4
Versla» der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 10 Januari 1893
De lieer Hijlköma geeft den heer Troelstra toe dat deze
gemeente niet op één lijn is te stellen met andere gemeenten,
die een uitgebreid net van vaarwaters hebben doch art. 3 van
het ontwerp is toepasselijk op alle gemeenten. De vaarwaters
worden verdeeld in 4 klassen waarvoor de ijsbanen afwisse
lend van 5 tot 2 meter minimum breedte zullen hebben. On
der vaarwaters 5e klasse zegt het artikel worden verstaan
dezulken waarop wegens te geringe verkeet sbreedtehet
aanleggen en onderhouden van banen door burgemeester en
wethouders onnoodig wordt geacht. Elk gemeentebestuur kan
dus dit artikel toepassen al naar de gesteldheid van de vaar
waters.
Wat nu de verplichtingen van de baanvegers aangaatspr.
herhaalt 'tdat hij liet wenschelijk acht die duidelijk en om
standig te omschrijven. Hij beschouwt eene mondelinge instruc
tie als monnikenwerk en oordeelt 't beterden baanvegers een
gedrukte instructie te geven die zij altijd bij zich kunnen heb
ben en raadplegen.
De heer Reeling Brouwer acht het verstrekken van red
dingsmiddelen aan de baanvegers geen practischen maatregel.
Die voorwerpen worden weinig gebruikt waaruit zal volgen
dat de baanvegers ze veronachtzamen en ze hier en daar zul
len laten slingeren. Beter is 'tzooals nu geschiedt, om ze
op bepaaldeter algemeene kennis gebrachte plaatsen te depo-
neeren.
Spr. heeft tegen het ontwerp van den ijsbond dit bezwaar dat
het te lang is. De heden gevoerde discussien zi.llcn voor het
gemeentebestuur aanleiding geven om te zorgen voor goede
ijsbanen maar daartoe is geen groote verordening noodig. Da
den zijn beter dan woorden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Hijlkema verklaart zich tegen.
7. Adres van de heeren C. W.- Bolman e.a. om van ge
meentewege maatregelen te nemen tot het verschaffen van werk,
met praeadvies van burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders stellen voorte besluiten
het verzoek van de heeren G. W. Bolman c.s. om zoo spoe
dig mogelijk van gemeentewege zoo noodig gesteund door eene
breede commissie uit de burgerij maatregelen te nemen tot
het verschaffen van werk aan werkeloozen te wijzen van de
hand.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer van Sloterdijck doet opmerken dat de raad
hier weder geplaatst is tegenover de bescheiden uiting van een
overoud denkbeeld, dat eene geschiedenis heeftwaardoor zijne
houdbaarheid niet is aangetoondhet denkbeeld van staats
inmenging en staats-zorg in en voor de meest intieme en
private aangelegenheden der burgers.
Waar van een maatschappelijk verschijnsel of een gegeven
toestand de oorzaak met kan worden opgespoordwaar men de
middelen tot betering niet kan vinden daar wordt van staal
of gemeente geeischtdat zij beide zullen aanwijzen althans
de nadeelige gevolgen afwenden. Alsof zijdie staat of ge
meente vertegenwoordigen, beter dan anderen die oorzaken en
middelen zouden kennen
Hier bestaat thans werkeloosheid wie weet het niet Maar
ook, wie weet niet, dat ze 's winters altijd heeft bestaan,
ja voor vele ambachten en neringen meer dan thans
En waar nieuwe oorzaken kunnen worden aangewezenb.v.
voor sommige vakken de buitenlandsche concurrentie kunnen
door het gemeentebestuur die oorzaken worden weggenomen
Maar de werkeloosheid heeft thans eene andere beteekenis
dan voorheen, zij wordt gebruikt op eene wijze en tot een doel,
waarvan de bespreking thans niet aan de orde is.
Toch kan spr. de volgende opmerking niet terughouden de
adressanten hebben bij hun adres, dat den 24 December 1892
is ontvangen eene beslissing verzocht vóór den avond van den
27 December a.v. Tusschen dezen termijn en de indiening
van het adres vielen de twee kerstdagen zoodat eene voldoe
ning aan dat verzoek in dien korten tijd niet wel mogelijk was.
