Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1892.
opgezet. Doch nu dit niet anders is geschiedmoet men 't
nemenzooals het is en de vraag beantwoorden of de ge
meente de kosten van het toezicht wil dragen. Hierover heeft
de raad thans te beslissenen niet over de vraagals de
gemeente het niet wilwie moet 't dan doen
De leden hebben zich slechts te houden aan de conclusie van
het voorstel. Al is men ^t met den heer Bekhuis eens, dat de
zaak anders had moeten worden opgezetdan zal men toch
met de conclusie kunnen medegaan.
De heer Plailt6nga kan zich geheel met het denkbeeld van
den heer Bekhuis vereenigen. Hij betwijfelt evenwel zeer of
daarvoor in den raad wel eene meerderheid te verkrijgen zal
wezen, maar zoo dit het geval mocht zijnzou er een voor
stel kunnen volgen om de zaak te beëindigen overeenkomstig
dat denkbeeld.
De heer Bekhuis deelt mededat het niet in zijne be
doeling ligteen voorstel te doenHij heeft zich tegen de
conclusie van burgemeester en wethouders verklaard en wenscht
dat de geheele raad er tegen stemtomdat burgemeester en
wethouders er dan eene vingerwijzing in zouden zien om tot
andere maatregelen over te gaan.
De heer Meijer vestigt er de aandacht opdat men de
zaken eenigszins verwart. Men heeft hier niet te doen met het
contract der waterleidingmaatschappij en het krachtens dit con
tract nemen van repressieve maatregelen maar alleen met een
preventieven maatregel. Hiertoe kan de concessionaris nim
mer worden verplicht. De zaak is naar spr. meentgoed op
gezet. Wordt het voorstel afgestemddan heeft het dagelijksch
bestuur althans de voldoeningdat het alles heeft in 't werk
gesteldom doeltreffende maatregelen te nemen. Het is dan
van alle verantwoordelijkheid ontslagen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel wordt in stemming gebracht en aangenomen
met 18 tegen 2 stemmen die van de heeren Bekhuis en Plan-
tenga.
3. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
begrooting van kosten voor de dienstdoende schutterij dienst
1893.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
Gemelde begrooting voorloopig vast te stellen tot een bedrag
van f 5030.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen
plaatsen van drinkfonteinen in de gemeente
De conclusie van dit voorstel luidtte besluiten
1. zes drinkfonteinen te doen plaatsen in verschillende door
burgemeester en wethouders nader te bepalen gedeelten der
gemeente.
2. met de Leeuwarder waterleiding-maatschappij eene over
eenkomst te sluiten tot levering van water uit die drinkfontei
nen tegen betaling van 15 cent per M gedurende zoodanig
tijdvak als het gemeentebestuur zal noodig achtenmits van
het eindigen der overeenkomst eene maand te voren opzegging j
zal worden gedaan.
3. burgemeester en wethouders uit te noodigenter zijner
tijd de financiëele voorstellen te doen, tot verevening van de
uit de besluiten sub 1 en 2 voortvloeiende kosten.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Plantenga vindt den voorgestelden maatregel op
zich zelf zeer goed wanneer die bijv. in de zomermaanden in
toepassing werd gebracht. Spr. meende dat de invoering daar
van stuitte op de moeielijkheid der inrichting en uit vrees voor
misbruik. Nu is die zwarigheid eenigermate opgelost door del
bijzondere inrichting dezer drinkfonteinen maar toch heelt spr.
bezwaar om nu een proef te nemen en wel met het oog op
het dreigen der cholera. Nu dat water geen vertrouwen schijnt
te verdienen en allerwege o.a. ook door de vereeniging voor
volksgezondheid er op wordt aangedrongenom welk water
men ook gebruikeen ook dat uit de waterleiding, niet anders
dan gekookt te gebruiken schrikt spr. er voor terug omuit
vrees voor verspreiding van de cholerahet water op de voor
gestelde wijze voor ieder beschikbaar te stellen. Het gemeen
tebestuur zou daarmede handelen geheel in strijd met de door
de vereeniging voor volksgezondheid aan de ingezetenen gedane
raadgevingen.
