouwens
voornamelijk aan op de conclusie en daarin staat duidelijkdat
de gemeenteraad bezwaar heeft de kosten van het toezicht voor
rekening der gemeente te nemen.
De heer Duparc ziet gcenc verbetering in de door den
voorzitter voorgesteld wijziging. De kwestie is toch geenszins
of het toezicht .door de gemeente zou kunnen worden bekostigd,
als er maar een post op de begrooting voor stond. Men zou
alleen moeten schrijvendat de bekostiging van het toezicht
niet van de gemeente kan worden gevorderd.
De heer de la Faille komt 't voordat men bezwaarlijk
uit artikelen 2 en 3 der concessievoorwaarden voor de water
leiding voorschriften kan putten omtrent maatregelen in dezen
door den concessionaris te nemen. Het is waarhij moet
goed en deugdelijk water leverenmaar hij zou kunnen zeggen
laat dat maar aan mij overik zal wel voor goed water zorgen.
In ieder geval zal hij bezwaar maken zich preventieve maat
regelen te laten voorschrijven. Blijkt het water niet goed te
zijn dan moet hij maatregelen nemen om daarin verbetering
aan te brengen. Spr. kan zich zeer goed vereenigen met den
door burgemeester en wethouders ingeslagen weg.
De Voorzitter doet den heer Bekhuis opmerkendat een
repressieve maatregel in werking kan treden als de concessio
naris in gebreke blijftgoeddeugdelijk water te leveren.
Dit is echter nog niet het geval. Burgemeester en wethouders
willen dan ook alleen maar preventief handelen.
De heer Bökliuis zegtdat eene verontreiniging van het
water is te voorzien en het is de plicht en ook het belang
van den concessionarisdie verontreiniging door alle maatre
gelen af te weren. Hij kan zeil er natuurlijk niet genoeg
zaam tegen waken daarom is het ook voor hem van belang
dat de rijkspolitie ook toezicht houdtwaarvan bij de kosten
moet dragen.
De Voorzitter ontkent dat belang voor den concessionaris
nietmaar men kan hem tot het nemen van een maatregel
niet dwingen zoolang hij niet nalatig is. Het zou niet onmo
gelijk zijndat er een verschil van meening ontstond tusschen
het gemeentebestuur en den concessionaris over den aard der
te nemen maatregelen en dan zou er gevaar bestaan dat er
niets gebeurde althans nog meer tijd verloren ging.
De heer Duparc gelooftdat zonder hulp van besturen van
gemeenten provincie of rijk verontreiniging der wateren nimmer
zou kunnen worden voorkomen. Zonder verordeningen en po
litietoezicht is dit onmogelijk. De directeur der waterleiding
maatschappij nu isgelijk men gereedelijk zal erkennenniet
bevoegd, in het een of ander te voorzien.
Hierop stelt de voorzitter voorhet voorstel zonder hoofdelijke
stemming aan te nemen.
De lieer Bekhuis verklaart zich tegen. Ook de heeren Plan-
tenga en van der Scheer verklarenmet den heer Bekhuis mede
te gaan.
De heer Troelstra vraagt nogmaals het woord. De Mi
nister schrijft dat van wege het rijk politietoezicht zal worden
uitgeoefend mits de gemeente de kosten van aanschaffing van
eene stoomboot drage. Daarop wordt antwoord gevraagd. Bur
gemeester en wethouders zijn van oordeeldat de gemeente
die kosten niet moet dragen. Spr. stelt nu de vraagwelke
gevolgtrekking zal men moeten maken als tegen het voorstel
wordt gestemd De tegenstanders van den door burgemeester
cn wethouders genomen maatregel zullen T toch wel met
hen eens zijn, dat die kosten niet door de gemeente behooren
te worden gedragen.
De heer Bekhui8 gaat van de stelling uit, dat al wat in
dezen gedaan moet wordenligt buiten de bemoeiingen van
den raadomdat liet alleen op den weg van den concessionaris
ligt. Burgemeester en wethouders hadden zich tot dezen moe
ten wenden en hem wijzen op zijne verplichting om de prise
d'eau zuiver te houden. Op hem alleen rust de risico. Heeft
hij daartoe politietoezicht noodigdan zal hij die hulp van het
rijk moeten vragen op zijne kosten.
De heer van Sloterdijck zegtdat het den heer Bekhuis
vrijstaatte mecnendat ue zaak anders had moeten worden