In den avond van laatstbedoelden dag zijn de heillooze troebe
len op de openbare straat begonnen die 4 dagen hebben aan
gehouden. Bestaat er verband tusschen die feiten Burgemees
ter en wethouders stellen dat verband niet op den voorgrond.
Ook spr. wil dit meten hij zal het adres alleen beschouwen als
eene welwillende poging om middelen tot betering aan de hand
te doen. Belangstellenden vereenigden ten getale van 12 a 13
voor dit doelen eindigden met zich tot het gemeentebestuur
te wenden kennelijk omdat zij zeiven die middelen niet weten
op te sporen. De drie adressanten door die vergadering ge
committeerd bleken bij hunne mondelinge toelichting van het
adres niet minder dan drie gevoelens te zijn toegedaan. Een
der adressanten bleek geen voorstander te zijn van werkver
schaffing door de gemeente maar hij was van meening dat
eene breede commissie bestaande uit practische burgers zich
met die taak moet belastenfinancieel en moreel gesteund door
het gemeentebestuur. Burgemeester en wethouders willen ech
ter, en terecht het vormen van eene dergelijke commissie aan
het particulier initiatief overlaten.
De tweede adressant wenscht weder een werkhuis te doen
oprichten. Dit denkbeeld is door burgemeester en wethouders
op afdoende gronden bestreden. Het vroeger bestaande werk
huis alhier is in 1874 op zeer deugdelijke gronden en na een
ernstig wikken en wegen opgeheven.
De derde adressant wenscht dadelijke werkverschaffing door
de gemeente en hij gaf enkele werken aan de hando.a. het
verlagen der bermen langs de wegen het doen aanbrengen van
spijlen in het alsluithek om de veemarkt het vei nieuwen van
de dakgoten om het stadhuis het dempen van slooten en ver
beteren van straten.
Dit waren aanwijzingendie moesten strekken om eene da
delijke beschikking op het verzoek te kunnen erlangen. Burge
meester en wethouders hebben evenwel zeer juist aangetoond
dat dergelijke werken niet in den winter kunnen worden uit
gevoerd.
In 1891 toen een gelijk verzoek, als het onderwerpelijke
tot den raad werd gerichtis daarop afwijzend beschikt en te
recht wordt nu door burgemeester en wethouders een gelijk be
sluit voorgesteld. Immers de vraag, of de toestand sedert dien
tijd zoo is veranderddat eene andere beslissing zou moeten
volgen moet ontkennend worden beantwoord.
Uit de ingekomen rapporten der armbesturen blijktdat met
het oog op de aanvragen om hulp in de mate van werkeloos
heid geen merkbaar verschil met vroeger is waar te nemen.
Het blijft waar, wat burgemeester en wethouders in 1891 te
kennen gaven datwat kan worden uitgevoerd ook gedaan
wordtzelfs met hulp van buitengewone werklieden. Maar
werk dat niet noodig noch wenschelijk is te laten verrichten
bij wijze van werkverschaffing, daarvoor is de opbrengst der
belastingen niet bestemd en mag deze niet gebruikt worden.
Bovendien is de opmerking van burgemeester en wethouders
gegrond, dat bij eene gemeentelijke weikverschaffmg op groote
schaal de toevloed van plattelandsbewoners en schippers nog
grootere afmetingen zou aannemen. Dit mag niet in de hand
worden gewerkt. Dat het verplaatsen en afschuiven van be-
hoeftigen door armbesturen op het platteland belangrijke pro-
portien aanneemtblijkt uit eene aanschrijving van den minis
ter van Binnenlandsche Zaken in het laatst van het vorige jaar.
Spr. is het met buigemeester en wethouders eens, dat eene
particuliere commissie uit de burgers nuttig zal kunnen wer
ken en dat zoodanige commissie reeds aanwezig is in de be
staande commissie voor de werkverschaffing. Maar men moet
niet vergeten, dat werkverschaffing in den zin van bedeeling
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 10 Januari i893.
met werkdat voor de gemeente noch noodig noch nuttig is
voor hendie werk zoeken en willen vernederend is voor de
particuliere industrie nadeelig en eene besteding van de ge
meentelijke financien eischtdie niet strookt met de wet. Van
het gemeentebestuur dat door de wet gebonden is in het be
heer der gemeente-financien en het besteden er van mag geene
uitgaaf worden gevraagddie tot schade voor velen strekt.