De heer Troelstra heeft bij burgemeester en wethouders
tegen het doen van dit voorstel gestemdin hoofdzaak op de
zelfde motieven die door den heer Plantenga zijn aangevoerd.
Gedeputeerde Staten hebben in hunne proclamatie allen nadruk
gelegd op het nadeelige van het drinken van ongekookt wa
ter waartegen ook door de vereeniging voor volksgezondheid
is gewaarschuwd. Wanneer men nu drinkfonteinen plaatst
schept men de gelegenheidom te veel water te drinken.
In dit jaargetijde is de behoefte aan het drinken van water
niet zoo groot meer als in den zomer. Bovendien deelen
burgemeester en wethouders in ruimere mate dan anders water
uit aan on- en minvermogenden. Na die waarschuwingen is
spr. huiverigom meerdere gelegenheid tot het drinken van
ongekookt water te verschaffen en zou hij liever tot den maat
regel overgaan in het volgende voorjaar.
De heer Meijer acht het standpunt der beide vorige spre
kers niet juist. Niet de vraag is 'tof het gewenscht isdat
het water vóór het gebruik gekookt wordt maar welof 't
niet beter is goed leidingwater te drinken al zij het onge
kookt, dan het slechte water uit de pompen. Spr. kan geheel
met de gegeven waarschuwingen medegaan, maar acht de te
genstelling door de beide vorige sprekers gemaaktminder juist.
De heer Bekhuis is niet doof voor de bezwaren van de
heeren Plantenga en Troelstra maar toch zal hij zijne stem
geven aan het voorstel. Mocht het later eventueel aan burge
meester en wethouders vvenschelijk voorkomendeze fonteinen
tijdelijk buiten gebruik te stellen dan kunnen zij ze sluiten.
Niet alleen om dit te zeggen heeft spr. het woord gevraagd,
maar om eene opmerking te maken. Het woord „drinkfontein"
klinkt fraaimaar deze wijdsche naam past eigenlijk niet bij
deze kleineonaanzienlijke voorwerpen. De prijs die de di
recteur van de waterleiding-maatschappij wenscht te bedingen
voor de levering van het water uit deze drinkfonteinen zal zijn
15 cent per M3 terwijl de jaarlijksche meterhuur voor elke
fontein f 4 bedraagt. Nu vraagt spr. of de naam drinkfontei
nen in verband staat met art. 16 der concessie-voorwaarden
volgens welk artikel de concessionaris verplicht is desverlangd
water te leveren voor „fonteinen", enz. Bestaat dit verband
dan moet hij wijzen op art. 17 der voorwaarden waar bepaald
is dat gedurende de jaren waarin de gemeente subsidie ver
leentdeze kosteloos kan beschikken over 20000 M3 water.
De lieer TfOölstra stemt 't den heer Meijer toedat goed
water beter is dan slecht water. De on- en minvermogenden
krijgen dan ook goed water meer dan vroegeren dat kunnen
zij koken voor zoover het voor drinkwater is bestemd. Deze
maatregel acht hij voldoende. Hier betreft het drinkfonteinen
aan den openbaren wegwaar ieder die wil zijn dorst kan
lesschennatuurlijk met ongekookt water en waarvan onge
twijfeld de lieve jeugd zeker een druk gebruik zal makenmeer
dan noodig is. De vraag is 'tof dit in den tegenwoordigen
tijd wel goed is.
De heer van Slotordijck zal wel zijne stem geven aan
het voorstelmaar moet toch op een bezwaar wijzen. Hij
vraagtof 't de bedoeling is dat bij iedere fontein gesurveil
leerd zal worden. Dit zou de kosten natuurlijk verhoogen
maar heeft dit niet plaats dan zal het waterverhes op even-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 September 1892.
