130 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 29 November 1892. vinden in de staatsbegrooting van 1893 gelden aan te vragen eene subsidie voor de middelbare school voor meisjes voor alhier. De stukken sub 1 en 2 worden voor kennisgeving aange nomen. 3. een adres van H. Postma om onderhandsche pacht van het pontveer bij het stadsziekenhuis. 4. een adres van J. Sartorius houdende verzoek om eervol ontslag als marktmeester aan de veemarktmet toekenning van pensioen. De adressen sub 3 en 4 worden ten fine van praeadvies ge steld in handen van burgemeester en wethouders. 5. eene aanbeveling voor de benoeming van een lid der commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs. 6. een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan leiding van een verzoek van den heer F. Heida om te worden ontslagen van de huur der bovenwoning aan het Zuiderplein. 7. een nader voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van het verzoek van het bestuur van het Diacones- senhuis om vergunning tot het dempen van eene sloot aan den Noordersingel. De stukken sub 5 6 en 7 worden voor de leden ter visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee- nen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. H. E. Velds. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten aan Mej. H. E. Velds met ingang van 1 Januari 1893 op haar verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de gemeenteschool No. 8. ter en wethouders met amendementendat gedateerd is op den 22 November, den 25 November ter kennis van de leden zijn gebracht. Bovendien zijn de amendementen en de nota gedruktdoch het rapport der commissie niet. Dit was zeker niet bevorderlijk aan eene nauwkeurige kennisneming van het laatstgenoemd stukde leden hebben slechts een paar dagen hiertoe de gelegenheid gehad en toch mag dat lijvig stuk wel aanspraak maken op meer tijd voor eene nauwgezette over weging en beoordeeling. De commissie heeft wel even kun nen beraadslagen over de nota van den burgemeester, doch geen tijd gehad de amendementen van burgemeester en wet houders in verband met haar eigen rapport nader te over wegen. Spr. heeftwat hem persoonlijk aangaatook een paar pun ten onder de aandacht van den raad te brengen. Bij hem is de vraag gerezen of burgemeester en wethouders wel het recht hebben amendementen in te dienen op voorstellen die bij den raad in behandeling zijn en hij heeft die vraag ontken nend beantwoord. De leden van het dagelijksch bestuur heb ben natuurlijk als leden van den raad afzonderlijk volkomen het recht daartoe maar niet te zamen als college in dit op- zicht staan ze gelijk met iedere andere commissie van voorbe reiding. Om een voorbeeld te noemen Gesteld dat men had een onderwerp van bouwkundigen aard waarover de commissie voor openbare werken was gehoord zou dan als de zaak aan de orde was en aan eene objectie van de commissie geen ge volg was gegeven zij als commissie het recht hebben tot het indienen van amendementen Spr. gelooft van nieten in dit opzicht staan burgemeester en wethouders tegenover den raad op hetzelfde standpunt als in dat geval de bouwcommissie. Het betreft echter een verzuim van vorm dat geneutraliseerd kan wordenzoodra „een der wethouders zegt dat hij de I amendementen persoonlijk overneemt. 2. 