132 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 29 November 1892.
Het is gemakkelijk gezegdzooals de voorzitter in zijne nota
doet, dat het betalen van eenige tientallen van guldens voor
den aanleg der waterleiding niet zwaar zal vallen. Ieder weet
weldat dit niet zoo gemakkelijk gaatwant vele eigenaren
van kleine woningen zijn te onvermogend om die kosten te
dragen gesteld nl.dat 't bij enkele tientallen van guldens
bleef, hetgeen spr. betwijfelt. Ook eene wekelijksche uitgaaf
van 10 cents voor water valt velen moeielijk.
Blijft het gemeentebestuur voortgaan met het verstrekken van
waterook na het verstrijken van het tijdvak van uitkeering
van subsidie, dan zou het der gemeente te staan komen op
eene uitgaaf van f 1000 per jaar. Om daaraan te ontkomen
zullen er tegen het verstrijken van dien termijn andere maat
regelen moeten worden genomen. Eéne oplossing acht spr.
mogelijk nl. door in verschillende gedeelten der stad standpij
pen aan te brengen waar het water wordt verkocht.
De heer van Sloterdijck wenscht nog een paar opmer
kingen te maken. De voorzitter gaf te kennen dat het niet
de bedoeling zijner nota was om de twee door hem genoemde
beginselen als eene bepaling in de verordening te doen opne
men maar meer ze als norm te doen beschouwen voor de be
oordeeling van bewoonbaarheid der woningen. Spr. acht dit
tamelijk wel hetzelfde en als het waar is, dat uit art. 14 der
verordening opzettelijk objectieve eischen zijn weggelaten dan
gaat het niet aan toch een vaste norm aan te wijzen.
Het eerste gedeelte der verordening is preventief en ziet op
het stichten van nieuwe woningen het tweede gedeelte bevat
repressieve bepalingen tegen het bewonen van voor de gezond
heid nadeelige of voor het leven gevaarlijke bestaande wonin
gen. De onderscheiding van die voorschriften is zeer duidelijk
en dient dan ook consequent in het oog te worden gehouden.
Geen algemeene eischen mogen worden gesteldwaar de
verordening er niet van spreekt. Integendeelelke woning moet
afzonderlijk en op zichzelve worden beoordeeld en daarbij moet
in aanmerking worden genomen de ruimte de ligging de staat
van onderhoud enz. een en ander met het oog op de bewoners.
Spr. heeft in zijne eerste rede aangestipt, en naar hij meent
met ten onrechtedat onbewoonbaarverklaring van woningen
gelijkt op onteigening. Hiertegen is door den voorzitter aan
gevoerd dat spr. heeft medegewerkt lot het vaststellen van
verordeningendie maatregelen voorschrijven welke nog veel
meer gelijken op eene onteigening en hij haalde daarbij aan
de verordening op het keuren enz. van vleesch. Spr. moet
doen opmerken dat er een groot verschil tusschen die veror
deningen bestaat. Art. 161 der gemeentewet geeft aan den
raad de bevoegdheid op overtreding zijner verordeningen hech
tenis of geldboete te stellen alsmede verbeurdverklaring van
de voorwerpen waarmede de overtreding is gepleegd. Laatst
bedoelde strafbepaling berust dus rechtstreeks op de wetmaar
de bepalingen van eene bouwverordening vinden slechts indirect
haren steun in de wetde raad mag bepalingen maken tot
bevordering van de openbare gezondheid en is bevoegd om in
ernstige omstandigheden tot onbewoonbaarverklaring over te
gaan. En dit is eene beperking van den eigendomhierom
moet hij zich stipt houden aan de verordening deze voorzichtig
en bedachtzaam toepassen en hierbij in geen enkel opzicht
eenige uitbreiding er aan geven dus ook geene algemeene
eischen stellen die de verordening niet inhoudt.
Wil men objectieve eischen ook voor onbewoonbaarheid van
woningen in het leven roepen dan moet dat niet geschieden
bij een onderhandsch besluitmaar daartoe moet de verorde
ning worden aangevuld. Maar dan ook moet men zich zooals
spr. straks zeidevooraf rekenschap geven van den omvang
der gevolgen van dergelijken maatregel. Spr. zal dien volstrekt
niet a priori afkeuren maar wil niet onbewust omtrent de ge
volgen tot eene wijziging overgaan.
