Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1892.
Art. 34. De vroedvrouw, die buiten het stadsziekenhuis eene
verlossing heeft verricht is verplicht daarvan onmiddellijk kon
nis te geven aan den arts die de geneeskundige praktijk bij
behoeftigen waarneemt in de wijk, waarin de bevalling heeft
plaats gehad.
De heer Troelstra stelt voor het woordje „geneeskundige"
te roieeren.
Het artikelaldus gewijzigdwordt zonder hoofdelijke stem
ming vastgesteld.
De heer de la Faille verklaart zich tegen.
Artt. 35 en 36 worden onveranderd aangenomen.
Art. 37. De geneesmiddelen moeten deugdelijk zijn en met
den noodigen spoed worden gereed gemaakt en afgegeven.
Dievoor het stadsziekenhuis bestemdmoeten derwaarts
bezorgd worden.
In het geval het recept met het woord „spoed" is gemerkt
moet de apotheker zorgen voor eene dadelijke afgifte of bezor
ging-
De heer Duparc stelt voor, de woorden deugdelijk zijn
en" te doen vervallen. Evenmin als ten opzichte van de artsen
en de vroedvrouwen, mag men van de veronderstelling uitgaan dat
de apothekers niet hun plicht zullen doen en ondeugdelijke ge
neesmiddelen leveren. Men heeft bovendien waarborg genoeg
in de visitatie der apotheken door eene commissie uit den ge
neeskundigen raad.
De heer Troelstra deelt mede dat de bepalingen voor het
leveren van geneesmiddelen dezelfde zijn als die in 1884 door
den raad in de verordening zijn opgenomen. Achtte de raad
ze toen noodigwelke aanleiding heeft hij dan nu om er wij
ziging in te brengen
De heer Duparc zegtdat men niet te veel aan hel oude
moet blijven hangen. Blijkt dit verbetering te behoeven welnu,
men ga daartoe over.
De heer Plantenga is het met den lieer Duparc eens hij
ook beschouwt de gewraakte woorden, ofschoon wel niet als
zoodanig bedoeld toch als eene bedekte beleediging voor de
apothekersalsof deze voor de gemeente andere en minder
deugdelijke geneesmiddelen zouden leverendan aan particu
lieren.
De voorzitter deelt mededat burgemeester en wethouders
het amendement van den heer Duparc overnemen.
Artt. 37 en 38 worden nu zonder hoofdelijke stemming vast
gesteld.
Art. 39. De controle van de in rekening gebrachte genees
middelen wat de toepassing van den vastgestelden taux be
treft geschiedt door burgemeester en wethoudersonder bij
stand van de in het vorig artikel bedoelde deskundigen.
De heer Plantenga stelt er prijs opuit de bestaande
verordening de bepaling over te nemendat de apothekers bij
hunne rekeningen de receptenboeken moeten overleggen. De
praktijk heeft geleerddat men bezwaarlijk de rekeningen kan
nazien als men de receptenboeken er niet bij heeft. Spr. is
er verre van afmisbruiken te veronderstellenmaar voor eene
goede controle acht hij overlegging dier boeken nooodig. Hij
stelt voordit artikel aldus te lezen „De in art. 36 bedoelde
apothekers zijn verplicht, bij het indienen hunner rekeningen
desgevorderd over te leggen de genummerde en gewaarmerkte
recepten en de receptenboeken tot de rekening behoorende."
Dit amendement wordt voldoende ondersteund.
De heer Meijer wijst er den heer Plantenga op dat der
gelijke bepaling in strijd zou zijn met de wet regelende de uit
oefening der artsenijbereidkunst. In art. 12 dier wet wordt
den apotheker verboden de recepten aan iemand anders ter
inzage te geven dan aan den geneeskundige, die ze voorschreef
of die den zieke behandeltaan dezen zelf en aan rechterlijke of
geneeskundige ambtenaren.
De heer Plantenga trekt hierop zijn amendement in.
Art. 40. Indien breukbanden of andere dergelijke hulpmid
delen aan behoeftigen dienen te worden verstrektkan dit ge
schieden op aanvraag van een der artsen.
Die aanvraag geschiedt aan de voogden der stadsarmenkamer,
die daarop beslissen en bij toestemming het benoodigde hulp
middel verschaffen.
De heer Duparc heeft eenige bedenkingen tegen de bepa
ling datindien breukbanden enz. dienen te worden verstrekt,
dit kan geschieden op aanvraag van een der artsen. Als de
arts de verstrekking noodig oordeelt, moeten de armvoogden haar
niet kunnen weigeren, en toch zou dit kunnen geschieden waar
de beslissing aan hem wordt gelaten.