2 en houders voorgedragen: 1. J. G. Teunissen te Bergum 2. E. S. Houwerzijl te Stadskanaal en 3. T. Sterringa te Sexbiernm. Voor de tweede vacature: 1. A. de Grijs te Nes op Ameland, 2. E. S. Houwerzijl te Stadskanaal en 3. T. Sterringa te Sex- bierum. Ten opzichte van de nota moet spr. doen opmerken de Benoeming van onderwijzers aan de gemeentescholen nosj voorzitter houde hem de opmerking ten goede dat deze moet f (vacatures K. Moezelaar en J. N. Jolij.) worden aangemerkt als niet meer dan een advies te zijn. De nota behoort bij de stukken maar niet als punt van behande- Voor de eerste vacature worden door burgemeester en wet- ling en discussie. Spr. moet intusschen opkomen tegen den indrukdie de nota moet teweegbrengen. Hij is niet tegen de strekking er van in het algemeenindien hij zich plaatst op een neutraal standpunten zich het geval denkt dat er geene regeling bestond maar wel wanneer hij zooals nuin aanmerking I neemt, dat het onderwerp is geregeld en dus dat het hier De uitslag der gehouden stemmingen is dat met algemeene geldt de uitvoering van eene verordening. Er bestaat een groote (18) stemmen J. G. Teunissen tot onderwijzer aan de gemeen- kloof tusschen de bedoeling van de nota en de bepalingen van teschool no. 2 en A. de Grijs tot onderwijzer aan de gemeenteschool de verordening. Deze regelt in de eerste plaats het bouwen no. 7 wordt benoemd. van nieuwe woningen en in de tweede plaats het onbewoon- baarverklaren van in gebruik zijnde woningen waar zij voor het bouwen van nieuwe woningen objectieve eischen stelt, doet zij dat ten aanzien van het tweede onderwerp niet. Zij wil dat hier elke woning op zichzelve worde beoordeelden niet vergeleken met andereallerminst met nieuwe woningen of ge toetst aan een voor allen geldenden maatstaf. Bij de vaststel ling in 1888 van de vigeerende verordening op het bouwen van woningen is de vermelding van objectieve eischen opzettelijk uit art. 14 weggelaten; volgens dit artikel moet alleen de vraag gesteld worden is die en die woning voor de gezondheid der bewoners nadeelig of voor hun leven gevaarlijk te achten? De strekking van de nota van den burgemeester is evenwel, om voor de bewoonbaarheid van woningen wel objectieve eischen te stellen dus in tegenspraak met de bedoeling der verorde ning. Wil de raad dien weg opdan zal eerst de verordening moeten worden gewijzigd en in art. 14 bepaalde eischen moe ten worden opgenomenbijv. dat een woonvertrek niet minder dan 40 M3 inhoud mag hebben en dat de woning van goed drinkwater moet zijn voorzien. Maar vóórdat men dien weg opga, mag men zich vooraf wel vergewissen van den omvang der gevolgen van dergelijk voorschrift. Er is op deze eischen nimmer een bepaald onderzoek ingesteld, omdat er geen aan leiding toe bestond. Het komt spr. voor dat de geheele maatregel van onbewoon- De datum van infunctietreding zal nader door burgemeester en wethouders worden bepaald. 3. apport der raadscommissie omtrent een voorstel van burgemeester en wethouders tot onbewoonbaarverklaring van woningenmet een voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van dit rapport. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer van Sloterdijck wenscht eenige opmerkingen te maken ten aanzien van dit onderwerp in het algemeen. Aan de orde is het rapport van de commissie ten opzichte van het eerste voorstel van burgemeester en wethouders tot onbewoonbaarverklaring van woningen. Dit rapport heeft aan burgemeester en wethouders aanleiding gegeveneenige amen dementen daarop in te dienen en bovendien den burgemeester bewogenin eene afzonderlijke nota zijne zienswijze in deze aangelegenheid neder te leggen. Namens de commissie verklaart spr. dat het haar leed doet, dat die laatste twee stukken den raad zóó laat zijn medege deeld. Hetj rapport der commissie is den 8 November bij den raad ter tafel gebrachtterwijl de nota van den burgemeester eerst den 23 November en het nader voorstel van burgemees- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 29 November 1892. 