I
I
Vergadering van Dinsdag den 13 Juni 1893.
L'
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 13 Juni 1893.
63
Tegenwoordig 22 leden.
Afwezig de heer H. Kuipers.
Voorzitter de heer J. Troelstrawethouder.
I. De notulen van de vorige op 6 Juni j. 1. gehouden ver
gadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. dat door burgemeester en wethouders op den 18 Juli
e. k. is bepaald de verkiezing van een lid van den gemeente
raad ter vervanging van den heer Mr. J. Minnema Bumadie
ontslag heeft genomen
2. eene missive van den heer H. Kuipers waarbij hij om
gezondheidsredenen ontslag neemt als lid van den gemeenteraad.
Deze mededeelingen worden voor kennisgeving aangenomen.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. een adres van T. S. Feringa om niet art. 180 der ge-
raeentwet toe te passen ten aanzien van de door hem gestichte
woningen terzijde van den weg Achter de Hoven.
De Voorzitter stelt voor, dit adres om bericht en raad in han
den te stellen in handen van burgemeester en wethouders. De
heer Duparc heeft hiertegen wel geen bezwaar, doch zou het
rationeeler vinden indien besloten werd het adres ter be
schikking te renvoieeren aan burgemeester en wethouders of
zich onbevoegd te verklaren tot het nemen van eene beslissing.
Art. 180 der gemeentewet laat deze zaak geheel aan het oor
deel van burgemeester en wethouders over, zoodat de raad door
een besluit hierin te nemen zoude ingrijpen in de bevoegdheid
van burgemeester en wethouders.
Nadat de heer Meijer heeft te kennen gegeven dat de heer
Duparc in den grond van de zaak wel gelijk heeft, doch dat er geen
bezwaar tegen is dat de raadnu het adres toch eenmaal aan
hem is gericht, de zaak overwege en nadat de Voorzitter) er op
heeft gewezendat het hier wel een eenigszins bijzonder geval
geldtwordt overeenkomstig diens voorstel beslotenhet adres
te stellen in handen van burgemeester en wethouders om prae-
advies.
2. een adres van het bestuur der afdeeling Leeuwarden van
het Nederlandsch Werklieden-Verbond Patrimonium", tot het
nemen van maatregelen voor het verschaffen van werk aan
werkloozen.
Wordt om bericht en raad gesteld,in handen van burgemeester
en wethouders.
3. een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijzi
ging der gemeentebegrooting dienst 1893.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van
de heeren Bekhuis, Wijbrandi en Fabry de Jonge.
4. een voorstel van burgemeester en wethouders tot vast
stelling van een besluit op de heffing en van eene verordening
op de invordering van een recht onder den naam van havengeld.
5. een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een adres van J. de Jong tot afkoop van eene grond
rente, waarmede zijn perceel Zaailand no. 80 is bezwaard.
6. rapport der reclame-commissie omtrent bezwaarschriften
tegen aanslagen in de directe belasting op het inkomen.
Wordt besloten de stukken sub 4 tot en met 6 voor de leden
ter visie te leggen om in eene volgende vergadering te worden
behandeld terwijl dat sub 4 zal worden gedrukt in de bijlagen
tot 's raads verslag.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op-
roepinsbrief vermelde punten.
1. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
rekening en verantwoording Har stadsarmenkamer dienst 1892.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
1. de rekening en verantwoording over 1892 betreffende het
beheer der stadsarmenkamer goed te keuren en vast te stellen
als volgt
in ontvangst een bedrag van 42,016.90}
in uitgaaf 40,248.83
Saldo 1,768.07}
en dit overschot te brengen op de inkomsten van de bijzondere
fondsen waaraan eene bijzondere bestemming is verbonden
vermeld onder hoofdstuk 11 afdeeling III dienst 1893, overeen
komstig de specificatie aan het slot der rekening voorkomende.
2. aan heeren voogden der stadsarmenkamer 's raads dank
te betuigen voor hun nauwkeurig beheer.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorder-
b aar verklaring van posten wegens belasting op het inkomen
dienst 1892.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Konter heeft op de overgelegde staten onder
volgnommer 30 een oninbaren post gevonden ten name van een
persoon die naar Groningen is vertrokken en volgens eene aan-
teekening op den staat aldaar onbekend zou zijn. Dit komt
spr. niet waarschijnlijk voor. Hij meent zeker te wetendat
deze persoon wel degelijk in Groningen woont en het komt
spr. voordatals hij kennis er van krijgtdat hij hier aan
de gemeente nog een klein bedrag van 2.21 schuldig is, hij
zeker genegen zal worden bevonden die som te betalen. Spr.
stelt daarom voorde invordering van dat bedrag alsnog te
beproeven en alzoo het oninbaar te verklaren bedrag van 287,79
met/"2.21 te verminderen.
De heer Oost0rhoff vindt op de staten onder no. 3 ver
meld G. van der Goot, wiens aanslag ad ƒ3.051 ook als on
inbaar moet worden beschouwd. Hieruit moet men opmaken
dat hij ten onrechte op liet kohier is geplaatst. Zijn vader,
in wiens zaak hij werkzaam isschijnt hem niet te salarieeren
en vindt hierin eene besparing van eene uitgaaf voor een be
diende. Spr. heeft geen bezwaar tegen de oninvorderbaarver-
klaring van den aanslag van genoemden persoon maar vindt
in de zoo evengenoemde omstandigheid aanleiding, om voor het
volgend dienstjaar den vader hooger aan te slaan.
Hierop wordt conform het voorstel van burgemeester en wet
houders met inachtneming van de wijzigingdoor den heer
Kon ter voorgesteld besloten
den gemeente-ontvanger te machtigen, in zijne rekening over
1892 als oninvorderbaar aan te brengen een bedrag van ƒ285.58,
gespecificeerd op de overgelegde statenwegens onbetaald ge
bleven belasting op het inkomen over het dienstjaar 1891 en
hem op te dragen de invordering van het onder volgno. 30
genoemde bedrag ad ƒ2.21 alsnog te beproeven.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorder
baar verklaring van posten wegens belasting op het inkomen
over 1892.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
den gemeente-ontvanger te machtigen in zijne rekening over
1892 als oninvorderbaar aan te brengen liet bedrag van de
posten wegens onbetaalde belasting op het inkomen over 1892,
gespecificeerd op den overgelegden staatmet uitzon
dering van het daarop onder volgno. 48 genoemde bedrag ad
45, alzoo ter somma van 548.12J.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorder
baar verklaring van posten wegens schoolgelden over 1892,