Dit is niet goed. Is het hulpmiddel noodig dan moet het
ook worden verstrekt. Spr. stelt daarom voorhet artikel
aldus te lezen
„Indien de arts oordeeltdat de lijder een breukband of een
ander dergelijk hulpmiddel noodig heeft, geeft hij hiervan ken
nis aan de voogden der stadsarmenkamer.
Deze zorgen dat het benoodigde zoo spoedig mogelijk door
tusschenkomst van den arts worde verstrekt.
Dit amendement wordt voldoende ondersteund.
De Voorzitter wijst er op, dat dergelijke bepaling strijdt
met de armenwet, welke voorschrijft, dat alleen de voogden
van het burgerlijk armbestuur over het verstrekken van onder
stand hebben te beslissen.
De heer Duparc ontkent dezen strijd. Het voorschrijven van
geneesmiddelen wordt toch ook niet aan het oordeel van de
voogden onderworpen?
De Voorzitter geeft te kennen dat het de bedoeling van
burgemeester en wethouders niet is om door de voogden te
laten beslissen of een hulpmiddel noodig ismaar wel heb
ben zij er bezwaar tegen dat de beslissingof het hulpmid
del op kosten van het burgerlijk armbestuur zal worden ver
strekt worde overgelaten aan de artsen. Spr. blijft er bij dat
de 2e alinea van het amendement van den heer Duparc in
strijd is met de armenwet.
De heer Duparc stelt het verstrekken van breukbanden en
dergelijke hulpmiddelen gelijk met het verstrekken van genees
middelen. De voogden hebben beslistof een behoeftige ge
neeskundige hulp zal bekomen, en nu zegt de arts wat er noo
dig is. Het spreekt toch van zelfdat de armvoogden daar
over niet kunnen oordeelen. Spr. ziet dus volstrekt geen strijd
met de armenwet.
Het amendement van den heer Duparc wordt in stemming
gebracht en verworpen met 13 tegen 6 stemmen. Vóór stem
den de heeren v. d. ScheerDijkstraBekhuis Duparc Theu-
nisse en de la Faille.
Op voorstel van den heer Troelstra wordt besloten het ar
tikel vast te stellen na toevoeging van de woorden »door tus
schenkomst van den arts."
Art. 41 wordt onveranderd aangenomen, nadat door den
voorzitter op eene vraag van den heer Oosterhoff eene inlich
ting is verstrekt.
Art. 42. De tegenwoordige artsen blijven in functie tot
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 22 November 18J2.
zoolang de tijd, waarvoor zij onder vigueur der verordening
van 14 Februari 1884 zijn aangesteld, verstreken is.
De heer Troelstra stelt namens burgemeester en wethou
ders voorin verband met het heden ingekomen adres van den
heer Dr. S. Meindersmaden aanhef van dit artikel door
het volgende te doen vervangen: „De tegenwoordige artsen,
met uitzondering van die u itsluitend belast met een gedeelte
der heelkundige praktijk blijven enz."
Zonder hoofdelijke stemming wordt het artikel aldus vast
gesteld.
Nu komt aan de orde art. 6 waarvan de behandeling was
aangehouden.
De jaarwedden bedragen
die van den geneesheer-directeur2000.—
die van de overige artsen
indien er in het geheel drie artsen zijn aangesteld
voor ieder- 650.—
indien er in het geheel vier zijn aangesteld
voor die uitsluitend belast met de heelkundige
praktijk in een gedeelte der gemeente- 375.
voor de beide anderenieder- 500.—
De uitbetaling der 'jaarwedden geschiedt per kwartaaltel
kens voor een vierde gedeelte.
Bij overlijden wordt de jaarwedde uitbetaald tot aan het
einde der maand waarin het overlijden plaats vindt.
Bij het eindigen der functie of bij tusschentijdsche aftreding
geschiedt die uitbetaling tot en met den dag der aftreding.
De heer Troelstra stelt namens burgemeester en wethou
ders voorden aanhef van dit artikel te lezen als volgt
»De jaarwedden bedragen
die van den geneesheer-directeur2000.—
die van ieder der andere artsen- 650.—
De uitbetaling enz."
De heer de la Faille acht eene verhooging dezer jaar
wedden billijk. Hij neemt hierbij in aanmerking de belangrijke
uitbreiding van den geneeskundigen dienst de grootere ver
antwoordelijkheid die door de nieuwe verordening op de artsen
rusthun deel in den verloskundigen dienst. Bovendien ko
men hem de jaarwedden der artsen niet hoog zelfs in verge
lijking met die der artsen in Groningen zeer laag voor.