Spr. geeft toedat de burgemeester in zijne nota een zeer
nuttig doel beoogthet doeldat ook de verordening op het
oog heeftnl. verbetering van de woningen voor den minderen
man. Dit doel moet men zoo wil het de verordening
bereiken door het stellen van bepaalde eischen voor nieuwe of
verbouwde woningendoor gedurig toezicht op bestaande wo
ningen uit het oogpunt van nadeel voor de gezondheid of ge
vaar voor het leven der bewoners en door voor het overige te
zorgen en kalm af te wachteedat ze naar de gestelde eischen
worden verbeterd of door nieuwe vervangen. De langzame
bedachtzame weg leidt evengoed tot het doel als de meer
vlugge weg, in de nota aangegevenwaardoor bovendien de
particuliere belangen meer worden geschaad.
Burgemeester en wethouders zijn kennelijk ook van oordeel
dat eene geleidelijke toepassing van de verordening wenschelijk
isimmers nu pas nadat de verordening jaren lang bestaan
heeft zijn zij er toe gekomenom een belangrijk ingrijpend
voorstel omtrent tal van woningen te doen.
De heer de la Faille geeft te kennendat de nota van
den burgemeester indruk op hem heeft gemaakt en dat hij
daarin veel vond wat zijne sympathie kan wegdragen.
Spr. moet hulde brengen aan den ruimen blik ook voor de
toekomst, die in de nota doorstraalt. Twee hoogst belangrijke
punten worden in de nota besproken de eisch van ten minste
40 M3. inhoud voor een woonvertrek voor vijf peroonen, die
waarlijk niet te hoog is en de wensch om alle woningen van
goed drinkwater te voorzien. Uit een hygiënisch oogpunt ge
voelt spr. dus veel symphathie voor het standpunt van den
burgemeester maar daarom betreurt hij 't des te meerdat
de commissie er niet van te voren van gesaississeerd is ge
worden.
De commissie heeft het voorstel van burgemeester en wet
houders tot het onbewoonbaar verklaren van een aantal wo
ningen ter onderzoek ontvangen zonder dat daarbij beschou
wingen waren gevoegdwaarin deze principes voorop waren
gesteld. Zij heeft zich dus gedragen naar art. 14 der verorde
ning dat geen objectieve eischen bevat. De heer van Sloter
dijck heeft terecht hierop allen nadruk gelegd. En in de amen
dementen door burgemeester en wethouders ingediendis dan
ook elke woning afzonderlijk met de daaraan verbonden om
standigheden beoordeeldeen subjectief oordeel van burgemees
ter en wethouders tegenover een subjectief oordeel van de com
missie.
Hoewel spr. jzich dus uit een hygiënisch oogpunt gaarne op
het standpuntin de nota ontwikkeldom enkele algemeene
eischen te stellen zoude plaatsen verklaart hij zich thans
na volbrachten arbeid homogeen met zijne medeleden der com
missiedie zich met art. 14 der verordening volkomen verant
woord kunnen rekenen.
De heer Duparc zegtdatevenals de heer van Sloterdijck
straks een beroep op spr. deed wat de geschiedenis der veror
dening betreft, hij thans gelijk beroep wenscht te doen op hem en
den heer de la Faille, welke laatste, met spr., in 1873 aan
de voorbereiding der zaak bij de gezondheidscommissie een zoo
belangrijk aandeel heeft gehad. Beide geachte leden zullen zich
weten te herinneren den- zwaren strijd die aan de vaststelling
der verordening voorafgingniet alleen wat betreft de artt.
1 13, maar vooral ook art. 14, waarop de onderwerpelijke
voordracht rust. De grondgedachte bij de vaststelling van dit
laatste art. was intusschen dat men voor de onbewoonbaar
verklaring van woningen onmogelijk dezelfde voorwaarden kon
stellen als voor het bouwen van nieuwe woningen omdat bij
het inwerkingtreden der verordening de gevolgen anders niet
zouden zijn te overzien geweest. Allerminst heeft men toen
regelen willen stellen voor de onbewoonbaarverklaring het zou
trouwens ook zoo goed als onmogelijk zijn geweest. Men heeft
dit willen overlaten aan het oordeel van den raad in ieder
concreet geval.