75
veel kosten neerkomen als die voor de surveillance. De proef
wet de fontein op het Raadhuisplein heeft bewezendat meer
water wordt vermorst dan verbruikt.
De Voorzitter erkent, dat men tot nu toe in de proel-
neming met kranen aan die fontein niet gelukkig is geweest.
De directeur der gemeentewerken heeft echter een ontwerp
voor een nieuwe kraan in bewerking.
Den heer Bekhuis deelt hij mededat deze drinkfonteinen
niet die zijn, bedoeld bij art. 10 der concessie-voorwaarden.
In verband met de beschikbare hoeveelheid van 20000 M3
kunnen daar niet anders bedoeld worden dan springende fon
teinen.
De heer Bokhuis erkentdat voor de opmerking van den
voorzitter veel is te zeggenhij zal er zich verder niet over
uitlaten.
Het contract met de waterleiding-maatschappij voor de leve
ring van water uit deze drinkfonteinenzal een tijdelijk
karakter dragen. Spr. keurt dit goed want volgens art. 17
der concessie-voorwaarden zal na afloop der subsidiejaren het
water moeten worden geleverd voor 10 cent per M3. liet con
tract moet dus zeker niet over langer tijdvak loopendan die
subsidiejaren.
Wat het misbruik betreftdat van de drinkfonteinen kan
worden gemaaktdit kan worden tekeer gegaan door zelfslui-
tende kranen te nemen. Hierdoor werd ook alle surveillance
onnoodig.
De beraadslagingen worden gesloten.
Hel eerste onderdeel wordt in stemming gebracht en aange
nomen met 13 tegen 7 stemmendie van de heeren Dirks
Hylkema, Oosterhoff, Konter, Plantenga, Troelstra en van
Eijsinga.
Het tweede en derde onderdeel worden zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Het voorstel in zijn geheel wordt aangenomen met 14 tegen
6 stemmen, die van de heeren Hylkema, Oosterhoff, Konter,
PlantengaTroelstra en van Eijsinga.
5. Voorstel van burgemeester en wethoudersom aan K.
Semplonius vergunning te verleenen tot het gebruik maken van
een locaal in de gemeenteschool no. 2 voor een cursus in het
Fransch
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Stalenaan K.
Semplonius tot wederopzeggens des Donderdagavonds van 1\
tot 9i uur in gebruik af te staan een locaal in de gemeente
school no. 2 voor een cursus in de Fransehe taaltegen eene
jaarlijksche vergoeding van 10 en verder op voorwaarden
door burgemeester en wethouders vast te stellen.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand -
sche verpachting der exploitatie van den Prinsentuin.
Hierbij wordt voorgesteldte besluiten
aan den heer Klaas Visser Cz. alhier onderhands voor den
tijd van vijf jaren te verpachten de exploitatie van den Stads-
of Prinsentuin met aanbehooreningaande voor den tuin en
de daarin aanwezige gebouwen den eersten Mei 1893 en voor
het woonhuis c. a. den twaalfden Mei d. a. v., voor een jaar-
lijkschen pachtprijs van 3250, onder beding, dat het gemeen
tebestuur zich het recht voorbehoudtzonder eenige vergoeding
een gedeelte van het terrein, behoorende bij de woning Wis-
sesdwinger no. 2 en zoo noodig het bestaande turfhok te gebrui
ken tot vergrooting van de gemeentebewaarschool no. 4 en
voorts op de voorwaarden van het tegenwoordig pachtcontract
dd. 24 December 1887 gcregestreerd den 6 Januari 1888.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer van Slotordijck heeft tegen aanneming van dit
voorstel bezwaar. Hij stelt in 't algemeen vooropdat ver
pachting van een object als de Prinsentuin in het belang van
de gemeente en evenzeer van de eventueele gegadigden in
't openhaar moet geschieden. Er moeten dus bijzondere redenen
zijn om tot eene onderhandsche verpachting te besluiten. Spr.
heeft zich de vraag gesteld of dergelijke redenen thans aanwezig
zijn. De motieven tot dit voorstel zyn niet zeer duidelijk. Ten
deele wordt verwezen naar de motieven in het adres aange
voerd ten deele worden als motief bijgebracht ingenomenheid
met den pachter de risico voor dezen en de noodzakelijkheid
die voor hem bestond om zich veel materieel aan te schaffen.