131 baarverklaring een maatregel is van geen geringe beteekenis er heeft wel geen onteigening volgens de wet plaats maar het heeft er toch overeenkomst mêe. Het kapitaal van den eige naar wordt eenigermate onvruchtbaar gemaakt. Spr. geeft toe, dat de maatregel geschiedt ter bevordering van den algemee nen gezondheidstoestand derhalve ten algemeene nuttemaar het wapen dat de verordening den raad hiertoe in de hand geeft, moet voorzichtig en met voordacht worden gehanteerd. Hierom moet de raad indien hij op het voetspoor der nota van den burgemeester objectieve eischen wil stellen aan de bewoonbaarheid van woningen en dus zooals spr. in het licht steldede verordening wil wijzigen eerst wel overwegen hoeveel woningen aan die eischen niet voldoen. Dan ook kan het rapport der commissie voorshands niet in behandeling wor den genomenwant er zal in dat geval een ander onderzoek naar den toestand der woningen moeten worden ingesteld en op de nieuwe eischen zal een ander resultaat worden verkregen. Spr. heeft gemeend deze opmerkingen ten aanzien van de nota in het bijzonder in het midden te moeten brengende amendementen van burgemeester en wethouders zullen nader wanneer zij aan de orde zijndoor de commissie worden be sproken. De Voorzitter zal in het kort de opmerkingen van den heer van Sloterdijck beantwoorden. In de eerste plaats heeft deze namens de commissie zijn leedwezen uitgedrukt over de late indiening van de amendementen van burgemeester en wet houders en van spr's nota. De lezing en overweging van het lijvig rapport der commissie maakte dit evenwel onvermijdelijk; het was burgemeester en wethouders en aan spr. niet moge lijk eerder hunne gedachten over dat rapport uiteen te zetten. Dat spr's nota eerder den leden bereikte dan de amendementen van burgemeester en wethouders was een gevolg hiervan dat de nota den leden vóór de vergadering werd toegezonden en de amendementen in de vergadering van den raad werden ter tafel gebracht. Ook wees de heer van Sloterdijck op het bezwaar dat het rapport der commissie niet gedrukt was en de amendementen op haar voorstel zoomede de nota wel. Burgemeester en wet houders waren van oordeel, dat te dezen aanzien een zekere mate van discretie moest worden in acht genomen de com missie laat zich in haar rapport over de eigenschappen van sommige personen over hunne eigendommen en den toestand, waarin deze verkeerenop eene wijze uitdat burgemeester en wethouders het beter achttenhet niet te doen drukken. Dal geachte lid sprak zyn twijfel uit over het recht van bur gemeester en wethouders om amendementen in te dienen op het voorstel der commissiedoch beantwoordde zelf de dien aangaande door hem gestelde vraag met de beweringdat het eene kwestie van vorm is. Spr. geeft toe dat burgemeester en wethouders eenigszins in strijd met den vorm hebben ge handeld maar in geen geval is het eene overtredingdie een besluit van den raadwelk dan ook zal vitiëeren. Spr's. nota maakte op den laatsten spreker den indruk dat ze de strekking had0111 aan de bewoonbaarheid van woningen objectieve eischen te doen stellen. Spr. heeft zich streng ge houden aan het bepaalde bij art. 66 der gemeentewetvolgens hetwelk de burgemeester is voorzitter van den raad en, zoo hij geen lid iseene adviseerende slem heeft. Hij heeft zich dus bepaald tot het geven van een advies en in zijne nota een paar beginselen ontvouwd die niet gelijk te stellen zijn met objec tieve eischen maar die eenvoudig kunnen leiden tot bekorting van de debattenzonder eene wijziging van de verordening noodzakelijk te maken. Kunnen de leden zich met zijne denk beelden vereenigen dan zullen zij bij de beoordeelingof eene woning aan de eischen van bewoonbaarheid beantwoordtzich de vraag stellen of de woonvertrekken ten minste een inhoud van 40 M3 hebben en van goed drinkwater zijn voorzien. Waar eene woning gemiddeld door vijf personen wordt bewoondis de eischdat het woonvertrek waarin gegeten en geslapen wordtten minste 8 M3 per persoon inhoud hebbe niet te hoog. Kunnen de leden zich hiermede vereenigen zegt spr. dan zullen burgemeester en wethouders en de verordenings commissie in overweging kunnen nemen of de verordening ook moet worden gewijzigd. Dit behoeft echter geen overwegen den invloed te hebben op de nu omtrent deze woningen