Geen nutteloos werk mag worden verricht op kosten van de
gemeente.
Spr. kan dus geheel medegaan met de conclusie van burge
meester en wethouderstot afwijzing van het verzoek.
De heer Konter heeft met het woord gevraagd om het
praeadvies van burgemeester en wethouders te bestrijden. Hij
legt zich bij de conclusiedie op breede gronden rust neer.
Toch wenscht hij naar aanleiding van dit' onderwerp eene op
merking te maken. Er is n.l. eene omstandigheid aan het licht
gekomen wel niet voor het eerstmaar toch met meer klem
dan vroeger. Er is gezegddat er thans 800 werkeloozen zijn;
de lijst hunner namen is evenwel niet overgelegdzoodat con
trole van dit cijfer onmogelijk is. Nu is 't spr. opgevallen
dat burgemeester en wethouders evenmin als iemand an
ders in staat zijn een volledigzuiver overzicht over den toe
stand van het oogenblik te verkrijgen.
De behoefte daaraan die niet te loochenen isdoet spr.
vragen, of het niet mogelijk is de wijkregisters op het bureau
voor de bevolking zóó in te richten, dat daarin alle gegevens
zijn te vinden voor eene beoordeeling van de armoede en wer
keloosheid. Dan heeft men de waarheid, waardoor vele ver-
eemgingen zullen gebaat zijn. Nu men weder eens voor cijfers
is gesteld, bestaat er wellicht aanleiding een stap te doen, om
het verkrijgen van volledige inlichtingen mogelijk te maken.
Burgemeester en wethouders hebben wel is waar inlichtingen
gevraagd van de onderscheidene armbesturen maar bij het
doorlezen dier stukken heeft spr. geen voldoend antwoord ge
vonden op de vraaghoe staat het met de werkeloosheid
De heer Menalda heeft het woord gevraagd om hulde te
brengen aan burgemeester en wethouders voor de flinke en
ernstige wijze waarop zij de zaak hier aan de orde gesteld
hebben behandeld en hierover ook kortelijk zijne meening te
zeggen. De zaak is zeker niet nieuw. De kwestie der werk
verschaffing heeft reeds lang vele hoofden en hij durft zeggen
ook vele harten bezig gehouden omdat zeker niemand onge
voelig kan blijven voor de nooden welke vooral in het tegen
woordig seizoen te voorschijn worden geroepen. De behoeften
meerde verdiensten minder dan in de mildere seizoenen.
Niet te verwonderen is het dan ook dat de daaruit onstane
ellende zich uitspreekt in klachten allerwege en dat door den
invloed van wreede toestanden en door de opruiing van ijverige
volksmennerszij ontaarden in bedreigingen en rustverstorende
handelingen. Daardoor hebben eenige mannen van goeden
wille zich gedrongen gevoeld om zich tot den raad te wenden
met verzoek, om door algemeene gemeentelijke werkverschaffing
in den bestaanden nood te voorzien. Jammererg jammerf
dat dergelijke maatregel meer bezwaren oplevert dan adressan
ten schijnen te denken. Immersop het den 24 December
ontvangen adres (de heer van Sloterdijck heeft er reeds op ge
wezen) wordt reeds den 27en daaraanvolgende antwoord ver.
langd alsof het hier eene doodgemakkelijk te regelen aangele
genheid betrof. Burgemeester en wethouders hebben dat anders}
en spr. meent, beter begrepen. Zij hebben adressanten uitgenoo
digd om met hen te confereeren en in overleg te treden vrij
zeker ook in de verwachting dat zij van hen eenige aanwijzing
zouden erlangen van de middelen die tot voldoening aan hun
verzoek konden worden aangewend en van de werkzaamheden,
die konden worden verricht. En welke werkzaamheden worden
nu voorgesteld De heer van Sloterdijck heeft ze reeds ge
noemd verlaging der bermen langs de gemeentewegenaan
breng van spijlen in het hek bij de veemarkt tegen het door
kruipen der jongens vernieuwing en herstelling der dakgoten
om het Stadshuis demping van slooten met rioleering en stra-
tenverbetering.