Spr. begint met te verklaren dat hij aan den persoon van
den pachter niets te kort wil doenzijn argumenten gelden
dezen methij staat er geheel buiten. Dit zou niet het geval zijn,
als 't zeker wasdat er zich geen ander gegadigde zou kun
nen voordoen die beter is dan hij.
Spr. zal niet ontkennendat de pachter eenige risico heeft
maar daarvoor juist verpacht men dergelijke bezitting. Heeft
hij tegenspoed in de exploitatiedan kan dit leiden tot mede
lijden en lot het nemen van andere maatregelen maar niet
weder tot eene onderhandsche verpachting. Dit zou eene ho-
moeopathischc geneeswijze zijn in weerwildat de pachter
geen voorspoed heeft in zijne pachttoch hem weder de pacht
te gunnen.
Wat de andere bezwaren betreftdeze drukken op iederen
pachtermaar zeker op geen minderdan op den laatsten
pachter. Bij het ingaan van een nieuwe pacht behoeft hij zich
ten minste niet veel aan te schaffen. Dit zal hij bij eene
openbare inschrijving voor hebben bij anderen.
Spr. herhaaltdat geene exceplioneele gronden pleiten voor
eene onderhandsche verpachtingzoodat hij tegen het voorstel
zal stemmentenzij de wenschelijkheid er van hem duidelijk
worde aangetoond.
De heer Plantenga meentdat bij de pachtvoorwaardcn
aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid is gegeven
om terug te lasten op lagere inschrijvers. Mocht dus bij
openbare inschrijving blijkendat de hoogste bieder niet tevens
is de meest geschikte persoondan hebben zij de volledige
vrijheid die te passeeren.
De lieer Konter zal zich tegen het voorstel verklaren. De
geboden som is te laag en niet in overeenstemming met de
verbeteringendie in de laatste jaren in den tuin zijn aange
bracht als een nieuwe veranda voor het zomerhuisde uit
breiding der luifelsde volièrede fontein enz.alle zaken
die bezoekers trekken. Hierdoor moet ook de pachtwaarde ge
rezen zijn. Spr. meent zich te herinneren dat hierop ook ge
wezen is bij de behandeling van het voorstelin der tijd aan
geboden lot vernieuwing van de veranda voor het zomerhuis.
Met het oog hierop is de verhooging der pachtsom te gering.
Spr. is 't met den heer van Sloterdijck eensdat geen
bijzondere redenen aanwezig zijnom van de gewoonte tot pu
blieke verpachting af te wijken. Ware dergelijke verpachting
niet de gebruikelijkedan zou in de aangebrachte verbeteringen
aanleiding bestaan er toe over te gaan.
De heer Menalda gaat in beginsel met den heer van
Sloterdijck medemaar zal nu toch vóór het voorstel stemmen.
Hij zal dit doenomdat z. i. niet in de eerste plaats de hoogste
pachtprijs moet gelden. Nu en dan is de opmerking gehoord
dat de pachtprijzen voor den Prinsentuin te hoog worden op
gevoerd en dat daaraan te wijten is dat de consumptie vaak
te wenschen overliet. Spr. vindt 't daarom beterden pacht
prijs niet tot het hoogste op te voerenmaar zich tevreden te
stellen met een goeden pachter en tevens eene goede con
sumptie.
Spr. ziet bovendien niet indat de verbeteringen in den tuin
aangebracht, in het voordeel zijn van den pachter. Men kan
gerust zeggen dat ze hoog noodig waren.