Spr. stelt daarom voor de jaarwedden met ƒ100.te ver
hoogen, zoodat ƒ2000.wordt ƒ2100.en ƒ650.— wordt
ƒ750.-.
De financieele voordeelendie voor de gemeente zullen voort
vloeien uit de opheffing der betrekking van de stadsvroedvrou-
wen, wegen nagenoeg op tegen deze verhooging.
Het amendement van den heer de la Faille wordt voldoende
ondersteund en komt in behandeling.
De heer Troelstra gelooftdat het in 't algemeen moeielijk
is te beoordeelen of een ambtenaar bezoldigd wordt naar zijn
diensten. Burgemeester en wethouders meenden dat deze
tractementen voldoende zijndaarbij in aanmerking nemende
dat de jaarwedde van den geneesheer-directeur tijdens zijn ver
blijf alhier reeds eene belangrijke verhooging heeft ondergaan,
n.l. van f 1500.tot ƒ2000.
De heelkundige dienst wordt nu voortaan over de drie art
sen omgeslagen en in verband daarmede is de jaarwedde der
andere artsen verhoogd met 150.Dit schijnt voldoende.
Men moet niet over het hoofd zien dat Groningen 50000 en
Leeuwarden 30000 inwoners heeft.
Het is echter geheel eene kwestie van persoonlijke appre
ciatie.
De heer Duparc deelt mede dat in Groningen drie stads-
geneeskundigen zijn, ieder op eene jaarwedde van 2500.—dus
gezamenlijk ƒ7500.—Wordt nu de door den heer de la Faille
voorgestelde verhooging aangenomen, dan zullen de jaarwedden
hier te zamen 3600.bedragen dus nog niet de helft van
Groningen.
Spr. erkentdat het hier eene persoonlijke appreciatie geldt,
maar men mag niet vergeten dat den artsen thans meer ver
plichtingen worden opgelegd.
De heer de la Faillö kan er nog aan toevoegen dat in
het algemeen de werkzaamheden voor de stadsgeneeskundigen
hier uitgebreider zijn dan te Groningen. Hier is de dienst in
het stadsziekenhuis aan een der artsen opgedragenin Gronin
gen niethier is ook een der artsen belast met het onderzoek
der publieke vrouwenin Groningen is de reglementeering af
geschaft.
De werkkring der artsen is bovendien uitgebreid met een
deel van den verloskundigen dienst en met de controle op de
vroedvrouwen.
De heer Troelstra moet doen opmerken dat de bedoeling
van de nieuwe verordening niet is geweestde jaarwedden der
artsen te verhoogen maar om den verloskundigen dienst nader
te regelen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer de la Faille wat de jaarwedde
van den geneesheer-directeur betreftwordt in stemming ge
bracht en verworpen met 15 tegen 4 stemmen. Vóór stemden
de heeren v. d. Scheer BekhuisDuparc en de la Faille.
Het amendement op de jaarwedde van de andere artsen
wordt in stemming gebracht en verworpen met 13 tegen 6
stemmen. Vóór stemden de heeren v. d. Scheer Bekhuis
Duparc, Theunisse de la Faille en Menalda.
Art. 6, zooals het nader door burgemeester en wethouders is
gewijzigden daarna de geheele verordening worden zonder
hoofdelijke stemming vastgesteld.
De heeren de la Faille en v. d. Scheer verklaren zich tegen.
Alzoo is vastgesteld navolgend besluit
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat het wenschelijk is, de verordening op de
genees-, heel- en verloskundige behandeling en verzorging van
behoeftigen in deze gemeente vastgesteld den 14 Februari 1884
en gewijzigd bij besluiten van 28 Augustus 1884 en 24 Augus
tus 1886, te herzien
Besluit
vast te stellen de navolgende verordening op den
genees-, heel en verloskundigen dienst voor be
hoeftigen in de gemeente Leeuwarden
I. Inrichting van den genees- en heelkundigen dienst.
Art. 1.
Voor de genees- en heelkundige behandeling van behoeftigen
die door de stadsarmenkamer in onderstand zijn opgenomen
van verpleegden in het stadsziekenhuis van behoeftige kraam
vrouwen en van andere behoeftigenalsmede voor verdere ge
nees- en heelkundige diensten in deze verordening genoemd f
worden drie artsen aangesteld.
Art. 2.
De artsen worden benoemd voor den tijd van drie jaren.
Indien zij hunne betrekking tusschentijds verlangen neder te
leggenmoeten zij ten minste drie maanden vooraf daarvan aan
den gemeenteraad schriftelijk kennis geven.
Art. 3.
Een der artsen wordt belast met