Toen spr. een paar jaren geleden kennis nam van het rap
port der commissie uit de Vereeniging tot verbetering van ar
menzorg waarbij ruim 180 woningen als onbewoonbaar wer
den afgeschilderdsloeg hem hij mag het niet verheleneen
schrik om het hart. Hij vroeg zich af, als de toestand inder
daad zóo isgelijk die commissie schetstewat heeft de ver-
ordening van 1874 dan gebaat en wat heeft de Raad dan een
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 29 November 1892. 133
groote schuld op zich geladen 1 Hij meende echter te mogen
vertrouwen op burgemeester en wethouders die ook wel ken
nis van bedoeld rapport zouden hebben genomen en het jongste
voorstel van burgemeester en wethouders heeft bewezen dat
zijn vertrouwen grond had. Intusschen blijft er een groot ver
schil bestaan tusschen het getal woningen die de genoemde
commissie op het oog haden dat van de woningendoor
burgemeester en wethouders ter onbewoonbaarverklaring voorge
dragen. Maar men moet niet uit het oog verliezen, dat burgemeester
en wethouders op een geheel ander standpunt als genoemde
commissie waren geplaatst en lang zoover niet als deze konden
gaan. Ware dit laatste geschiedongetwijfeld zou de commis
sie uit den Raad nóg meer hebben afgedongen. Spr. behoeft
er zeker niet op te wijzen dat het hier een zeer teedere kwestie
blijft. Had de gemeente over genoeg geld te beschikken zij
zou misschien al de bedoelde 180 woningen dienen aan te koo-
penom ze te doen afbreken en dan ware toepassing der ver
ordening onnoodig. Dit desideratum is echter onbereikbaar. In
weerwil spr. nu niet zoover als burgemeester en wethouders
denkt te gaan meent ook hij hun college niet te mogen ont
houden een woord van hulde en van sympathie, omdat de grond
gedachte van hun voorstel is bevordering van de gezondheid
in het algemeen en zorg tevensdat velen niet langer in krot
ten blijven wonen. Tevens mag men hierbij ook niet uit het
oog verliezen de belangen der eigenaars waarvan meer dan
één den eigendom der betrokken woningen heeft verkregen ge
heel ter goeder trouw en ook verder in dien zin is te werk ge
gaan. Spr die anders voor doortastend handelen is en de eischen
voor het bouwen van nieuwe woningen niet gaarne lager zou
wenschen te zien gesteld is van oordeel dat men óók met
het oog op 't geen reeds is gezegd van de geschiedenis der
verordeningwat de onbewoonbaarverklaring betreftrekening
moet houden met bestaande toestanden. Die toestanden zullen
in navolging van hetgeen reeds sinds jaren op het stuk van ar
beiderswoningen in Leeuwarden is gebeurd ook verder veel
verbeteren en al worden niet zooveel woningen onbewoonbaar
verklaard als burgemeester en wethouders voorstellen de be
slissing van den Raad zal toch reeds van belang zijn en tevens
tot eene vingerwijzing strekken aan anderen. Deze toch zullen
inzien datals het inderdaad noodig blijkt te zijn de Raad
met kracht weet op te treden.
De heer van Ketwich Verschuur zegtdat er terecht
door den voorzitter op is gewezen dat het rapport der com
missie met geschikt was om gedrukt te worden. Dit neemt
evenwel niet weg dat hierdoor de kennisneming van dat om
vangrijke stuk moeielijk was gedurende den tijd van ruim twee
dagen dat het ter visie lag heeft spr. tweemalen getracht er
kennis van te nemen maar telkens te vergeefs daar het in
handen was. Het betreft hier eene zaak van zeer teederen
aard waarbij de belangen van het mijn en dijn der ingezetenen
ten zeerste betrokken zijn. Het is spr. bekend dat tengevolge
van die korte ter visieligging aan meerdere zijner medeleden
de gelegenheid heeft ontbroken, genoemd rapport zelfs even in
te zien daar nu volgens de verordening de raad nog acht da
gen tijd heeftvóór dat in deze eene beslissing moet vallen
zou spr. wenschen dat de verdere behandeling dezer zaak
werd verdaagd tot heden over 8 dagen. Hij doet hiertoe het
voorstel.
Deze motie wordt ondersteund. Na eenige bespreking door
de heeren Troelstra van Sloterdijck en Meijer welke laatste
zegtdat de amendementen abusief door burgemeester en wet
houders waren geteekenddoch geteekend hadden moeten zijn
door de raadsleden Troelstra, Reeling Brouwer en Meijer,
wordt overeenkomstig de motie van den heer van Ketwich Ver
schuur zonder hoofdelijke stemming besloten.
De heer Troelstra verklaart zich tegen.
De voorzitter sluit de vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden