Vergadering van Dinsdag 28 Februari 1893.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
Tegenwoordig 19 leden.
Afwezig de heeren J. v. d. Scheer, Mr. J. Minnema Buma,
G. Menalda en Dr. J. Baart de la Faille.
Voorzitter de heer Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Slooten,
burgemeester.
Aan de orde wordt gesteld de beeëdiging van het nieuw ge
kozen lid, den heer Mr. J. Wolff.
Nadat deze door den Secretaris was binnengeleid, deelt de
Voorzitter hem mede, dat tegen zijne toelating als raadslid bij
Ged. Staten, blijkens hunne resolutie van den 23 Februari jl.
No. 24, 2e afdeeling, geene bezwaren beslaan en noodigt hem
uit, afteleggen de eeden bedoeld bij art. 87 der Grondwet en
art. 39 der Gemeentewet.
Hieraan wordt door hem voldaan.
De voorzitter spreekt hierop den heer Wolff een woord van
welkom toe, nu hij een plaats komt innemen, die sinds eenige
maanden na den dood van den heer Mr. J. Dirks is open
geweest. Het langdurig verblijf van den heer Wolff in de gemeente
moge een waarborg zijn, dat hij volkomen bekend is met de
behoeften en nooden der gemeente. In zijn erkende kunde en
bekwaamheid zij een gelijke waarborg gelegen voor de wijze
waarop hij, naar verwacht mag worden, deze betrekking zal
waarnemen.
Aan spr. rest nu nog, den wensch uit te spreken, dat het nieuwe
raadslid in ruime mate met zelfvoldoening zal werkzaam zijn,
de eenige belooning die hij voor het vervullen dezer betrekking
zal genieten.
Hij noodigt hem uit, zijne plaats in te nemen.
I De notulen van de vorige op Dinsdag den 14 Februari jl.
gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II Wordt medegedeeld
1. Dat door Ged. Staten is goedgekeurd het raadsbesluit tot
aankoop van vastigheden voor het graven van het kanaal Leeu
warden— Tijnje.
2. Dat door burg. en weth. is ingetrokken hun voorstel tot
afstand van eene strook grond aan den Stationsweg aan de
Gebr. Fonk.
3. Dat door den burgemeester tot inspecteur-titulair bij de
politie is benoemd de heer A. J. Marcusse, inspecteur van politie
te Katwijk aan Zee.
4. Dat is ingekomen het verslag van den toestand van het
lager onderwijs over 1892.
Zal worden gedrukt als bijlage tot het gemeenteverslag van
dat jaar.
5. Dat het sectie-onderzoek omtrent het voorstel van burg.
weth. tot vaststelling van eene verordening omtrent het verleenen
van pensioenen aan ambtenaren, bedienden enz. van de gemeente
is afgeloopen, en dat tot rapporteurs zijn benoemd uit de le
sectie de beer F. Plantenga, uit de 2e sectie de heer J. Theunisse
en uit de 3e sectie de heer Mr. J. L. van Sloterdijck, tevens
algemeen rapporteur.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. De rekening en verantwoording der exploitatie van den
Prinsentuin over 1892.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen
van de heeren Plantenga, Fabry de Jonge en Dijkstra.
2. Een verzoek tot wijziging van de begrooting van het nieuwe
Stadsweeshuis voor 1892.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen
van de heeren Oosterhoff, Buma en Wijbrandi.
3. De rekening en verantwoording van de Stadsbank van
leening over 1892.
Wordt om onderzoek en rapport gesteld in handen van de
heeren BekhuisKonter en Theunisse.
te Leeuwarden van Dinsdag 28 Februari 1893. 15
4. Een voorstel van burg. en weth. tot het doen van af- en
overschrijvingen op de gemeente-begrooting, dienst 1892.
Wordt besloten, dit voorstel, dat voor de leden ter visie heeft
gelegen, heden te behandelen.
5. Eene voordracht van burg. en weth. tot benoeming van
een marktmeester van de veemarkt.
6. Een voorstel van burg. en weth. tol vaststelling van een
plan van verbreeding van het vaarwater langs de Tuinen en
bijbehoorende werken en van een plan van demping van de
gracht van de Tuinen tot de Waeze.
7. Het rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek
van een verzoek om machtiging tot het doen van af- en over
schrijvingen op de begrooting van de dienstdoende schutterij
dienst 1892.
8. Het rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek
van eene suppletoire begrooting voor de Stads-armenkamer
dienst 1892.
9. Het rapport omtrent het onderzoek in de sectien van het
kohier der directe belasting op het inkomen dienstjaar 1893.
Tot rapporteurs zijn benoemd uit de eerste sectie de heer
R. H. Dijkstra, uit de 2e sectie de heer S. H. Hijlkema, tevens
algemeen rapporteur en uit de 3e sectie de heer W. J. Oosterhoff.
De stukken sub 5 tot en met 9 worden voor de leden ter
visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden
behandeld.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe
pingsbrief vermelde punten.
1Voorstel van burg. en weth. tot het doen van af- en over
schrijvingen op de gemeentebegrooting dienst 1892.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten, vast te stellen de overge
legde ontwerp-besluiten betreffende af- en overschrijving op
artikelen der gemeente-begrooting dienst 1892, strekkende
a. tot af- en overschrijving op het fonds voor onvoorziene
uitgaven van verschillende artikelen, waarop beschikbaar blijft
b. tot het verleenen van toestemming tot versterking van de
daarbij omschreven artikelen, krachtens daartoe bij de begrooting
verleende machtiging
c. tot af- en overschrijving uit het fonds voor onvoorziene
uitgaven op artikelen der begrooting waarvoor bij de begrooting
geene machtiging is verleend
d. tot afschrijving van het fonds voor onvoorziene uitgaven
wegens posten van uitgaaf, die niet op de begrooting z;jn om
schreven en waarvan het bedrag mitsdien als buitengewone
uitgaaf in de gemeente-rekening zal worden verantwoord.
2. Voorstel van burg. en wethtot vaststelling van een plan
van geldleening
(Zie bijlage No. 6 tot het verslag van 's Raads handelingen.)
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Plantenga zal zich niet in het minst tegen het
aangaan van de voorgestelde geldleening verklaren. De leening
toch is noodig hoofdzakelijk voor werken, waartoe reeds besloten
is en waarvan de kosten natuurlijk niet anders dan door
leeningen gedekt kunnen worden.
Tot zijn leedwezen echter heeft hij in het ontwerp-leenings-
plan gelezen, dat de aflossingen over zóó vele jaren zullen
loopen. In 1905 begint de eerste aflossing en dan wel van zeer
geringe beteekenis welke over de eerste 6 jaren f 4000 jaar
lijks zal bedragendus nog geen $°f0 van het geheele bedrag
der leening; dan gedurende 6 jaren f 8000 per jaar, en dan
eerst over 12 jaren na den aanvang, in 1917, dus pl. m. 23
jaar na het aangaan der leening, een wat hooger bedrag, nl.
f 15000. Hierdoor wordt een te groote last gelegd op het
nageslachtdat waarschijnlijk in geheel andere omstandigheden
en geheel andere behoeften zal leven, die wij niet kennen, maar
in allen gevalle toch ook wel zijn eigen lasten zal hebben,
't Is waardat vele werken als het nieuwe kanaalten bate