Spr. vraagt, of dat vooral in dezen tijd een werkplan kan
heeten van mannendie met zoo'n ernstig voorstel voor den
dag komen Hij weet wel, dat een der adressanten nog nader
zijne denkbeelden over die algemeen gemeentelijke werkver
schaffing heeft uiteengezetmaar als men niet is idealist of
niet staat op den bodem van den sociaal-democratischen staat,
zal men daarin moeilijk stol vinden om tot het gewenschte
doel te komen. Erkend wordtdat de gemeente zoo maar niet
voetstoots productieven arbeid kan vinden om tot het gewenschte
doel te komen. Maar men verbeelde zich dan die verdeeling
der werkeloozen onder de nijvere particulieren met eene toe
lage door de gemeente aan elk hunner voor minder goed werk,
althans in den beginne verbeelde zich bovenal het optimisme
van dien adressant, als hij veronderstelt, dat de burgerij, die
de gemeente zal steunen bij de uitvoering van het beoogde
plan der werkverschaffingdenkelijk vindingrijker zal zijn in
liet uitdenken van nieuwe inaustriën en bestaansmiddelen dan
men gelooft. Spr. zou denkendat die al lang uitgevonden
zouden zijn als zij er waren. Adressanten schynen te meenen,
dat autoriteiten en ourgerrj daarover nog nooit hebben nage
dacht.
Adressanten hebben gemeend, aan burgemeester en wethou
ders de overlegging eener naamlijst der werkeloozen te moeten
weigeren omdat zij door beloften aan medehelpers en werke
loozen gebonden zijn om die namen niet openbaar te maken
dewijl men vreesde dat de bekendheid schadelijke gevolgen
voor die werkeloozen zouden hebben. Dat wekt juist geen
vertrouwen en misschien ligt hierin de reden van den raad, aan
adressanten door burgemeester en wethouders gegeven dat zij
een onpartijdig onderzoek zouden instellen naar de omstandig
heden der personenwier lot zij zich aantrekken en opsporen
de aanleiding tot hunne werkeloosheid maar vooal tot hunne
armoede. Misschien beweren zij zal bij een nauwkeurig
i onderzoek blijkendat vele zoogenaamde werkeloozen nog wel
zóóveel verdienen dat in hunne gezinnen geene armoede be
hoeft te bestaan. Op eene lijsthet getal werkeloozen en hun
ambachtberoep en werkzaamheid vermeldendevinden wij
als spr. zich niet vergist, 45 weduwen, 149 schippers, 408 losse
werklieden op een totaal cijfer van 852. Deze zullen toch
wel niet al te best geschikt of gewillig bevonden worden tot
plaatsing bij nijvere particulieren. De overigen zijn ambachts
lieden van allerlei soort250 in getaleen cijfer zeker groot
genoeg om veel ellende te verklaren, maar toch misschien min
der groot dan velen denken en wellicht valt er in verband
met hier en elders opgedane ondervinding nog wel wat op af
te dingen. Om evenwel van gemeentewege op voorgedragen
wijze aan deze allen werk te verschaffenzou om verschillende
redenenwaarvan enkele reeds door den heer van Sloterdijck
werden genoemd, den ondergang der gemeente kunnen zijn en
daarop schijnen nog de woorden toepasselijkdie spr. las in
het laatste Sociaal Weekblad dat toch niemand zal verdenken
geen oog voor de volksnooden te hebben: „Elke arbeid, die
men laat verrichten om arbeid te laten verrichten en niet met
het oog op de nuttigheid van het product, is op den duur uit
den booze. Kunstmatige werkverschaffing is op zijn best te
verdedigen als een vorm van armverzorging." Die kunstmatige
werkverschaffinggesteund door de gemeente en vele ingeze
tenen hebben we als noodzakelijk kwaad in ons midden. Zij
voorziet in de allereerste behoeften en verder mag niet gegaan
worden. Burgemeester en wethouders stellen dan ook voor
het verzoek der heeren Bolman c. s. niet aan te nemen. De
daarvoor aangevoerde motieven komen spr. zoo klemmend en
afdoende voordat hij aan de aanneming van dat voorstel niet
durft twijfelen maar het bovendien wenschelijk zou achten
dat zij ook in ruimen kring bekend worden. Hij geeft daarom
in overweging het voorstel van burgemeester en wethouders te
doen drukken.
De heer Troelstra wenscht naar aanleiding van het door
den lieer Konter gesprokene enkele opmerkingen te maken.