te nemen beslissing. De heer van Sloterdijck wees er nog op dat de maatregel van onbewoonbaarverklaring wel niet hetzelfde is als eene ont eigening maar er toch veel op lyktomdat het kapitaal van den eigenaar onvruchtbaar wordt gemaakt. Spr. ontkent dit nietmaar moet dat geachte lid doen opmerken dat hij wel heeft medegewerkt tot het vaststellen van verordeningen waar van de uitvoering nog meer lykt op onteigeningdijv. de ver ordening van politie op den invoer en doorvoer en de keuring van vleesch visch en vruchten. Volgens deze veroidening wor den de voorwerpenwaarmede in strijd met die verordening is gehandeld verbeurd verklaard en vernietigd. De bouwveror dening echter heeft eene beperking van den eigendom tenge volge immers een perceel dat voor woning wordt gebruikt doch door den raad daarvoor ongeschikt wordt geacht, wordt gedegradeerd tot werk- of bergplaats. De heer Bekhuis kan na de uitstekende uiteenzetting van den heer van Sloterdijck kort zijn. Volkomen waar is de door dien geachten spreker verkondigde stellingdat elke woning op zichzelf moet worden beoordeeld in verband met de wijze van gebruikdat er van wordt gemaakt. De burgemeester echter geeft in zijne nota twee beginselen aan waarnaar hij alle wo ningen wenscht te beoordeelen. In de eerste plaats zou elk woonvertrek ten minste 40 M3. inhoud moeten hebben, gegrond op de veronderstelling, dat eene arbeiderswoning gemiddeld door vijl personen wordt bewoond. Dit is evenwel met altijd het gevalde commissie heeft menige woning bezochtdie maar twee bewoners heeft. Het kan dus ook om die reden niet opgaanom dien algemeenen eisch voor alle woningen te stellen. In de tweede plaats wil de voorzitter volgens zijne nota on der gebrekkige inrichting mede verstaan hebben het feit, dat eene woning geene voldoende waterverzorging bezithetzij uit eene regenbak hetzij uit de waterleiding. Nooit kan evenwel de eisch gesteld wordendat kleine woningen, waarvan in dit voorstel sprake is, aan de waterleiding moeten zyn aangesloten. Die eisch is te bezwarend; bovendien niet noodig. Het con tract door de gemeente met de waterleiding-maatschappij ge slotenlegt bij art. 16 aan laatstgenoemde de verplichting op, om gedurende de jarendat aan haar door de gemeente eene subsidie wordt uitgekeerdjaarlijks eene hoeveelheid van 501)0 M8. water kosteloos beschikbaar te stellen voor uitdeehng aan min- en onvermogenden. De raad heeft door het stelleu van die voorwaarde het mogelijk willen maken 0111 het water uit te deelen aan die ingezetenendie woningenais waarvan hier sprake is bewonen. Nu trachtte de burgemeester door eene aanhaling uit het rapport 't te doen voorkomenalsof de com missie wildat die uitdeeling altijd door moet plaats ibben. Dit is hare bedoeling nietzij heeft alleen gezegddai in de bestaande behoefte aan goed drinkwater voor de bewoners van kleine woningen door de verstrekking aan de standpijpen op voldoende wijze wordt voorzien. Spr. heeft vóór zich het verslag van de behandeling der ge- meentebegrooting voor 1889. Hij heeft bij die gelegenheid in het breede trachten aan te toonendat de drinkwaterleiding niet in allen deele aan de behoefte der ingezetenen voldoet. De vraagwat er toe leiden konom de waterleiding meer te doen strekken ten algemeene nutteheelt hij zeer uitvoerig besprokenzonder eenige tegenspraak bij zijne medeleden te ondervinden. Integendeelhij vond èn in den raad èn daar buiten veel instemming. Hij kan gerust zeggendat hij toen heeft aangetoonddat het totaal onmogelijk is voor woningen, waarvan thans sprake is, aansluiting te verkrijgen aan de wa terleiding. Vele dezer woningen liggen in sloppen en stegen waarin geen buizenleiding bestaatdeze is hoofdzakelijk alleen in de hoofdstraten aangebracht. Bovendien zijn vele dier ste gen particulier eigendom.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1892 | | pagina 2